10 Spierweefsel
Inleiding
Spiercellen
o Meestal verenigd in spieren
Kunnen lichaam bewegen door aanhechting op skelet
o Bevatten actine- en myosinefilamenten
Lengteverkorting tijdens interactie en uitoefening van kracht op uiteinden
o Cytoplasma = sarcoplasma; ER = sarcoplasmatisch reticulum; celmembraan =
sarcolemma
o Omgeven door lamina basalis
Sluit aan op omgevend netwerk collageenvezels
3 soorten spierweefsel
o Skeletspierweefsel
Uit evenwijdig gerangschikte, veelkernige, dwarsgestreepte spiercellen
Snelle en krachtige wilsafhankelijke contractie
o Hartspierweefsel
Uit eenkernige, dwarsgestreepte, vertakte cellen
Synchrone, ritmische, krachtige en autonome contractie
o Gladde spiercellen
Spoelvormig; geen dwarse streping
Langzame contractie, niet onderworpen aan wil
Toename aantal cellen (hyperplasie) of herstel aantal na verlies (regeneratie)
o Niet bij hartspierweefsel
o In beperkte mate bij skeletspierweefsel (vanuit satellietcellen)
o Wel bij glad spierweefsel
, Skeletspierweefsel
Dwarsgestreepte, lange, cilindervormige, veelkernige reuscellen
o Lengte individuele spiercellen: zeer variabel
Heel kort in trommelholte; heel lag in M. sartorius
o Diameter: zeer variabel, maar vrij constant binnen 1 spier
Onstaan uit mesoderm
o Eenkernige stamcellen/myoblasten: deling en fusie veelkernig syncytium =
spiercel
Bij spierspoelen: blijvend myotubusstadium
Kernen achter elkaar in centrale kolom in cytoplasma
Vormen sensorisch apparaat van spieren
Bij skeletspieren: kernen direct onder sarcolemma
Myofibrillen nemen centrale deel in
Mitochondriën verspreid, in rijen tussen myofibrillen
ER en GC in buurt van de kernen
Op bepaald moment neemt aantal spiervezels/spiercellen bij mens niet meer toe
o Verdere groei door vergroting bestaande spiervezels door oefening (hypertrofie)
Volumetoename spiercellen; aantal en innervatie veranderen niet
o Langdurige immobilisatie atrofie = verkleining celvolume
Door afname aantal myofibrillen
Kan ook door afname spiervezels (vb. ouderdomsspieratrofie)
Endomysium = lamina basalis en bindweefsel dat individuele spiercellen omringt
Perimysium: omgeeft bundel van spiercellen
o Bevat bloedvaten en zenuwen
Dringen spier binnen anastoserend net van capillairen, // aan spiervezels
Epimysium: omgeeft spier
o Zet zich voort in pezen of aponeurosen/peesplaten
Dragen spierkracht over op aanhechtingsplaats
Overdracht contractiekracht via lamina basalis naar endo-, peri-, epimysium en pees
Peesscheur door te grote kracht: evt. ook stukje bot afgerukt bij aanhechting
o Aanhechting tussen scheur en pees scheurt zelden
Collageenvezels uit aanhechtingsplaats: voortzetting tussen spiervezels
Actine- en myosinefilamenten
Lichtmicroscoop: dwarse bandering
o Perfect aansluitend bij bandering naburige spiervezels
o Afwisseling donkerkleurende A-banden met lichtere I-banden
A(nisotroop): dubbelbrekend
Precieze opeenstapeling van veel dikke myosinefilamenten
Beide uiteinden: overlap dunne actinefilamenten
Centraal: H-band
o Myosinefilamenten niet overlapt door actinefilamenten
o Midden: M-lijn
Myomesine houdt myofilamenten op hun plaats
Creatinekinase: ATP voor contractie
Wordt smaller bij contractie
Inleiding
Spiercellen
o Meestal verenigd in spieren
Kunnen lichaam bewegen door aanhechting op skelet
o Bevatten actine- en myosinefilamenten
Lengteverkorting tijdens interactie en uitoefening van kracht op uiteinden
o Cytoplasma = sarcoplasma; ER = sarcoplasmatisch reticulum; celmembraan =
sarcolemma
o Omgeven door lamina basalis
Sluit aan op omgevend netwerk collageenvezels
3 soorten spierweefsel
o Skeletspierweefsel
Uit evenwijdig gerangschikte, veelkernige, dwarsgestreepte spiercellen
Snelle en krachtige wilsafhankelijke contractie
o Hartspierweefsel
Uit eenkernige, dwarsgestreepte, vertakte cellen
Synchrone, ritmische, krachtige en autonome contractie
o Gladde spiercellen
Spoelvormig; geen dwarse streping
Langzame contractie, niet onderworpen aan wil
Toename aantal cellen (hyperplasie) of herstel aantal na verlies (regeneratie)
o Niet bij hartspierweefsel
o In beperkte mate bij skeletspierweefsel (vanuit satellietcellen)
o Wel bij glad spierweefsel
, Skeletspierweefsel
Dwarsgestreepte, lange, cilindervormige, veelkernige reuscellen
o Lengte individuele spiercellen: zeer variabel
Heel kort in trommelholte; heel lag in M. sartorius
o Diameter: zeer variabel, maar vrij constant binnen 1 spier
Onstaan uit mesoderm
o Eenkernige stamcellen/myoblasten: deling en fusie veelkernig syncytium =
spiercel
Bij spierspoelen: blijvend myotubusstadium
Kernen achter elkaar in centrale kolom in cytoplasma
Vormen sensorisch apparaat van spieren
Bij skeletspieren: kernen direct onder sarcolemma
Myofibrillen nemen centrale deel in
Mitochondriën verspreid, in rijen tussen myofibrillen
ER en GC in buurt van de kernen
Op bepaald moment neemt aantal spiervezels/spiercellen bij mens niet meer toe
o Verdere groei door vergroting bestaande spiervezels door oefening (hypertrofie)
Volumetoename spiercellen; aantal en innervatie veranderen niet
o Langdurige immobilisatie atrofie = verkleining celvolume
Door afname aantal myofibrillen
Kan ook door afname spiervezels (vb. ouderdomsspieratrofie)
Endomysium = lamina basalis en bindweefsel dat individuele spiercellen omringt
Perimysium: omgeeft bundel van spiercellen
o Bevat bloedvaten en zenuwen
Dringen spier binnen anastoserend net van capillairen, // aan spiervezels
Epimysium: omgeeft spier
o Zet zich voort in pezen of aponeurosen/peesplaten
Dragen spierkracht over op aanhechtingsplaats
Overdracht contractiekracht via lamina basalis naar endo-, peri-, epimysium en pees
Peesscheur door te grote kracht: evt. ook stukje bot afgerukt bij aanhechting
o Aanhechting tussen scheur en pees scheurt zelden
Collageenvezels uit aanhechtingsplaats: voortzetting tussen spiervezels
Actine- en myosinefilamenten
Lichtmicroscoop: dwarse bandering
o Perfect aansluitend bij bandering naburige spiervezels
o Afwisseling donkerkleurende A-banden met lichtere I-banden
A(nisotroop): dubbelbrekend
Precieze opeenstapeling van veel dikke myosinefilamenten
Beide uiteinden: overlap dunne actinefilamenten
Centraal: H-band
o Myosinefilamenten niet overlapt door actinefilamenten
o Midden: M-lijn
Myomesine houdt myofilamenten op hun plaats
Creatinekinase: ATP voor contractie
Wordt smaller bij contractie