Fysiologie hoorcollege 3: Motorische systeem
In water opgelost -> chemosensoren op reageren.
Motorisch systeem heeft alles te maken met het hele bewegingsstelsel. Het motorisch systeem waar
wij op inzoomen zijn met name de skeletspieren, dat zijn de botten waar de spieren ‘aanhangen’.
Ook gaan we kijken naar dwarsgestreept spierweefsel -> willekeurig animale zenuwstelsel.
Motorisch systeem bestaat uit:
• Botten;
• Gewrichten;
• Skeletspieren.
Reageren op de buitenwereld door het maken van bewegingen -> daadwerkelijk een actie uitvoeren.
De output is de reactie op de buitenwereld. We gaan nu kijken naar bewegingen die bewust gemaakt
worden -> animale motoriek.
Het motorische zenuwstelsel wordt aangestuurd door ZST
• Lange uitlopers (axonen vanuit ruggenmerg helemaal naar je teen -> wel tot 1m lang).
Motorische banen -> efferente (afdalend) informatie -> die info was vanuit een sensor richting
hersenen (sensorische en motorische schors -> in de gyros precentralis -> hommunculus -> signalen
gegeven overal naar het lichaam om bepaalde bewegingen uit te voeren). In de hersenen heb je
verschillende gebieden die die bewegingen gaan aansturen. Naast de motorische schors heb je nog
een premotorische schors -> daar wordt het echt geïnitieerd, de motorische schors die zegt dan hoe
we het gaan uitvoeren en via de kleine hersenen is dan weer de coördinatie tussen die twee
bewegingen.
Het skelet:
Hier zitten alle spieren aan.
• Raamwerk;
• Baby -> +/- 300;
De botten groeien aan elkaar. De bovenarm van een baby bestaat uit 3 losse botstukken,
deze zitten nog aan elkaar vast d.m.v. kraakbeen. Gedurende de ontwikkeling wordt dat
kraakbeen, bot. En dan heb je niet meer 3 losse stukken.
• Volwassen -> 206;
• Meerdere functies skelet.
, Beweging -> van A naar B kunt komen.
Bescherming -> hart, schedel en longen.
Steun -> recht op staat, steun aan de hersenen, steun aan inwendige organen.
Vorming bloedcellen (rode en witte) -> rode beenmerg zit in botten, deze rijpen op
verschillende plekken.
Opslagplaats -> van het calcium (spieraansturing).
Bescherming:
De bescherming is met name door het axiaal skelet (bestaat uit schedel en ruggenwervels en
ribben) -> alles in het blauw. Dit beschermt dus de hersenen, hart en longen.
• Schedel;
• Borstkast;
• Wervelkolom.
Bij de buik zit geen bot meer voor en wel veel organen.
Steun:
Stevige matrix -> heel sterk materiaal -> niet zomaar kan indeuken of meegeeft. Maar een bot kan
wel een beetje meegeven -> heel hard op de grond springt -> klein beetje vering je botten breken
niet direct.
• Veel kalkzouten;
• Collagene vezels.
Spieren “hangen aan je botten”.
Vorming bloedcellen:
• Rode beenmerg.
Rode bloedcellen uit het beenmerg.
Witte bloedcellen -> T cellen richting thymus en B cellen vanuit beenmerg.
B cellen die te maken hebben met de afweer komen ook uit het rode beenmerg.
Alleen in de holle botten worden bloedcellen aangemaakt, dus bijvoorbeeld in de schedel niet want
dat zijn platte botten. Wel in je armbotten en in je benen -> verder eigenlijk niet.
Opslagplaats mineralen:
• Met name calciumopslag in de botten.
Belangrijke eigenschappen calcium:
• Bloedstolling;
• Hormoonsecretie;
• Hartslag (prikkels geleiden);
• Spiercontractie.
In water opgelost -> chemosensoren op reageren.
Motorisch systeem heeft alles te maken met het hele bewegingsstelsel. Het motorisch systeem waar
wij op inzoomen zijn met name de skeletspieren, dat zijn de botten waar de spieren ‘aanhangen’.
Ook gaan we kijken naar dwarsgestreept spierweefsel -> willekeurig animale zenuwstelsel.
Motorisch systeem bestaat uit:
• Botten;
• Gewrichten;
• Skeletspieren.
Reageren op de buitenwereld door het maken van bewegingen -> daadwerkelijk een actie uitvoeren.
De output is de reactie op de buitenwereld. We gaan nu kijken naar bewegingen die bewust gemaakt
worden -> animale motoriek.
Het motorische zenuwstelsel wordt aangestuurd door ZST
• Lange uitlopers (axonen vanuit ruggenmerg helemaal naar je teen -> wel tot 1m lang).
Motorische banen -> efferente (afdalend) informatie -> die info was vanuit een sensor richting
hersenen (sensorische en motorische schors -> in de gyros precentralis -> hommunculus -> signalen
gegeven overal naar het lichaam om bepaalde bewegingen uit te voeren). In de hersenen heb je
verschillende gebieden die die bewegingen gaan aansturen. Naast de motorische schors heb je nog
een premotorische schors -> daar wordt het echt geïnitieerd, de motorische schors die zegt dan hoe
we het gaan uitvoeren en via de kleine hersenen is dan weer de coördinatie tussen die twee
bewegingen.
Het skelet:
Hier zitten alle spieren aan.
• Raamwerk;
• Baby -> +/- 300;
De botten groeien aan elkaar. De bovenarm van een baby bestaat uit 3 losse botstukken,
deze zitten nog aan elkaar vast d.m.v. kraakbeen. Gedurende de ontwikkeling wordt dat
kraakbeen, bot. En dan heb je niet meer 3 losse stukken.
• Volwassen -> 206;
• Meerdere functies skelet.
, Beweging -> van A naar B kunt komen.
Bescherming -> hart, schedel en longen.
Steun -> recht op staat, steun aan de hersenen, steun aan inwendige organen.
Vorming bloedcellen (rode en witte) -> rode beenmerg zit in botten, deze rijpen op
verschillende plekken.
Opslagplaats -> van het calcium (spieraansturing).
Bescherming:
De bescherming is met name door het axiaal skelet (bestaat uit schedel en ruggenwervels en
ribben) -> alles in het blauw. Dit beschermt dus de hersenen, hart en longen.
• Schedel;
• Borstkast;
• Wervelkolom.
Bij de buik zit geen bot meer voor en wel veel organen.
Steun:
Stevige matrix -> heel sterk materiaal -> niet zomaar kan indeuken of meegeeft. Maar een bot kan
wel een beetje meegeven -> heel hard op de grond springt -> klein beetje vering je botten breken
niet direct.
• Veel kalkzouten;
• Collagene vezels.
Spieren “hangen aan je botten”.
Vorming bloedcellen:
• Rode beenmerg.
Rode bloedcellen uit het beenmerg.
Witte bloedcellen -> T cellen richting thymus en B cellen vanuit beenmerg.
B cellen die te maken hebben met de afweer komen ook uit het rode beenmerg.
Alleen in de holle botten worden bloedcellen aangemaakt, dus bijvoorbeeld in de schedel niet want
dat zijn platte botten. Wel in je armbotten en in je benen -> verder eigenlijk niet.
Opslagplaats mineralen:
• Met name calciumopslag in de botten.
Belangrijke eigenschappen calcium:
• Bloedstolling;
• Hormoonsecretie;
• Hartslag (prikkels geleiden);
• Spiercontractie.
