Delier:
- Door prikkeling van het zenuwstelsel raken de overdrachtsstoffen in de hersenen
ontregeld, waardoor er een acuut disfunctioneren van de hersenen optreedt. Acute
verwardheid, bewustzijnsstoornissen en cognitieve veranderingen zijn hier gevolgen
van. Een delier wordt veroorzaakt door één of meerdere somatische verstoringen,
maar kan ook optreden na verandering van de leefomgeving. Een delier kan zich in
een korte tijd ontwikkelen, fluctueert gedurende de dag en is van tijdelijke aard. De
diagnose wordt door de arts vastgesteld. Een delier kan verschillende
verschijningsvormen hebben namelijk hyperactief-hyperalert, hypoactief-hypoalert
of een combinatie hiervan.
- Een hyperactief-hyperalert delirium wordt gekenmerkt door motorische onrust,
agitatie, agressie, wanen en/of hallucinaties. Er is gevaar voor uitputting en
zelfbeschadiging. Hypoactief-hypoalert wordt ook wel een stil delier genoemd en
wordt gekenmerkt door apathie, verminderd alert zijn en het vertonen van
teruggetrokken gedrag. Indien de zorgvrager hersteld is van de lichamelijke
problemen, zal ook de delier zich herstellen. Geheugen en concentratieproblemen
kunnen nog weken aanhouden, waar de kans op herstel niet altijd volledig zal zijn.
Oorzaken van een delier:
o Ouderen die voor opname, al wat vergeetachtig waren of een eerder delirium
hadden doorgemaakt, hebben een grotere kans om acuut verward te raken. Andere
oorzaken die tot een delier kunnen leiden:
- Leeftijd van 65 jaar of ouder.
- Visus-en gehoorstoornissen.
- Stoornissen in de activiteiten van het dagelijks leven.
- Opname in een ziekenhuis met of zonder gebruik van medisch apparatuur.
- Retentieblaas.
- Ontregelde bloedsuikers.
- Gebruik van alcohol en opiaten of onthouding hiervan.
- Infectie of ontstekingen, zoals pneumonie of een urineweginfectie.
- Koorts
- Vocht en elektrolyten dysfunctie.
- Polyfarmacie.
- Metabole ontregeling door ziekte of een operatie.
Symptomen van een delier:
- Het vertonen van onrustig gedrag. Enkele voorbeelden zijn uit bed willen klimmen,
plukken aan het infuus en/of aan de verblijfskatheter. De zorgvrager kan ook juist
apathisch zijn en niet reageren.
- Geheugenstoornis, vaak betreft dit het korttermijngeheugen (KTG).
- Desoriëntatie in tijd, plaats en persoon. Zoals het niet weten welk dagdeel, welke dag
of welke maand het is. Zorgvragers weten vaak niet waar ze zijn en kunnen zijn/haar
naasten niet herkennen.
- Nieuwe informatie wordt niet begrepen of vergeten.