Uitwerking BOKS
Anatomie fysiologie
Tractus Respiratorius
o Macro-microscopische anatomie en fysiologie tractus
respiratorius
Oro-farynx: Middelste gedeelte farynx, belangrijke rol bij
slikken. Bovenste gedeelte keelholte. Hier worden luchtweg
en voedselweg gescheiden
Larynx: Strottenhoofd. Ademhaling, bescherming luchtpijp
en voor maken geluid
Trachea: Luchtpijp. Verbinding tussen larynx en carina
(vertakking thv 5e wervel trachea in rechter en linker
hoofdbronchus).
Bovenin trilharen (lucht zuiveren) en kraakbeen
(bescherming)
Mucosa = slijmvlies met trilharen; verwijdert vuil. 2
sigaretten = verlamming trilharen = larynx chronisch
ontstoken
Ingeademde lucht (via neus of mond) gaat via farynx
(keelholte) naar de trachea, die in 2 vertrakkingen splitst.
Zo’n vertakking heeft een bronchus (dus 2 bronchiën).
Deze vertakking zich tot bronchioli. De terminale
bronchioli zijn de eindvertrakkingen. Hieruit ontstaan
uiteindelijk de brochioli respiratorii en vanaf daar is de
gasuitwisseling mogelijk.
o Longen
Embryonale stadium (4-6 wkn): Lonknopje groeit uit.
Linker en rechter bronchiale knop met links 2
hoofdbronchiën en rechts 3.
Pseudo glandulaire stadium (6-16 wkn): Bij 17 weken
alle elementen van bronchiën en long gevormd
Canaliculaire stadium (16-28 wkn): Bronchioli verdelen
zich in kleinere kanaaltjes en vaatvoorziening neemt toe.
Vanaf 24 weken verandert deel kubisch epitheel van
bronchioli respiratorii; platter en dunner primitieve
alveoli: geschikt voor gasuitwisseling (24-26 wkn)
Capillairen liggen nog wel ver weg dus uitwisseling is
lastig
Pneumocyten zijn te onderscheiden: T1 = heel dun,
bekleding alveoli. T2 = productie surfactant
o Surfactant = oppervlaktespanningverlagend;
zorgt ervoor dat na geboorte de alveoli en
bronchioli niet collaberen, maar ontplooid
blijven. Vanaf 24 weken aanwezig, maar pas
vanaf 34 weken genoeg aanwezig.
Respiratoir distress syndroom (RDS)
= surfactant tekort; vaak bij prematuur
, alveoli klappen dicht en storten in na elke
ademhaling
<34 weken geboren: moeder krijgt
corticosteroïden
Sacculaire stadium (28-36 wkn): T1 cellen worden
dunner, capillairen gaan dichterbij liggen
Alveolaire stadium (36-geboorte): Capillairen liggen in
wand alveoli. Liggen nog dunne pneumocyten tussen
hele kleine diffusie afstand
Ingeademde lucht (via neus of mond) gaat via farynx
(keelholte) naar de trachea, die in 2 vertrakkingen splitst.
Zo’n vertakking heeft een bronchus (dus 2 bronchiën).
Deze vertakking zich tot bronchioli. De terminale
bronchioli zijn de eindvertrakkingen. Hieruit ontstaan
uiteindelijk de brochioli respiratorii en vanaf daar is de
gasuitwisseling mogelijk.
Ductus alveolares = alveolaire kanalen waardoor
transport van zuurstof naar alveoli plaats vindt. Kunnen
worden geïnfecteerd door pneumonie
Alveoli: Longblaasjes.
Type I alveolaire cellen: Vormen aaneensluitende
laag
Type II alveolaire cellen: Produceren surfactant om
alveoli open te houden
Pleurale druk is tijdens rust negatief; lager dan
atmosferische druk. Bij inademing nog negatiever; borstkas
zet uit en dus de longen ook. Bij uitademing minder
negatief. Zorgt dat longen niet inklappen. Thoracale druk
is de druk in alveoli. Bij inademing onder atmosferische
druk; lucht in longen. Uitademing is de druk boven
atmosferisch lucht uit longen.
Anatomie (macro-microscopisch)
Ademhalingsbeweging, ademritme (ademcentrum)
Longfunctie
Teugvolume: Hoe veel lucht in en uit longen bij elke
ademhaling (500)
Inspiratoir reserve volume: Extra inademen bij
inspanning (3000)
o Inspiratoire capaciteit = teugvolume + IRV =
max in te ademen = 3500
Functionele residuale capaciteit: Wat na
uitademing nog achterblijft in longen
Experitoire reserve volume: Extra uitademen
bovenop teugvolume
Restvolume: Blijft altijd achter (ververst wel)
Vitale capaciteit: Teug + max in/uitademing. ERV +
VT + IRV = ca. 4700
Totale longcapaciteit: VC + RV = ca. 5900
Anatomie fysiologie
Tractus Respiratorius
o Macro-microscopische anatomie en fysiologie tractus
respiratorius
Oro-farynx: Middelste gedeelte farynx, belangrijke rol bij
slikken. Bovenste gedeelte keelholte. Hier worden luchtweg
en voedselweg gescheiden
Larynx: Strottenhoofd. Ademhaling, bescherming luchtpijp
en voor maken geluid
Trachea: Luchtpijp. Verbinding tussen larynx en carina
(vertakking thv 5e wervel trachea in rechter en linker
hoofdbronchus).
Bovenin trilharen (lucht zuiveren) en kraakbeen
(bescherming)
Mucosa = slijmvlies met trilharen; verwijdert vuil. 2
sigaretten = verlamming trilharen = larynx chronisch
ontstoken
Ingeademde lucht (via neus of mond) gaat via farynx
(keelholte) naar de trachea, die in 2 vertrakkingen splitst.
Zo’n vertakking heeft een bronchus (dus 2 bronchiën).
Deze vertakking zich tot bronchioli. De terminale
bronchioli zijn de eindvertrakkingen. Hieruit ontstaan
uiteindelijk de brochioli respiratorii en vanaf daar is de
gasuitwisseling mogelijk.
o Longen
Embryonale stadium (4-6 wkn): Lonknopje groeit uit.
Linker en rechter bronchiale knop met links 2
hoofdbronchiën en rechts 3.
Pseudo glandulaire stadium (6-16 wkn): Bij 17 weken
alle elementen van bronchiën en long gevormd
Canaliculaire stadium (16-28 wkn): Bronchioli verdelen
zich in kleinere kanaaltjes en vaatvoorziening neemt toe.
Vanaf 24 weken verandert deel kubisch epitheel van
bronchioli respiratorii; platter en dunner primitieve
alveoli: geschikt voor gasuitwisseling (24-26 wkn)
Capillairen liggen nog wel ver weg dus uitwisseling is
lastig
Pneumocyten zijn te onderscheiden: T1 = heel dun,
bekleding alveoli. T2 = productie surfactant
o Surfactant = oppervlaktespanningverlagend;
zorgt ervoor dat na geboorte de alveoli en
bronchioli niet collaberen, maar ontplooid
blijven. Vanaf 24 weken aanwezig, maar pas
vanaf 34 weken genoeg aanwezig.
Respiratoir distress syndroom (RDS)
= surfactant tekort; vaak bij prematuur
, alveoli klappen dicht en storten in na elke
ademhaling
<34 weken geboren: moeder krijgt
corticosteroïden
Sacculaire stadium (28-36 wkn): T1 cellen worden
dunner, capillairen gaan dichterbij liggen
Alveolaire stadium (36-geboorte): Capillairen liggen in
wand alveoli. Liggen nog dunne pneumocyten tussen
hele kleine diffusie afstand
Ingeademde lucht (via neus of mond) gaat via farynx
(keelholte) naar de trachea, die in 2 vertrakkingen splitst.
Zo’n vertakking heeft een bronchus (dus 2 bronchiën).
Deze vertakking zich tot bronchioli. De terminale
bronchioli zijn de eindvertrakkingen. Hieruit ontstaan
uiteindelijk de brochioli respiratorii en vanaf daar is de
gasuitwisseling mogelijk.
Ductus alveolares = alveolaire kanalen waardoor
transport van zuurstof naar alveoli plaats vindt. Kunnen
worden geïnfecteerd door pneumonie
Alveoli: Longblaasjes.
Type I alveolaire cellen: Vormen aaneensluitende
laag
Type II alveolaire cellen: Produceren surfactant om
alveoli open te houden
Pleurale druk is tijdens rust negatief; lager dan
atmosferische druk. Bij inademing nog negatiever; borstkas
zet uit en dus de longen ook. Bij uitademing minder
negatief. Zorgt dat longen niet inklappen. Thoracale druk
is de druk in alveoli. Bij inademing onder atmosferische
druk; lucht in longen. Uitademing is de druk boven
atmosferisch lucht uit longen.
Anatomie (macro-microscopisch)
Ademhalingsbeweging, ademritme (ademcentrum)
Longfunctie
Teugvolume: Hoe veel lucht in en uit longen bij elke
ademhaling (500)
Inspiratoir reserve volume: Extra inademen bij
inspanning (3000)
o Inspiratoire capaciteit = teugvolume + IRV =
max in te ademen = 3500
Functionele residuale capaciteit: Wat na
uitademing nog achterblijft in longen
Experitoire reserve volume: Extra uitademen
bovenop teugvolume
Restvolume: Blijft altijd achter (ververst wel)
Vitale capaciteit: Teug + max in/uitademing. ERV +
VT + IRV = ca. 4700
Totale longcapaciteit: VC + RV = ca. 5900