Ontwikkelingspsychologie
H1: Inleiding: wat is ontwikkeling?
Waarom leren we over ontwikkelingspsychologie?
Inzicht krijgen in de normale ontwikkeling
Basis van behandelingsmethoden
bij problemen in de normale ontwikkeling
“Past dit gedrag bij de ontwikkelingsfase die dit individu doormaakt of spreken we
van een alarmsignaal?”
Studie van de ontwikkeling van kinderen: kinderpsychologie
later uitgebreid van geboorte tot dood
Life-span psychology – levenslooppsychologie (2 verschillende benaderingen)
1. Leeftijdsfasen
Babyperiode
Peuterperiode
Kleuterperiode
Lagere school leeftijd
Adolescentie
2. Ontwikkelingsdomeinen
Lichamelijke ontwikkeling
Motorische ontwikkeling
o grove motoriek
o fijne motoriek
o sensomotoriek
o psychomotoriek
Emotionele ontwikkeling (hechting)
Sociale ontwikkeling
Taalontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Identiteitsontwikkeling
+ morele ontwikkeling
+ tekenontwikkeling
Rijping en ontwikkeling wederzijdse beïnvloeding
Rijping = biologisch
Vb. lichaamsgroei, groei zenuwstelsel Vb. door kruipen, lopen, fietsen leert
Ontwikkeling = psychologisch een kind de wereld kennen
Vb. emotionele, cognitieve, sociale ontwikkeling
zinloze opvoedingsacties die vooruitlopen op de rijping en ontwikkeling
, - forceren
Vb. trapklimmen
+ leren
Vb. cijferreeksen onthouden, rekenen, lezen
Functielust = een kind kan plezier beleven aan een nieuwe functie te hebben verworven
Vb. kind die heeft leren fietsen, vervolgens uren spendeert op de fiets
Ontwikkelingsschalen – Gesell
schema van typische kenmerken fijne- en grove motoriek binnen bepaalde leeftijdsfasen
erfelijkheid ↔ milieu
genen opvoeding/onderwijs
intelligentie
lichamelijke kenmerken psychische eigenschappen (erfelijkheid + milieu)
de limieten van onze de benutting van wat ≠ persoonlijkheid
prestaties genetisch aanwezig is
Basisprincipes van de ontwikkeling volgens Gesell
1. Wet van de inter-individuele gelijke volgorde
verwerven van vaardigheden gebeurt volgens een vaste volgorde
Vb. evenwicht bewaren -> lopen
2. Wet van het inter-individueel verschillend tijdstip
het moment waarop iemand een vaardigheid beheerst is verschillend van individu
tot individu
Vb. kind A kan lopen op 9 maand, kind B kan lopen op 18 maand
H2: De babyperiode
Babyperiode: 0 – 12/18 maanden
Kan nog niet lopen
Hoog groei-ontwikkelingstempo (lichamelijke & motorische ontwikkeling)
Geboorte
Mens als zoogdier wordt te vroeg geboren
o Hersenen onvoldoende ontwikkeld
o Meer tijd nodig tot zelfstandigheid
o Geboortekanaal onvoldoende aangepast
, Lange zoogtijd hulpeloos, huilen als enig communicatiemiddel
Duur van de zoogtijd beïnvloed eiwitgehalte moedermelk
(bij de mens zeer laag eiwitgehalte vaker baby voeden)
1) Lichamelijke ontwikkeling
a) Gedrag (reflexen)
o Slaapt 2/3 vd tijd
Reflexen = een onwillekeurige reactie op een bepaald prikkel
o blijvende: pupilreflex, oogknipperreflex, kniepeesreflex
o voorbijgaande/primitieve : babyreacties
snuffel-of zoekreflex
zuigreflex
grijpreflex
asymmetrische tonische nekreflex
moro-reflex
stap- of loopreflex
kruipreflex
zwemreflex
b) zintuigen
o tastzin:
- handpalmen, voetzolen en gelaat: goed ontwikkeld
- voorkeur voor huidcontact
o smaak:
- zoete smaken: positieve reactie
- zoute smaken: negatieve reactie
- bittere smaken: negatieve reactie
o reuk:
- herkennen de geur vd moeder
o zicht:
bij geboorte
- merkt verschil licht & donker
- ziet niet scherp (20-30cm, afstand in de armen volwassene & baby)
- beperkte kleurperceptie: groot contrast beter onderscheiden
rood + een week later: blauw, geel, groen
- vluchtige volgbewegingen: kunnen beide ogen niet coördineren
Rond 3 à 4 maanden
- ziet scherp tot 150cm
- gezicht in zijn geheel zien & onderscheidt versch. gezichten
H1: Inleiding: wat is ontwikkeling?
Waarom leren we over ontwikkelingspsychologie?
Inzicht krijgen in de normale ontwikkeling
Basis van behandelingsmethoden
bij problemen in de normale ontwikkeling
“Past dit gedrag bij de ontwikkelingsfase die dit individu doormaakt of spreken we
van een alarmsignaal?”
Studie van de ontwikkeling van kinderen: kinderpsychologie
later uitgebreid van geboorte tot dood
Life-span psychology – levenslooppsychologie (2 verschillende benaderingen)
1. Leeftijdsfasen
Babyperiode
Peuterperiode
Kleuterperiode
Lagere school leeftijd
Adolescentie
2. Ontwikkelingsdomeinen
Lichamelijke ontwikkeling
Motorische ontwikkeling
o grove motoriek
o fijne motoriek
o sensomotoriek
o psychomotoriek
Emotionele ontwikkeling (hechting)
Sociale ontwikkeling
Taalontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Identiteitsontwikkeling
+ morele ontwikkeling
+ tekenontwikkeling
Rijping en ontwikkeling wederzijdse beïnvloeding
Rijping = biologisch
Vb. lichaamsgroei, groei zenuwstelsel Vb. door kruipen, lopen, fietsen leert
Ontwikkeling = psychologisch een kind de wereld kennen
Vb. emotionele, cognitieve, sociale ontwikkeling
zinloze opvoedingsacties die vooruitlopen op de rijping en ontwikkeling
, - forceren
Vb. trapklimmen
+ leren
Vb. cijferreeksen onthouden, rekenen, lezen
Functielust = een kind kan plezier beleven aan een nieuwe functie te hebben verworven
Vb. kind die heeft leren fietsen, vervolgens uren spendeert op de fiets
Ontwikkelingsschalen – Gesell
schema van typische kenmerken fijne- en grove motoriek binnen bepaalde leeftijdsfasen
erfelijkheid ↔ milieu
genen opvoeding/onderwijs
intelligentie
lichamelijke kenmerken psychische eigenschappen (erfelijkheid + milieu)
de limieten van onze de benutting van wat ≠ persoonlijkheid
prestaties genetisch aanwezig is
Basisprincipes van de ontwikkeling volgens Gesell
1. Wet van de inter-individuele gelijke volgorde
verwerven van vaardigheden gebeurt volgens een vaste volgorde
Vb. evenwicht bewaren -> lopen
2. Wet van het inter-individueel verschillend tijdstip
het moment waarop iemand een vaardigheid beheerst is verschillend van individu
tot individu
Vb. kind A kan lopen op 9 maand, kind B kan lopen op 18 maand
H2: De babyperiode
Babyperiode: 0 – 12/18 maanden
Kan nog niet lopen
Hoog groei-ontwikkelingstempo (lichamelijke & motorische ontwikkeling)
Geboorte
Mens als zoogdier wordt te vroeg geboren
o Hersenen onvoldoende ontwikkeld
o Meer tijd nodig tot zelfstandigheid
o Geboortekanaal onvoldoende aangepast
, Lange zoogtijd hulpeloos, huilen als enig communicatiemiddel
Duur van de zoogtijd beïnvloed eiwitgehalte moedermelk
(bij de mens zeer laag eiwitgehalte vaker baby voeden)
1) Lichamelijke ontwikkeling
a) Gedrag (reflexen)
o Slaapt 2/3 vd tijd
Reflexen = een onwillekeurige reactie op een bepaald prikkel
o blijvende: pupilreflex, oogknipperreflex, kniepeesreflex
o voorbijgaande/primitieve : babyreacties
snuffel-of zoekreflex
zuigreflex
grijpreflex
asymmetrische tonische nekreflex
moro-reflex
stap- of loopreflex
kruipreflex
zwemreflex
b) zintuigen
o tastzin:
- handpalmen, voetzolen en gelaat: goed ontwikkeld
- voorkeur voor huidcontact
o smaak:
- zoete smaken: positieve reactie
- zoute smaken: negatieve reactie
- bittere smaken: negatieve reactie
o reuk:
- herkennen de geur vd moeder
o zicht:
bij geboorte
- merkt verschil licht & donker
- ziet niet scherp (20-30cm, afstand in de armen volwassene & baby)
- beperkte kleurperceptie: groot contrast beter onderscheiden
rood + een week later: blauw, geel, groen
- vluchtige volgbewegingen: kunnen beide ogen niet coördineren
Rond 3 à 4 maanden
- ziet scherp tot 150cm
- gezicht in zijn geheel zien & onderscheidt versch. gezichten