Hoorcollege week 1
Waarom onderzoek?
Kennisprobleem oplossen
- Beschrijvingsvraag: stand van zaken (cross-sectioneel), ontwikkeling (longitudinaal),
vergelijking (comparatief)
- Verklaringsvraag: oorzaken opsporen of op hun werking onderzoeken
- Toetsingsvraag: is het waar dat …?
Praktijkproblemen
- Ontwerpvraag: Wat is de beste aanpak?
- Evaluatievraag: Wat is het effect van een bepaalde maatregel?
In deze cursus vooral gericht op fundamenteel onderzoek.
Theorie: centraal in de empirische cyclus.
Functie:
- Beginpunt onderzoek bij deductieve benadering
- Eindpunt onderzoek bij inductieve benadering
Conceptueel model is grafische weergave van de theorie:
- Variabelen
- Relaties tussen variabelen (= je hypothesen)
Typen verbanden:
- Direct effect: X Y
- Indirect effect (mediatie) (te herkennen aan het woord: omdat). Ook wel
‘verklaring’ genoemd.
T
X Y
- Interactie (moderatie)
T
X Y
- Schijnverband
T
X Y
Beoordelingscriteria:
- Betrouwbaarheid: Is de uitspraak geen toevalstreffer?
- Geldigheid (validiteit): Dekt de uitspraak de werkelijkheid?
- Bruikbaarheid
o Wetenschappelijke relevantie
o Maatschappelijke relevantie
Meten van variabelen: betrouwbaarheid
, - Test-hertest betrouwbaarheid: zelfde test tweemaal afnemen, vergelijk de
scores
- Test-paralleltest betrouwbaarheid: vergelijk testscores met scores op andere
tests die zelfde beoogt te meten
- Split half betrouwbaarheid: test in tweeën, vergelijk scores op beide helften
- Interne consistentie: vergelijk scores op items die hetzelfde meten. Cronbachs
Apha (tussen 0 en 1),
- Interbeoordelaars- of intercodeursbetrouwbaarheid: vergelijk beoordelingen
meerdere beoordelaars.
Meten van variabelen: validiteit
- Inhoudsvaliditeit: wordt begrip goed ‘afgedekt’ door meetinstrument?
- Soortgenotenvaliditeit: vergelijken testscores met scores op soortgelijke tests
- Convergente validiteit: vergelijken testscores met scores op andere typen test
die hetzelfde beogen te meten
- Construct- of begripsvaliditeit: hangen testscores samen met andere scores of
voorspelling vanuit de theorie?
- Predictieve validiteit: ‘Voorspellende kracht’
Hoorcollege week 2: survey (weblecture)
Kenmerken survey:
Eenmalige meting
Grootschalig (veelheid van objecten). Hoe groter je steekproef, hoe nauwkeuriger de
schattingen zijn die je maakt op basis van je steekproef.
Cross-sectie dwarsdoorsnede
Gestandaardiseerde waarnemingsmethode
Statistisch generaliseren naar grotere populatie
Vraagstellingen:
Methodologisch:
- Beschrijving maatschappelijke verschijnselen
- Verklaren van maatschappelijke verschijnselen of van relaties tussen maatschappelijke
verschijnselen
- Toetsing van theorieën
Cultivatietheorie: relatie tussen blootstelling tv en attituden t.a.v. etnische dreiging en
criminaliteit (voorbeeldonderzoek).
Kenmerken:
- Attituden, houdingen, motieven en gevoelens, kennis
- Gedrag dat niet observeerbaar is (stemgedrag, seksualiteit)
- Gedrag dat wel observeerbaar is (goedkoper!)
- Gedrag uit het verleden of toekomst
Eigenlijk kan alles met surveyonderzoek, behalve longitudinaal onderzoek.
, Waarnemingsmethoden (wijze waarop de waarnemingsmethoden worden verricht)
Waarnemingsinstrument
- Gestructureerde vragenlijst
- Voornamelijk gesloten vragen
- Afnameprocedure identiek (training interviewers) betrouwbaarheid
Ondervraging
- Persoonlijk
- Telefonisch
- Schriftelijk
- Via internet
Keuze o.b.v. organisatie veldwerk, complexiteit en inhoud vragenlijst en kwaliteit
gegevens
Non-respons heeft negatieve invloed op betrouwbaarheid en populatievaliditeit.
Betrouwbaarheid van de operationalisering heeft niets te maken met non-respons. Het gaat
hier om de betrouwbaarheid van de steekproef (nauwkeurigheid en externe validiteit zijn
hierbij belangrijk).
Populatievaliditeit hoeft niet beïnvloedt te worden door non-respons. Hangt af van de
representativiteit van je steekproef. Selectieve non-respons, dan heeft de populatievaliditeit
wel negatieve invloed.
Interne validiteit heeft te maken met de tijdsvolgorde en storende variabelen (ingrijpen).
Belangrijke aandachtspunten bij een survey:
Survey = eenmalige, grootschalige gestandaardiseerde ondervraging met het oog op
generalisatie.
Gestandaardiseerde afname meetinstrument vereist een goede operationalisering:
- Uitgewerkt theoretisch kader
- Onderzoek kwaliteit meetinstrument (validiteit, betrouwbaarheid)