Samenvatting Hoofdstuk 17: Huid

17Huid
Inleiding
 Grootste orgaan lichaam
o 16% van het lichaamsgewicht
 Bevat zweet- en talgklieren, haren, nagels
 Functies
o Bescherming onderliggende weefsels
 Tegen uitdroging, infecties, wateropname …
o Regeling van de lichaamstemperatuur
o Zintuigelijke waarneming van signalen uit omgeving
 Pijn, tast, warmte
o Excretie van zweet en talg
o Aanpassing aan grote vormveranderingen
 Vb. bij zwangerschap
o Absorptie van ultravioletstraling zonlicht
 Belangrijk voor synthese vitamine D
 Samengesteld uit
o Epidermis/opperhuid
 Uit verhoornend meerlagig plaveiselepitheel van ectodermale herkomst
o Dermis/lederhuid
 Uit bindweefsel van mesodermale herkomst
 Verbonden met omliggende weefsels
 Via hypodermis/onderhuids bindweefsel/subcutis (losmazig)
o Geen onderdeel van de huid
o Beweeglijkheid huid
o Bevat isolerende vetlaag = panniculus adiposus
o Epidermis + dermis: cutis
 Grens: golvend
 Richels/bindweefselpapillen van dermis: uitstulping in epidermis
 Tussenliggende uitstulpingen van de epidermis = epidermiskammen
o Ontstaan dikke huid op handpalmen en voetzolen
 Patroon met hoge kammen en papillen
 Sterke hechting epitheel – bindweefsel
 >< dunne huid op vb. oor, scrotum, borst
 Macroniveau: richels en groeven huidoppervlak
 Huidlijsten: inviduspecifiek
 vingerafdruk: persoonsidentificatie
Epidermis
 4 celtypen in verhoornend meerlagig plaveiselepitheel
o Keratinocyten
o Melanocyten
o Cellen van Langerhans
o Cellen van Merkel
 Keratinocyten vormen massa epidermis; andere celtypen komen hier verspreid in voor

Keratinocyten
 5 lagen (van onder naar boven; toenemend keratinegehalte van de cellen)



1

, 
o Stratum basale/stratum germinativum
 Onderste laag keratinocyten van de epidermis; grenst aan dermis
 Mitotische activiteit
 Nieuwgevormde cellen schuiven op: structuurveranderingen
o Aanleiding tot verschillende lagen
 Aan bovenkant: afschilfering cellen  vervangen door volgende laag
 Kubische keratinocyten: onderling verbonden
 Verbonden met cellen stratum spinosum door desmosomen
 Gehecht aan lamina basalis door hemidesmosomen
 Grote kern, klein GC, beetje RER, weinig mitochondria, veel ribosomen
 Veel intermediaire filamenten uit keratine in cytoplasma
o Cytokeratinefilamenten en tonofilamenten
 Verbinding (hemi)desmosomen onderling
o Stratum spinosum
 Dikste laag van de epidermis
 Laag van stekelvormige/polygonale cellen
 Geleidelijk platter van onder naar boven
 Overeenkomstige bouw basale cellen; meer keratinefilamenten
o Bundels: van perinucleaire regio naar desmosomen
 In cytoplasmatische uitlopers/bruggetjes 2 cellen
 Trekvast geheel
o Stratum granulosum
 2-5 lagen van platter wordende cellen
 Bevatten basofiele keratohyaliene granula
o Geen omringende membraan
o In binnenste lagen: verspreid
o Toename in aantal en grootte
o Verdwijnen aan bovengrens stratum granulosum
o Bestaan uit verschillende eiwitten (o.a. filaggrine)
o Aggregatie keratinefilamenten tot grotere eenheden
 Bevatten lamellar granules/membrane-coating granules
o Eivormige – langerekte korrels
o Uit lamellair gestapelde lipidenmembranen
o Fusie met membraan: afgifte lipidenrijke inhoud (exocytose)
 Verspreiding tussen de cellen
 voor water ondoordringbare barrière
 Oppervlakkige lagen: geen voedingsstoffen
 afsterving (verdwijning celkernen)
o Stratum lucidum
 Dunne, heldere laag van afgeplatte cellen
 Enkel in de dikke huid (vb. handpalmen, voetzolen)
 Cytoplasma uit dicht opeengeplakte keratinefilamenten
 Parallel aan huidoppervlak geöriënteerd
 Desmosomen hechten cellen aan elkaar
o Stratum corneum
 10-15 lagen afgeplatte cellen
 Geen kern of organellen meer
 Geheel gevuld met dicht opeengeplakte keratinefilamenten
 Lossere samenhang: door lipiden en desmosoomresten
 Laatste stadium = desquamatie
o Afschilfering keratinocyten
o Rol opschuifsnelheid




2