Artikelen MSR (beknopt)
Week 1
Ouwekerk – Whats the EU got to do with it?
Voorstel EC: richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen.
Geharmoniseerde definitie van het delict verkrachting; genderspecifieke wetgeving.
Beperkt tot vrouwen vanwege beperking die art. 83 VWEU oplegt (seksuele uitbuiting van vrouwen).
Drie vormen van verkrachting: opzet, culpa en een gekwalificeerde variant.
Doel: betere bescherming vd lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van mensen.
Kritiek (principieel):
Het voorstel is beperkt tot vrouwelijke slachtoffers, terwijl de Nederlandse strafwet zich tot zowel vrouwen
als mannen richt en beoogt hen in gelijke mate wettelijke bescherming te bieden → discriminatie. In strijd
met gelijkheidsprincipe, dus werkt bevreemdend.
Een lidstaat mag in principe meer strafbaar stellen dan waartoe de richtlijn verplicht, maar:
- Handvest grondrechten van de EU is slechts van toepassing op verkrachtingszaken waarin vrouwen
het slachtoffer zijn (maar bij het EHRM gelden de rechten nog steeds voor iedereen)
- Prejudiciële vragen aan het HvJ kunnen slechts worden gesteld in verkrachtingszaken met
vrouwelijke slachtoffers. Maar wie gaat dat dan vragen?
, Artikelen MSR (beknopt)
Week 2
Legenda
CSQN= condicio sine qua non
Witjens – bewijs van causaal verband in Groninger HIV-zaak
CSQN gebruikt om feitelijke causaliteit vast te stellen.
Redelijke toerekening bepaalt mate van aansprakelijkheid.
Empirische causaliteit moet vanuit het perspectief van redelijke toerekening worden benaderd, waarbij de rol
van de empirische causaliteit wordt bepaald door het normatieve perspectief van aansprakelijkheid.
In empirische causaliteitsoordelen zit altijd een bepaalde onzekerheid en dat leidt ertoe dat empirische
causaliteitsoordelen altijd waarschijnlijkheidsoordelen zijn. CSQN geeft geen ruimte aan meer genuanceerde
benadering van empirische causaliteit > kan hoogstens als gekend causaal verband verifiëren.
Benadering waarbij geen rol meer is weggelegd voor de CSQN-leer, maar (wat betreft de empirische
causaliteit) voor redelijke toerekening vastgesteld moet worden dat in het specifieke geval het gedrag van
verdachte hoogstwaarschijnlijk heeft bijgedragen aan het ingetreden gevolg.
Opvatting:
CSQN-vereiste is ongeschikt en onwerkbaar als ondergrens van de strafrechtelijk relevante causaliteit. Kan
nooit met 100% zekerheid worden vastgesteld dat voldaan is aan het CSQN-verband.
Kwakman
Voorstaat dat Hof meer voor anker van CSQN-test moet gaan liggen. Voor het gebruik vd CSQN-test als
enig causaliteitscriterium in het strafrecht. Eerst causaliteit vaststellen; aan de hand van de overige
delictsbestanddelen kan concrete strafrechtelijk relevante causaliteit vorm krijgen.
Aanvaardbare onzekerheidsmarge bij de bewijsvoering vd feitelijke ondergrens vd strafrechtelijk relevante
causaliteit (CSQN)= alternatieve scenario’s moeten praktisch ondenkbaar zijn.
Vastgestelde causaal verband hoeft niet strafrechtelijk relevant te zijn; niet alle oorzaken zijn doorslaggevend
voor het toerekenen van het gevolg aan de dader.
Het normatieve uitgangspunt ‘toerekening naar redelijkheid’ toepassen op het CSQN-vereiste zou
daarentegen een uitbreidende werking met zich meebrengen van (de ondergrens van) de voor een
gevolgsdelict vereiste strafrechtelijk relevante causaliteit à ontoelaatbare consequenties.
Causaliteit kan zijn functie als voorwaarde van strafbaarheid verliezen als het te snel en te gemakkelijk wordt
aangenomen en opgerekt. Kan worden voorkomen door materieelrechtelijke voorzieningen te treffen (zoals
in ordeningswetgeving).
Week 1
Ouwekerk – Whats the EU got to do with it?
Voorstel EC: richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen.
Geharmoniseerde definitie van het delict verkrachting; genderspecifieke wetgeving.
Beperkt tot vrouwen vanwege beperking die art. 83 VWEU oplegt (seksuele uitbuiting van vrouwen).
Drie vormen van verkrachting: opzet, culpa en een gekwalificeerde variant.
Doel: betere bescherming vd lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van mensen.
Kritiek (principieel):
Het voorstel is beperkt tot vrouwelijke slachtoffers, terwijl de Nederlandse strafwet zich tot zowel vrouwen
als mannen richt en beoogt hen in gelijke mate wettelijke bescherming te bieden → discriminatie. In strijd
met gelijkheidsprincipe, dus werkt bevreemdend.
Een lidstaat mag in principe meer strafbaar stellen dan waartoe de richtlijn verplicht, maar:
- Handvest grondrechten van de EU is slechts van toepassing op verkrachtingszaken waarin vrouwen
het slachtoffer zijn (maar bij het EHRM gelden de rechten nog steeds voor iedereen)
- Prejudiciële vragen aan het HvJ kunnen slechts worden gesteld in verkrachtingszaken met
vrouwelijke slachtoffers. Maar wie gaat dat dan vragen?
, Artikelen MSR (beknopt)
Week 2
Legenda
CSQN= condicio sine qua non
Witjens – bewijs van causaal verband in Groninger HIV-zaak
CSQN gebruikt om feitelijke causaliteit vast te stellen.
Redelijke toerekening bepaalt mate van aansprakelijkheid.
Empirische causaliteit moet vanuit het perspectief van redelijke toerekening worden benaderd, waarbij de rol
van de empirische causaliteit wordt bepaald door het normatieve perspectief van aansprakelijkheid.
In empirische causaliteitsoordelen zit altijd een bepaalde onzekerheid en dat leidt ertoe dat empirische
causaliteitsoordelen altijd waarschijnlijkheidsoordelen zijn. CSQN geeft geen ruimte aan meer genuanceerde
benadering van empirische causaliteit > kan hoogstens als gekend causaal verband verifiëren.
Benadering waarbij geen rol meer is weggelegd voor de CSQN-leer, maar (wat betreft de empirische
causaliteit) voor redelijke toerekening vastgesteld moet worden dat in het specifieke geval het gedrag van
verdachte hoogstwaarschijnlijk heeft bijgedragen aan het ingetreden gevolg.
Opvatting:
CSQN-vereiste is ongeschikt en onwerkbaar als ondergrens van de strafrechtelijk relevante causaliteit. Kan
nooit met 100% zekerheid worden vastgesteld dat voldaan is aan het CSQN-verband.
Kwakman
Voorstaat dat Hof meer voor anker van CSQN-test moet gaan liggen. Voor het gebruik vd CSQN-test als
enig causaliteitscriterium in het strafrecht. Eerst causaliteit vaststellen; aan de hand van de overige
delictsbestanddelen kan concrete strafrechtelijk relevante causaliteit vorm krijgen.
Aanvaardbare onzekerheidsmarge bij de bewijsvoering vd feitelijke ondergrens vd strafrechtelijk relevante
causaliteit (CSQN)= alternatieve scenario’s moeten praktisch ondenkbaar zijn.
Vastgestelde causaal verband hoeft niet strafrechtelijk relevant te zijn; niet alle oorzaken zijn doorslaggevend
voor het toerekenen van het gevolg aan de dader.
Het normatieve uitgangspunt ‘toerekening naar redelijkheid’ toepassen op het CSQN-vereiste zou
daarentegen een uitbreidende werking met zich meebrengen van (de ondergrens van) de voor een
gevolgsdelict vereiste strafrechtelijk relevante causaliteit à ontoelaatbare consequenties.
Causaliteit kan zijn functie als voorwaarde van strafbaarheid verliezen als het te snel en te gemakkelijk wordt
aangenomen en opgerekt. Kan worden voorkomen door materieelrechtelijke voorzieningen te treffen (zoals
in ordeningswetgeving).