HOOFDSTUK I: HET ROMEINSE RECHT IN DE OUDHEID
Verschil interne en externe rechtsgeschiedenis
- Intern: materiële rechtsregels, inhoud van het gerecht
- Extern: alles daarrond, wie? Hoe? Hoe afdwingen? Waarom? -> actoren rondom de inhoud
Romeinse periode opdelen in 3 periodes
- Koninkrijk: 8ste eeuw – 509 v.C.
- Republiek
o Vroege republiek: 509 v.C. – 264 v.C.
o Late republiek: 264 v.C. – 27 v.C.
- Keizerrijk
o Principaat: 27 v.C. – 284 n.C.
o Dominaat: 284n.C. – 565 n.C.
I.1. Ontstaan van Rome
Ontstaan volgens legende:
- Romulus en Remus
- Moord Remus
- Romulus eerste koning
Ontstaan volgens Etrusken:
- Rome gesticht door Etrusken die in Noord-Italië woonden
- Gevestigd om te handelen met Griekse vestigingen in zuiden
- Elke handelsstad van Etrusken had een Etruskische koning
- Probleem theorie:
o Chronologie: gebeurde in 7e eeuw -> dateert werkelijk terug tot 8 e eeuw
o Koningen: eerste koning was geen Etrusk -> 3e eerste Etruskische koning
Ontstaan volgens Archeologische vondsten:
- Ligging aan Tiber (strategisch)
- 7 heuvels met archaïsche gemeenschappen
- Samensmelting gemeenschappen -> overschot verhandelen -> actief binnen andere sectoren
- Stedelijke nederzetting
- 8ste eeuw v.C.
I.2. Het Romeinse rijk
I.2.1. HET KONINKRIJK
4 centrale thema’s
- Bestuur: hoe kunnen rechtsregels tot stand komen?
- Rechtspraak: hoe wordt dit georganiseerd? (rechtbanken en procedures)
- Rechtsbronnen: rechtbanken moeten oordelen op basis van rechtsbronnen
- Rechtsleer: wetenschapsbeoefening waarbij het recht bestudeert wordt
1
,Sociaal:
- Kleine bevolking (1000-5000)
- Latijnen en Sabijnen onderverdeelt in clans o.l.v. clanleider
- Gelijkheid: collectief eigendom
o Veranderd naar standenmaatschappij (9 e eeuw)
o Patriciërs en Plebejers
Bestuur:
Koning
- Verkozen door comitia curiata
- Koningschap vanaf Etrusken erfelijk
- Bezit alle macht
o Rechterlijk
o Bestuurlijk
o Militair
o Religieus
- Verantwoordelijk voor het goede verloop van rechtspraak
o Fas: regels met betrekking tot de verhouding tussen mensen en goden
o Ius: regels met betrekking tot de verhouding van mensen onderling
- Moet de orde van de samenleving bewaren die door de goden is ingesteld (geen
wetgever)
Senaat Comitia curiata Priesters
- Clanleiders - Volksvergadering - Religieuze rol
- Advies gevend orgaan - Alle vrij, - De kenners van het
bij bestuur geëmancipeerde recht
- Later uitgebreid tot mannen - Rol binnen de
meer families - Plebejers mogen enkel procedure
deelnamen aan debat Quaestores parricidii
- Patriciërs hebben - Ad hoc aangesteld
stemrecht voor het onderzoeken
een misdrijf waaraan
een doodsstraf is
gelinkt
Rechtsbronnen vs kenbronnen
- Rechtsbronnen = officiële rechtsbronnen die aangewend kunnen worden in de rechtbank
- Kenbronnen = historische bronnen waarvan we het recht kunnen kennen
Romeinse recht = ius civile
- Burgerlijk recht
- Personaliteitsbeginsel: geldt enkel voor de romeinse burger
- Rechtsbron = mos maiorum (gewoonte recht)
o Fas en ius
2
,I.2.2. DE VROEGE REPUBLIEK: BESTUUR
509 v.C. – 494 v.C.
2 consuls
-
Koning verdreven alle macht bij consuls
o Bestuurlijk
o Rechterlijk
o Militair
Senaat
- Moet wetten van volksvergaderingen goedkeuren
- Gedomineerd door Patriciërs
- Gaat overwicht nemen van het bestuur -> klein en efficiënt werkende senaat
- Gewezen magistraten na hun ambt
- Heeft de macht om in geval van nood een dictatuur in te stellen (bv Julius Caesar)
Comitia centuriata Priesters o.l.v. Pontifex Maximus
- Verkiest de 2 consuls - Neemt religieuze macht van consuls
- Verdeelt in 193 centuriën over
- 98 van 193 uit hoogste bezitsklasse
- Kunnen wetten produceren (leges)
Comitia tributa
- Verkiest lagere magistraten
- Gelijker ingedeeld
- Iedereen stemrecht
Problemen vroege republiek:
- Alle belangrijke bestuur instellingen gedomineerd door patriciërs
- Plebejers willen meer politieke rechten/emancipatie
494 v.C. – 471 v.C.
gevolgen conflict 1:
- Erkenning van volkstribunen
- Erkenning van volksvergadering voor Plebejers
2 consuls
Volkstribunen Senaat
- Steeds met 2
- Machtige personen omwille van
vetorecht
o Beiden overeenkomen voor een
veto
o Moeten steun van Plebejers
hebben behouden -> geen
willekeurige veto’s
Concilium plebis Comitia: leges Priesters
- Bestonden eerder,
maar niet erkent
- Recht om zelf wetten
te maken
- Plebiscieten gelden
enkel voor Plebejers
3
, 367 v.C.
gevolgen conflict 2:
- Goedkeuring leges liciniae sextiae
2 consuls Praetor
- Consulaat open voor Plebejers - Collega minor (rechterhand consul)
- 342v.C.: minstens 1 consul Plebejer - Werkdruk consuls te veel ->
verantwoordelijk voor rechtspraak
- Vanaf 337 v.C. ook Plebejers
Volkstribunen Senaat
Concilium plebis Comitia Priesters Censor Quaestores
aerarii
287 v.C.: Lex Hortensia: gelijkschakeling Patriciërs en Plebejers
264 v.C.: cursus honor = doorlopen van elke functie, ideale traject
- Quaestor
- Aediel
- Praetor
- Consul
- Censor
2 consuls Praetor
Volkstribunen Senaat
Concilium plebis Comitia Priester Censor Quaestores aerarii
- 449 v.C.: s - Ex-consuls - Belastingen
plebiscieten - Census: lijst - Schatkist
op wie tot welke verantwoordelijke
goedkeuring stand behoord
van de senaat - Naleven van
ook geldend een goede
voor moraal binnen
Patriciërs stad ->
- 287 v.C.: mogelijkheid
plebiscieten tot censureren
geldig voor
Patriciërs
Op elke instelling zijn remmen (nooit
iemand te machtig)
Pijlen: wie houdt wat onder controle
Collegialiteit = functies bestaand uit
meerdere personen
Annaliteit = ambt uitoefenen voor 1
a 2 jaar
4