Gewrichten:
Indeling:
Hoe kunnen we de gewrichten indelen?
Bouw
o Vezelige verbindingen of junctura fibrosa
o Kraakbeen verbindingen of junctura cartilaginea
o Synoviale gewrichten of junctura synovialis
Functie
o Synartrosen = onbeweeglijk botten dicht tegen elkaar (in elkaar)
Vezelig
Sutura schedel
Spijkergewricht
Gomphosis (tand)
Kraakbenig synchondrose
Verbinding 1ste paar ribben - sternum
Epifyse kraakbeen tussen diafyse-epifyse in groeiend
bot
o Amfiartrosen = beperkt beweeglijk botten verder uit elkaar dan synartosen
Vezelig syndesmose (door band verbonden)
Fibula – tibia distaal
Kraakbenig symfyse (door brede schijf/kussen van vezelig
kraakbeen gescheiden)
Tussenwervelschijven
Voorste verbinding van ossa pubis (schaambeen)
o Diartrosen = vrij bewegen synoviale gewrichten (uiteinde lang bot)
Synoviaal complexe gewrichten
Omgeven door gewrichtskapsel met vloeistof in.
Extra vulling tussen oppervlakten (bv: meniscus knie)
Vetkussentjes
Ligamenten (gewrichtsbanden) verbinden botten met
elkaar
Bursae (slijmbeurzen) kleine pakketjes bindweefsel
met synoviale vloeistof
Ontstaan op plaatsen van wrijving ligament/pees
met andere weefsel
Verminderen wrijving
Schokdempers
Pees verbinding tussen spier en bot
Ligament verbinding tussen bot en bot
1
,Type bewegingen van synoviale gewrichten:
Glijbewegingen
= 2 tegenover elkaar gelegen oppervlaken glijden in 1 vlak langs elkaar
o Geringe beweging maar vrijwel in elke richting (boven/onder, links/rechts)
o GEEN rotatie of hoekbeweging door gewrichtskapsel of ligamenten
Bv
Tussen oppervlakken van verbonden carpale/tarsale
beenderen (hand- of voetwortelbeentjes)
Tussen clavicula en sternum
Hoekbewegingen
o Flexie / extensie / hyperextensie
Flexie = buigen
= beweging in sagittale vlak waardoor hoek tussen de
verbonden elementen kleiner gemaakt wordt
Extensie = strekken
= beweging in sagittale vlak waardoor hoek tussen de
verbonden elementen groter wordt gemaakt.
Hyperextensie = overstrekken
= extensie voorbij de anatomische positie
o Adductie / abductie
Adductie = naar elkaar toe
= beweging naar de mediaanlijn van lichaam toe in frontale
vlak
Abductie = van elkaar weg
= beweging van de mediaanlijn van lichaam weg in frontale
vlak
ALTIJD betrekken op beweging van ledematen!
o Circumductie
Circum = rond
= beweging in rond- of lusbeweging
Bv: beweging arm/been in een lus
Rotaties
= draaien rond de lengte as van het lichaam of van een arm of been
o Links/rechts = rotatie van het hoofd
o Exorotatie = naar buiten draaien
o Endorotatie = naar binnen draaien
o Pronatie = beweging waarbij de handpalm naar achteren wordt gedraaid
o Subinatie = beweging waarbij handpalm naar voren wordt gedraaid
(= anatomische houding)
2
, Speciale bewegingen
o Inversie/eversie
Inversie
= draaiende beweging van voet waarbij voetzool naar binnen
wordt gedraaid
Eversie
= draaiende beweging van voet waarbij voetzool naar buiten
wordt gedraaid
o Dorsiflexie/plantaire flexie
Dorsieflexie (= flexie/buigen enkel)
= buigen van enkelgewricht en beweging omhoog van de voet
zoals wanneer iemand zijn hakken in zand zet
Plantaire flexie (= extensie/strekken enkel)
= strekken van enkelgewricht en beweging van de hiel omhoog
zoals tippen lopen
o Oppositie/repositie
Oppositie
= beweging van duim in de richting van handpalm en
vingertoppen
oppakken en vasthouden voorwerpen
Repositie
= beweging die duim vanuit de oppositie stand weer
terugbrengt
o Protractie/retractie
Protractie
= deel van lichaam in horizontale vlak naar voor bewegen
bv: kin naar voren
schouders naar voor
Retractie
= deel van lichaam in horizontale vlak naar achter bewegen
bv: schouders naar achter
o Elevatie/depressie
Elevatie
= omhoog bewegen bv mond toe, schouders omhoog
Depressie
= omlaag bewegen bv mond open, schouders omlaag
o Lateroflexie
Lateroflexie
= naar opzij buigen van de wervelkolom
Bv: stretchen nek/hoofd
3
Indeling:
Hoe kunnen we de gewrichten indelen?
Bouw
o Vezelige verbindingen of junctura fibrosa
o Kraakbeen verbindingen of junctura cartilaginea
o Synoviale gewrichten of junctura synovialis
Functie
o Synartrosen = onbeweeglijk botten dicht tegen elkaar (in elkaar)
Vezelig
Sutura schedel
Spijkergewricht
Gomphosis (tand)
Kraakbenig synchondrose
Verbinding 1ste paar ribben - sternum
Epifyse kraakbeen tussen diafyse-epifyse in groeiend
bot
o Amfiartrosen = beperkt beweeglijk botten verder uit elkaar dan synartosen
Vezelig syndesmose (door band verbonden)
Fibula – tibia distaal
Kraakbenig symfyse (door brede schijf/kussen van vezelig
kraakbeen gescheiden)
Tussenwervelschijven
Voorste verbinding van ossa pubis (schaambeen)
o Diartrosen = vrij bewegen synoviale gewrichten (uiteinde lang bot)
Synoviaal complexe gewrichten
Omgeven door gewrichtskapsel met vloeistof in.
Extra vulling tussen oppervlakten (bv: meniscus knie)
Vetkussentjes
Ligamenten (gewrichtsbanden) verbinden botten met
elkaar
Bursae (slijmbeurzen) kleine pakketjes bindweefsel
met synoviale vloeistof
Ontstaan op plaatsen van wrijving ligament/pees
met andere weefsel
Verminderen wrijving
Schokdempers
Pees verbinding tussen spier en bot
Ligament verbinding tussen bot en bot
1
,Type bewegingen van synoviale gewrichten:
Glijbewegingen
= 2 tegenover elkaar gelegen oppervlaken glijden in 1 vlak langs elkaar
o Geringe beweging maar vrijwel in elke richting (boven/onder, links/rechts)
o GEEN rotatie of hoekbeweging door gewrichtskapsel of ligamenten
Bv
Tussen oppervlakken van verbonden carpale/tarsale
beenderen (hand- of voetwortelbeentjes)
Tussen clavicula en sternum
Hoekbewegingen
o Flexie / extensie / hyperextensie
Flexie = buigen
= beweging in sagittale vlak waardoor hoek tussen de
verbonden elementen kleiner gemaakt wordt
Extensie = strekken
= beweging in sagittale vlak waardoor hoek tussen de
verbonden elementen groter wordt gemaakt.
Hyperextensie = overstrekken
= extensie voorbij de anatomische positie
o Adductie / abductie
Adductie = naar elkaar toe
= beweging naar de mediaanlijn van lichaam toe in frontale
vlak
Abductie = van elkaar weg
= beweging van de mediaanlijn van lichaam weg in frontale
vlak
ALTIJD betrekken op beweging van ledematen!
o Circumductie
Circum = rond
= beweging in rond- of lusbeweging
Bv: beweging arm/been in een lus
Rotaties
= draaien rond de lengte as van het lichaam of van een arm of been
o Links/rechts = rotatie van het hoofd
o Exorotatie = naar buiten draaien
o Endorotatie = naar binnen draaien
o Pronatie = beweging waarbij de handpalm naar achteren wordt gedraaid
o Subinatie = beweging waarbij handpalm naar voren wordt gedraaid
(= anatomische houding)
2
, Speciale bewegingen
o Inversie/eversie
Inversie
= draaiende beweging van voet waarbij voetzool naar binnen
wordt gedraaid
Eversie
= draaiende beweging van voet waarbij voetzool naar buiten
wordt gedraaid
o Dorsiflexie/plantaire flexie
Dorsieflexie (= flexie/buigen enkel)
= buigen van enkelgewricht en beweging omhoog van de voet
zoals wanneer iemand zijn hakken in zand zet
Plantaire flexie (= extensie/strekken enkel)
= strekken van enkelgewricht en beweging van de hiel omhoog
zoals tippen lopen
o Oppositie/repositie
Oppositie
= beweging van duim in de richting van handpalm en
vingertoppen
oppakken en vasthouden voorwerpen
Repositie
= beweging die duim vanuit de oppositie stand weer
terugbrengt
o Protractie/retractie
Protractie
= deel van lichaam in horizontale vlak naar voor bewegen
bv: kin naar voren
schouders naar voor
Retractie
= deel van lichaam in horizontale vlak naar achter bewegen
bv: schouders naar achter
o Elevatie/depressie
Elevatie
= omhoog bewegen bv mond toe, schouders omhoog
Depressie
= omlaag bewegen bv mond open, schouders omlaag
o Lateroflexie
Lateroflexie
= naar opzij buigen van de wervelkolom
Bv: stretchen nek/hoofd
3