Thema – Uitspraak – Articulatorische
Fonetiek
1. Fonetiek vs. Fonologie
Domein van de Fonetiek
Fonen
o = niet-betekenisonderscheidend (geen verschil in betekenis)
o Bijvoorbeeld:
Tongpunt-r en huig-r
Gediftongeerde ei/ij en niet-gediftongeerde ei/ij
Domein van de Fonologie
Fonemen
Lexicaal distinctief
o = maken een betekenisonderscheid in een minimaal paar --> functioneel
klankverschil
o Bijvoorbeeld:
p en b in minimaal paar paard – baard
k en g in minimaal paar kok – gok
Allofonen
o = verschillende realisaties van hetzelfde foneem
o Bijvoorbeeld:
Tongpunt-r en huig-r zijn allofonen van het foneem r --> r is een foneem want
rot vs. lot (betekenisverschil) ==> vrije varianten
f en v zijn allofonen van het foneem f --> bij afdrogen zeg je een v, bij afwas
zeg je een f ==> combinatorische varianten
2. Fonetische transcriptie
Er is geen één-op-één-relatie tussen spelling en uitspraak --> dus nood aan een systeem om
klanken op te schrijven
Klank vs. Spelling
Grafemen: <...>
Fonemen: /.../
Fonen= [...]
1 foneem, 2 fonen 1 klank, 2 grafemen 1 grafeem, 2 klanken
==>
allofonen [t] --> <d> <t> <d> --> [d] [t]
/k/ --> [k] [g] goed voet moeder goed
, maken maakbaar
Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA: International Phonetic Alphabet) --> alfabet om klanken
neer te schrijven
KLINKERS MEDEKLINKERS
[a] baas [ø] leuk [p] pet [h] hoed
[ɑ] man [u] boek [b] bed [m] maat
[e] leeg [ə] de (sjwa) [t] toen [n] naad
[ɛ] leg [œ] oeuvre [d] doen [ŋ] lang
[i] bied [k] koek [ɲ] oranje
[ɪ] vis [ɡ] zakdoek [r] rood
[o] boot [ɛi] bijt (tongpunt-r)
[ɔ] bot [œy] buit [f] fel [ʀ] rood
[y] fuut [ɑu] bout (huig-r)
[Y] mus [v] vel [j] jas
[s] sap [w] wat
(bilabiaal)
[z] zak [ʋ] wat
(labiodentaal)
[ʃ] chocolade [c] tune
[ʒ] garage [ʔ] lila-achtig
(glottisslag)
[χ] lachen
[ɣ] goed
[ɱ] fanfare
[l] lied
Voorbeelden:
[ku.lvlujstɔf] = koelvloeistof
[ɪɱvʏlfɔʀmyli:ʀ] = invulformulier
[œytfʀɛivə] = uitwrijven
[ʀø.zɑχtəχ] = reusachtig
[bɛ:ʒə] = beige
[ʏbdet] = update
3. Articulatorische fonetiek
Soorten fonetiek:
Articulatorische fonetiek
Akoestische fonetiek
Auditorische fonetiek
,Spraakproductie: bestaat uit 3 processen: Initiatie (of luchtstroom) + fonatie (of geluidsbron) +
articulatie (of resonator)
Luchtstroom
Ingressief = spreken terwijl je inademt --> Indianentalen en Bantoetalen
Egressief = spreken terwijl je uitademt --> Nederlands
Geluidsbron
Trilling van stembanden in strottenhoofd (larynx)
Hindernis in het spraakkannaal
o Ofwel door volledige afsluiting van het spraakkanaal
o Ofwel door vernauwing van het spraakkanaal
o Ofwel door afsluiting van het spraakkannaal, maar doorgang door de neusholte
Resonatoren
Mondholte
Neusholte
Keelholte (farynx)
4. Vocalen
, --> worden beschreven op basis van 6 kenmerken:
1. Positie van de tong
Voor – midden – achter
2. Openingsgraad van de mond
Open – halfopen – halfgesloten – gesloten
3. Positie van de lippen
Gespreid – neutraal – gerond
4. Lengte
Kort – halflang – lang
--> wordt aangegeven met een diakritisch teken (bv.: [bi.t] of [bi:r])
5. Nasaliteit
Nasaal – oraal
Nasaal --> velum zakt waardoor de lucht mee kan resoneren in de neusholte
Oraal --> velum sluit de neusholte af zodat de lucht enkel door de mondholte kan
6. Monoftongisch vs. Diftongisch karakter
Monoftong – diftong
Stijgende diftong: eerste element meer open dan tweede (zoals bij [ɛi], [œy], [ɑu])
Dalende diftong: tweede element meer open dan eerste (bestaat niet in het Nederlands,
bijvoorbeeld: [ɪə] in ‘here’ in het Engels)
Onechte diftong: klinker + semivocaal (zoals bij [ai], [oi], [ui], [ew], [iw])
5. Consonanten
Fonetiek
1. Fonetiek vs. Fonologie
Domein van de Fonetiek
Fonen
o = niet-betekenisonderscheidend (geen verschil in betekenis)
o Bijvoorbeeld:
Tongpunt-r en huig-r
Gediftongeerde ei/ij en niet-gediftongeerde ei/ij
Domein van de Fonologie
Fonemen
Lexicaal distinctief
o = maken een betekenisonderscheid in een minimaal paar --> functioneel
klankverschil
o Bijvoorbeeld:
p en b in minimaal paar paard – baard
k en g in minimaal paar kok – gok
Allofonen
o = verschillende realisaties van hetzelfde foneem
o Bijvoorbeeld:
Tongpunt-r en huig-r zijn allofonen van het foneem r --> r is een foneem want
rot vs. lot (betekenisverschil) ==> vrije varianten
f en v zijn allofonen van het foneem f --> bij afdrogen zeg je een v, bij afwas
zeg je een f ==> combinatorische varianten
2. Fonetische transcriptie
Er is geen één-op-één-relatie tussen spelling en uitspraak --> dus nood aan een systeem om
klanken op te schrijven
Klank vs. Spelling
Grafemen: <...>
Fonemen: /.../
Fonen= [...]
1 foneem, 2 fonen 1 klank, 2 grafemen 1 grafeem, 2 klanken
==>
allofonen [t] --> <d> <t> <d> --> [d] [t]
/k/ --> [k] [g] goed voet moeder goed
, maken maakbaar
Internationaal Fonetisch Alfabet (IPA: International Phonetic Alphabet) --> alfabet om klanken
neer te schrijven
KLINKERS MEDEKLINKERS
[a] baas [ø] leuk [p] pet [h] hoed
[ɑ] man [u] boek [b] bed [m] maat
[e] leeg [ə] de (sjwa) [t] toen [n] naad
[ɛ] leg [œ] oeuvre [d] doen [ŋ] lang
[i] bied [k] koek [ɲ] oranje
[ɪ] vis [ɡ] zakdoek [r] rood
[o] boot [ɛi] bijt (tongpunt-r)
[ɔ] bot [œy] buit [f] fel [ʀ] rood
[y] fuut [ɑu] bout (huig-r)
[Y] mus [v] vel [j] jas
[s] sap [w] wat
(bilabiaal)
[z] zak [ʋ] wat
(labiodentaal)
[ʃ] chocolade [c] tune
[ʒ] garage [ʔ] lila-achtig
(glottisslag)
[χ] lachen
[ɣ] goed
[ɱ] fanfare
[l] lied
Voorbeelden:
[ku.lvlujstɔf] = koelvloeistof
[ɪɱvʏlfɔʀmyli:ʀ] = invulformulier
[œytfʀɛivə] = uitwrijven
[ʀø.zɑχtəχ] = reusachtig
[bɛ:ʒə] = beige
[ʏbdet] = update
3. Articulatorische fonetiek
Soorten fonetiek:
Articulatorische fonetiek
Akoestische fonetiek
Auditorische fonetiek
,Spraakproductie: bestaat uit 3 processen: Initiatie (of luchtstroom) + fonatie (of geluidsbron) +
articulatie (of resonator)
Luchtstroom
Ingressief = spreken terwijl je inademt --> Indianentalen en Bantoetalen
Egressief = spreken terwijl je uitademt --> Nederlands
Geluidsbron
Trilling van stembanden in strottenhoofd (larynx)
Hindernis in het spraakkannaal
o Ofwel door volledige afsluiting van het spraakkanaal
o Ofwel door vernauwing van het spraakkanaal
o Ofwel door afsluiting van het spraakkannaal, maar doorgang door de neusholte
Resonatoren
Mondholte
Neusholte
Keelholte (farynx)
4. Vocalen
, --> worden beschreven op basis van 6 kenmerken:
1. Positie van de tong
Voor – midden – achter
2. Openingsgraad van de mond
Open – halfopen – halfgesloten – gesloten
3. Positie van de lippen
Gespreid – neutraal – gerond
4. Lengte
Kort – halflang – lang
--> wordt aangegeven met een diakritisch teken (bv.: [bi.t] of [bi:r])
5. Nasaliteit
Nasaal – oraal
Nasaal --> velum zakt waardoor de lucht mee kan resoneren in de neusholte
Oraal --> velum sluit de neusholte af zodat de lucht enkel door de mondholte kan
6. Monoftongisch vs. Diftongisch karakter
Monoftong – diftong
Stijgende diftong: eerste element meer open dan tweede (zoals bij [ɛi], [œy], [ɑu])
Dalende diftong: tweede element meer open dan eerste (bestaat niet in het Nederlands,
bijvoorbeeld: [ɪə] in ‘here’ in het Engels)
Onechte diftong: klinker + semivocaal (zoals bij [ai], [oi], [ui], [ew], [iw])
5. Consonanten