Chapter 30: Life in an Age of Globalization
Na de val van de Sovjet-Unie trachtte Rusland snel haar economie te liberaliseren. De economie verslechterde
echter in plaats van te verbeteren. Voorheen was productie geconcentreerd in enkele (twee) plaatsen. Met de
privatisering verkregen deze bedrijven een monopolie en konden zij prijzen verhogen voor een maximale winst.
Daarnaast moest de regering van Yeltsin veel subsidies uitgeven voor kwakkelende bedrijven.
Het transitieproces in de voormalige Sovjet-Unie na de val ervan:
Van een multinationaal imperium naar nationale staten met een nieuw soort burgerschap met een
nationale identiteit. Rusland bestaat voor 80% uit Russen en de overige 20% is niet-Russisch. In de andere
republieken is die situatie precies andersom: 20% van de bevolking is Russisch en de rest niet.
Van planeconomie naar markteconomie.
De omvorming van een één-partij dictatuur naar een democratie. Macht moet vanaf nu gedeeld worden
met ruimte voor een oppositie.
Het transformatieproces verloopt in twee fasen:
De Yeltsin-fase:
Dalende levensstandaard van de Russen en de opkomst van rijke oligarchen.
Conflict tussen Yeltsin en de Doema in 1993.
Opkomst nationale groeperingen.
Afname militaire uitgaven en een vriendelijke houding tegenover andere landen.
Gezichtsverlies van Rusland in de wereld, waardoor de VS als enige grootmacht overblijven.
De Poetin-fase:
Wordt door Yelstin naar voren geschoven als zijn opvolger in 1999.
Pakt terrorisme hard aan.
De macht van de rijke oligarchen beteugelen (waaronder mediabronnen).
De levensstandaard van de Russen verbeteren via de grote olie- en gasvoorraden.
Er is sprake van een geleide democratie (schijndemocratie met verwaarloosbare verkiezingen).
Onder Poetin zou Rusland zich harder tegen het Westen opstellen en ook ingrijpen op militair
gebied in haar grensregio’s, zoals Tsjetsjenië, Abchazië en Zuid-Ossetië.
In het Oostblok zou de overgang soepeler verlopen. Vooral Polen, Hongarije en Tsjechoslowakije zouden het
goed doen. Zo kwamen Lech Walesa en Václav Havel als presidenten aan de macht, die lange tijd al in de
oppositie zaten. Na de Fluwelen Revolutie in Tsjechoslowakije zou de Fluwelen Scheiding plaatsvinden in 1993 als
Slowakije zich afsplits en een tweede onafhankelijk staat vormt naast Tsjechië.
Weinigen wenste het communisme daadwerkelijk terug, maar velen misten wel de stabiliteit die ze hadden in
deze tijd. Dit sentiment noemt met ook wel Ostalgie.
De verbrokkeling van Joegoslavië:
Jozef Tito, die het land bij elkaar bracht en hield, zou komen te overlijden in 1980 en Slobodan Milosevic
zou aan de macht komen.
Joegoslavië was een federatie. Serviërs domineerden dit land lange tijd, maar dit veranderde aanzienlijk
met de grondwetswijziging in 1974. Joegoslavië kende vanaf dat moment:
Zes republieken:
Slovenië.
Kroatië.
Montenegro.
Servië.
Bosnië-Herzegovina.
Macedonië.
Twee autonome regio’s:
Kosovo.
Vojvodina.
In 1989 hief Milosevic de status van Kosovo en Vojvodina op.
Na de val van de Sovjet-Unie trachtte Rusland snel haar economie te liberaliseren. De economie verslechterde
echter in plaats van te verbeteren. Voorheen was productie geconcentreerd in enkele (twee) plaatsen. Met de
privatisering verkregen deze bedrijven een monopolie en konden zij prijzen verhogen voor een maximale winst.
Daarnaast moest de regering van Yeltsin veel subsidies uitgeven voor kwakkelende bedrijven.
Het transitieproces in de voormalige Sovjet-Unie na de val ervan:
Van een multinationaal imperium naar nationale staten met een nieuw soort burgerschap met een
nationale identiteit. Rusland bestaat voor 80% uit Russen en de overige 20% is niet-Russisch. In de andere
republieken is die situatie precies andersom: 20% van de bevolking is Russisch en de rest niet.
Van planeconomie naar markteconomie.
De omvorming van een één-partij dictatuur naar een democratie. Macht moet vanaf nu gedeeld worden
met ruimte voor een oppositie.
Het transformatieproces verloopt in twee fasen:
De Yeltsin-fase:
Dalende levensstandaard van de Russen en de opkomst van rijke oligarchen.
Conflict tussen Yeltsin en de Doema in 1993.
Opkomst nationale groeperingen.
Afname militaire uitgaven en een vriendelijke houding tegenover andere landen.
Gezichtsverlies van Rusland in de wereld, waardoor de VS als enige grootmacht overblijven.
De Poetin-fase:
Wordt door Yelstin naar voren geschoven als zijn opvolger in 1999.
Pakt terrorisme hard aan.
De macht van de rijke oligarchen beteugelen (waaronder mediabronnen).
De levensstandaard van de Russen verbeteren via de grote olie- en gasvoorraden.
Er is sprake van een geleide democratie (schijndemocratie met verwaarloosbare verkiezingen).
Onder Poetin zou Rusland zich harder tegen het Westen opstellen en ook ingrijpen op militair
gebied in haar grensregio’s, zoals Tsjetsjenië, Abchazië en Zuid-Ossetië.
In het Oostblok zou de overgang soepeler verlopen. Vooral Polen, Hongarije en Tsjechoslowakije zouden het
goed doen. Zo kwamen Lech Walesa en Václav Havel als presidenten aan de macht, die lange tijd al in de
oppositie zaten. Na de Fluwelen Revolutie in Tsjechoslowakije zou de Fluwelen Scheiding plaatsvinden in 1993 als
Slowakije zich afsplits en een tweede onafhankelijk staat vormt naast Tsjechië.
Weinigen wenste het communisme daadwerkelijk terug, maar velen misten wel de stabiliteit die ze hadden in
deze tijd. Dit sentiment noemt met ook wel Ostalgie.
De verbrokkeling van Joegoslavië:
Jozef Tito, die het land bij elkaar bracht en hield, zou komen te overlijden in 1980 en Slobodan Milosevic
zou aan de macht komen.
Joegoslavië was een federatie. Serviërs domineerden dit land lange tijd, maar dit veranderde aanzienlijk
met de grondwetswijziging in 1974. Joegoslavië kende vanaf dat moment:
Zes republieken:
Slovenië.
Kroatië.
Montenegro.
Servië.
Bosnië-Herzegovina.
Macedonië.
Twee autonome regio’s:
Kosovo.
Vojvodina.
In 1989 hief Milosevic de status van Kosovo en Vojvodina op.