CASES (deel 1) Erfrecht (1) bloedverwanten
1: Tot welke orde en graad behoren ?
Joris (gescheiden) overlijdt. Volgende bloedverwanten zijn in leven
(degenen die niet worden opgelijst zijn dus niet meer in leven):
Twee kinderen van Joris : Sofie (ongehuwd) en An (gehuwd met Marc). An
en Marc hebben twee kinderen : Lukas en Laure.
Twee broers van Joris : Boris (die twee kinderen heeft) en Bart (die 1 zoon
heeft)
Een oom en een tante van Joris, beiden gehuwd. De oom is de broer van de
vader van Joris; de tante een zus van de moeder.
Een andere oom (broer van de moeder) is overleden en heeft twee kinderen
: Karel en Carine.
Uw antwoord : (marie-hélène)
Sofie en An: 1e orde – 1e graad
Lukas en Laure: 1e orde – 2e graad
Boris en Bart: 2e orde – 2e graad
Kinderen Boris en Bart: 2e orde – 3e graad
Tante en oom van Joris: 4e orde – 3e graad
Karel en Carine kinderen van de andere oom: 4e orde – 4e graad
Wettelijk erfrecht is enkel voor bloedverwanten, dus niet voor partners van bloedverwanten
2. Wie erft in volgende cases:
De overledene laat na: Karel en piet : 01-G1
- 2 kinderen Karel en Piet. Karel heeft 3 (basisprincipe: elke ½ erven)
kinderen en Piet 2. Kinderen van karel en piet: 01-G2
- een ongehuwde broer. Broer: O2-G2 (erft dus niets)
De overledene laat na: Karel: 01-G1 karel krijgt ½ of 2/4
- zijn zoon Karel. Karel heeft 3 kinderen Kinderen karel: O1-G2
- zijn zoon Piet is vooroverleden en heeft 2 Piet: / (piet overleden dus principe van
kinderen. plaatsvervulling) (dus karel de helft en
- een ongehuwde broer. piet de helft; maar omdat hij dood is
- Een oom aan vaders zijde zijn het de kinderen die elk de helft
- Twee kinderen van een vooroverleden
van de helft krijgen) dus kinderen elk
tante aan moeders zijde
¼ van de nalatenschap
Kinderen piet: 01-G2 elk ¼ want
kinderen van piet
Broer: 02-G2 (doorkrast want er is een
01)
Oom: 04-G3
Kinderen overledene tante: 04 – G4
,De overledene laat na: Vader: 02-G1 (¼ vastgelegd door de
- zijn vader wet!)
- zijn 2 broers : Marcel en Jan, die beiden Marcel + jan: O2 – G2 samen ¾ of elk
gehuwd zijn. Marcel heeft geen kinderen, 3/8)
maar Jan heeft er 3. Kinderen van jan: 02-G3
- Er was nog een zus Arlette maar die is
Zus: / (telt niet mee)
overleden. Arlette was gehuwd met
Georges: / (telt niet mee)
Georges die wel nog in leven is.
Extra: Stel vader & MOEDER in leven !!!! Moeder ¼ en vader ¼ en zouden
marcel en jan nog maar 2/4 krijgen
dus ook elk ¼ erven.
De overledene laat na: Ooms en tantes: O4 – G3 (V) ½ dus elk
- 4 ooms en tantes, zijnde 2 broers en 2 1/8
zussen van zijn vooroverleden vader Neef: O4-G4 (M) ½
- Een neef, zijnde een kind van een broer van
zijn vooroverleden moeder Wie erft er? à principe van kloving
(verplicht!) = dus onderscheid maken
wie erfgename is aan moeder zijde
(M) en wie erfgename is aan vaders
(V) zijde
CASE 3: Neem de casus op dia 26 van de presentatie erfrecht deel 1
(bloedverwanten). Deze gaat over de “kleine kloving”.
Los op : dezelfde casus maar in de veronderstelling dat de moeder nog leeft.
Uw antwoord : zie kladblad
,
1: Tot welke orde en graad behoren ?
Joris (gescheiden) overlijdt. Volgende bloedverwanten zijn in leven
(degenen die niet worden opgelijst zijn dus niet meer in leven):
Twee kinderen van Joris : Sofie (ongehuwd) en An (gehuwd met Marc). An
en Marc hebben twee kinderen : Lukas en Laure.
Twee broers van Joris : Boris (die twee kinderen heeft) en Bart (die 1 zoon
heeft)
Een oom en een tante van Joris, beiden gehuwd. De oom is de broer van de
vader van Joris; de tante een zus van de moeder.
Een andere oom (broer van de moeder) is overleden en heeft twee kinderen
: Karel en Carine.
Uw antwoord : (marie-hélène)
Sofie en An: 1e orde – 1e graad
Lukas en Laure: 1e orde – 2e graad
Boris en Bart: 2e orde – 2e graad
Kinderen Boris en Bart: 2e orde – 3e graad
Tante en oom van Joris: 4e orde – 3e graad
Karel en Carine kinderen van de andere oom: 4e orde – 4e graad
Wettelijk erfrecht is enkel voor bloedverwanten, dus niet voor partners van bloedverwanten
2. Wie erft in volgende cases:
De overledene laat na: Karel en piet : 01-G1
- 2 kinderen Karel en Piet. Karel heeft 3 (basisprincipe: elke ½ erven)
kinderen en Piet 2. Kinderen van karel en piet: 01-G2
- een ongehuwde broer. Broer: O2-G2 (erft dus niets)
De overledene laat na: Karel: 01-G1 karel krijgt ½ of 2/4
- zijn zoon Karel. Karel heeft 3 kinderen Kinderen karel: O1-G2
- zijn zoon Piet is vooroverleden en heeft 2 Piet: / (piet overleden dus principe van
kinderen. plaatsvervulling) (dus karel de helft en
- een ongehuwde broer. piet de helft; maar omdat hij dood is
- Een oom aan vaders zijde zijn het de kinderen die elk de helft
- Twee kinderen van een vooroverleden
van de helft krijgen) dus kinderen elk
tante aan moeders zijde
¼ van de nalatenschap
Kinderen piet: 01-G2 elk ¼ want
kinderen van piet
Broer: 02-G2 (doorkrast want er is een
01)
Oom: 04-G3
Kinderen overledene tante: 04 – G4
,De overledene laat na: Vader: 02-G1 (¼ vastgelegd door de
- zijn vader wet!)
- zijn 2 broers : Marcel en Jan, die beiden Marcel + jan: O2 – G2 samen ¾ of elk
gehuwd zijn. Marcel heeft geen kinderen, 3/8)
maar Jan heeft er 3. Kinderen van jan: 02-G3
- Er was nog een zus Arlette maar die is
Zus: / (telt niet mee)
overleden. Arlette was gehuwd met
Georges: / (telt niet mee)
Georges die wel nog in leven is.
Extra: Stel vader & MOEDER in leven !!!! Moeder ¼ en vader ¼ en zouden
marcel en jan nog maar 2/4 krijgen
dus ook elk ¼ erven.
De overledene laat na: Ooms en tantes: O4 – G3 (V) ½ dus elk
- 4 ooms en tantes, zijnde 2 broers en 2 1/8
zussen van zijn vooroverleden vader Neef: O4-G4 (M) ½
- Een neef, zijnde een kind van een broer van
zijn vooroverleden moeder Wie erft er? à principe van kloving
(verplicht!) = dus onderscheid maken
wie erfgename is aan moeder zijde
(M) en wie erfgename is aan vaders
(V) zijde
CASE 3: Neem de casus op dia 26 van de presentatie erfrecht deel 1
(bloedverwanten). Deze gaat over de “kleine kloving”.
Los op : dezelfde casus maar in de veronderstelling dat de moeder nog leeft.
Uw antwoord : zie kladblad
,