EOO/ IOO
Probleemoplossing cyclus (POC): model voor het systematisch leren oplossen van
‘problemen’ in de mondzorg bij de patiënt
Zorgplan: bij iedere patiënt met een hulpvraag wordt een vast schema van
ondervragingen en onderzoek gevolgd dat moet leiden tot een zo nauwkeurig
mogelijk vaststelling van het probleem. Zorgplan is de basis van het methodisch
handelen
Indeling van inspectie en het onderzoek:
1. Extra-orale inspectie en onderzoek
2. Intra-orale inspectie en onderzoek
3. Functieonderzoek
Uitgangspositie: om afwijkingen aan de zachte en harde structuren in de mond te
kunnen herkennen en benoemen zal men eerste de gezonde ‘’normale’’ structuren
moeten herkennen
Doel(en): toestand van de mondholte en de directe omgeving wordt vastgelegd om
vast te stellen of er wel of geen afwijkingen aanwezig zijn. Vroegdiagnostiek van
(mond)kanker en infectieziekten
Uitvoeren EOO/IOO: plicht als behandelaar. Bevindingen beschrijven in het (digitale)
patiëntendossier (op ACTA is dit AXIUM). Extra- en intra oraal onderzoek wordt bij
elk bezoek aan de mondhygiënist uitgevoerd
1e bezoek: volledige inspectie, onderzoek en verslaglegging
2e en opvolgende bezoeken: ‘’update’’ de gevonden afwijkingen van het 1 e bezoek en
legt eventuele veranderingen vast
Hulpmiddelen: spiegels, gaasje voor tong, anamnese gegevens, evt. aanwezige
röntgenfoto’s
Zintuigelijke waarnemingen vormen de basis van goed onderzoek. Goede kennis van
o.a. anatomie en pathologie om afwijkend van normaal te kunnen onderscheiden.
Zintuigelijke waarnemingen te gebruiken bij het mondonderzoek:
Inspectie: systematisch visueel taxeren. Findings outside the range of normal.
Kleur, textuur, vorm, grootte, beweeglijkheid (mobiliteit), locatie.
Palpatie: aftasten met de hand. Consistentie en tonus van weke delen.
Bewegelijkheid en relatie van weke delen ten opzichte van harde structuren.
Percussie: het bekloppen van de te onderzoeken structuur en het beoordelen van
de daardoor opgewekte geluiden en de subjectieve sensaties van de patiënt.
Reuk: sommige aandoeningen gaan gepaard met een of mindere foetide uitingen.
Foetor ex ore (syn. Halitosis) is de aanduiding voor een slechte adem.
Vitaliteit bepalen: reactie van de patiënt registreren na het geven van bijv. een
thermische (warm/koud) of een mechanische prikkel.
, Auscultatie: beluisteren van geluiden.
Extra-oraal inspectie en onderzoek:
Algemeen (habitus, houdings- en bewegingsafwijkingen)
Inspectie van kleur- en vormverandering
Inspectie van huid (littekens, pigmentaties, abnormale verdikkingen of
indeukingen, sensibiliteit)
Palpatie van de huid, onderhuid weefsel en speekselklieren
Palpatie van de lymfeklieren
Palpatie van het kauwmusculatuur
Palpatie van het kaakgewricht
Zwelling (omvang, bewegelijkheid verschuifbaarheid en consistentie)
Palpatiepijn
Probleemoplossing cyclus (POC): model voor het systematisch leren oplossen van
‘problemen’ in de mondzorg bij de patiënt
Zorgplan: bij iedere patiënt met een hulpvraag wordt een vast schema van
ondervragingen en onderzoek gevolgd dat moet leiden tot een zo nauwkeurig
mogelijk vaststelling van het probleem. Zorgplan is de basis van het methodisch
handelen
Indeling van inspectie en het onderzoek:
1. Extra-orale inspectie en onderzoek
2. Intra-orale inspectie en onderzoek
3. Functieonderzoek
Uitgangspositie: om afwijkingen aan de zachte en harde structuren in de mond te
kunnen herkennen en benoemen zal men eerste de gezonde ‘’normale’’ structuren
moeten herkennen
Doel(en): toestand van de mondholte en de directe omgeving wordt vastgelegd om
vast te stellen of er wel of geen afwijkingen aanwezig zijn. Vroegdiagnostiek van
(mond)kanker en infectieziekten
Uitvoeren EOO/IOO: plicht als behandelaar. Bevindingen beschrijven in het (digitale)
patiëntendossier (op ACTA is dit AXIUM). Extra- en intra oraal onderzoek wordt bij
elk bezoek aan de mondhygiënist uitgevoerd
1e bezoek: volledige inspectie, onderzoek en verslaglegging
2e en opvolgende bezoeken: ‘’update’’ de gevonden afwijkingen van het 1 e bezoek en
legt eventuele veranderingen vast
Hulpmiddelen: spiegels, gaasje voor tong, anamnese gegevens, evt. aanwezige
röntgenfoto’s
Zintuigelijke waarnemingen vormen de basis van goed onderzoek. Goede kennis van
o.a. anatomie en pathologie om afwijkend van normaal te kunnen onderscheiden.
Zintuigelijke waarnemingen te gebruiken bij het mondonderzoek:
Inspectie: systematisch visueel taxeren. Findings outside the range of normal.
Kleur, textuur, vorm, grootte, beweeglijkheid (mobiliteit), locatie.
Palpatie: aftasten met de hand. Consistentie en tonus van weke delen.
Bewegelijkheid en relatie van weke delen ten opzichte van harde structuren.
Percussie: het bekloppen van de te onderzoeken structuur en het beoordelen van
de daardoor opgewekte geluiden en de subjectieve sensaties van de patiënt.
Reuk: sommige aandoeningen gaan gepaard met een of mindere foetide uitingen.
Foetor ex ore (syn. Halitosis) is de aanduiding voor een slechte adem.
Vitaliteit bepalen: reactie van de patiënt registreren na het geven van bijv. een
thermische (warm/koud) of een mechanische prikkel.
, Auscultatie: beluisteren van geluiden.
Extra-oraal inspectie en onderzoek:
Algemeen (habitus, houdings- en bewegingsafwijkingen)
Inspectie van kleur- en vormverandering
Inspectie van huid (littekens, pigmentaties, abnormale verdikkingen of
indeukingen, sensibiliteit)
Palpatie van de huid, onderhuid weefsel en speekselklieren
Palpatie van de lymfeklieren
Palpatie van het kauwmusculatuur
Palpatie van het kaakgewricht
Zwelling (omvang, bewegelijkheid verschuifbaarheid en consistentie)
Palpatiepijn