100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Goswami Cognitieve Ontwikkeling $9.31   Add to cart

Summary

Samenvatting Goswami Cognitieve Ontwikkeling

  • Course
  • Institution

Samenvatting van de tentamenstof van het vak Cognitieve Ontwikkeling van het specialisatiejaar Klinische Ontwikkelingspsychologie (KLOP) van de UvA. Bijgaand ook flashcards over alle hoofdstukken o.b.v. deze samenvatting.

Preview 3 out of 57  pages

  • November 6, 2013
  • 57
  • 2013/2014
  • Summary
avatar-seller

Available practice questions

Flashcards 33 Flashcards
Free 7 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat houdt de Piagetian Stage in?

Answer: De grote die invloed die onderzoeken van Piaget hadden in de jaren '70 en '80 waarbij in 1/3 van de artikelen naar hem werd gerefereerd.

2.

Waarom zag Piaget kinderen als kleine wetenschappers?

Answer: Omdat ze denk en actie-experimenten uitvoeren om zo actief constructieve feiten over de wereld op te doen.

3.

Wat was volgens Piaget het eindpunt van ontwikkeling?

Answer: Wetenschappelijk denken

4.

Wat zijn de stages van Piaget en wat staat centraal in elke fase?

Answer: 1. Sensorimotor fase: begrip over de wereld in termen van fysieke acties. 2. Preoperationele fase: symbolen, structuur, egocentrisme, objectpermanentie 3. Concreet operationele fase: flexibel en abstract denken 4. Formele operationele fase: hypothese stellen, scientific method

5.

Wat zijn schema's? En noem een voorbeeld bij kleine kinderen

Answer: Een cognitieve structuur dat een georganiseerd patroon van gedrag representeert voor interactie met de omgeving. vb: sucking

Flashcards 47 Flashcards
Free 5 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Pretend play is voor kinderen een uiting van welke vaardigheid?

Answer: Van de vaardigheid om symbolen te gebruiken en begrijpen.

2.

Wat wordt er gezegd over nature/nuture m.b.t. pretend play?

Answer: - Het is aangeboren, omdat het universeel voorkomt rond de leeftijd van 18 - 24 maanden. - Het wordt ook uitgeoefend zonder voorbeeld van ouders. --> Biologische basis

3.

Wat wordt gezegd over de functie van pretend play?

Answer: - Het is een overlevingsfunctie - Functie is een mysterie, omdat kinderen juist de wereld in zich op zouden moeten nemen zoals deze is. Alleen met pretend play doen ze juist het tegenovergestelde.

4.

Welke golfen van interesse zijn er in de geschiedenis van pretend play?

Answer: 1. Jaren '20-'30: Parten onderzocht verschillende soorten spel. 2. Jaren '40: gestimuleerd door persoonlijkheidstheorieën en spel therapie. 3. Piaget: schreef over het ontstaan van pretending bij zijn eigen kinderen.

5.

Hoe zag Piaget pretending en waar vormt het bewijs voor?

Answer: - Hij zag pretending als de onmogelijkheid om te accommoderen. - Het is bewijs voor representatie capaciteit.

Flashcards 46 Flashcards
Free 1 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat is een symbool (noem 3 dingen)?

Answer: 1. Interne, mentale representaties: coderingen van ervaring in het geheugen 2. Taal of andere gebaren 3. Variëteit van artefacten welke een refererende functie dienen.

2.

Wat is de definitie van DeLoache voor een symbool?

Answer: Een symbool is iets wat iemand intentioneel gebruikt om iets anders dan zichzelf/het object zelf te representeren

3.

Wat zijn de belangrijkste elementen van de definitie van symbool van DeLoache en beschrijf deze

Answer: - Iets (bijna alles kan als symbool functioneren) - Iemand (mensen zijn het symbolische ras) - Representeert (het refereert naar iets anders dan zichzelf) - Intentionaliteit (iets staat alleen ergens anders voor als iemand deze intentie heeft)

4.

Wat wordt ermee bedoeld dat symbolen duaal of dubbel van natuur zijn?

Answer: Het kan als zichzelf worden gebruikt of gezien, of in zijn symbolische functie- dus als iets totaal anders.

5.

Wat houdt duale representatie in?

Answer: Kunnen denken over het concrete object zelf, en over zijn abstracte relatie tot waar het voor staat.

Flashcards 28 Flashcards
Free 4 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Waaruit bestaat intuïtieve fysica onder andere?

Answer: Aangeboren aspecten, motorische vaardigheden en cognitief vermogen.

2.

Wat voor experiment deed Piaget m.b.t. tot tijd en snelheid?

Answer: Hij liet kinderen tussen de 4 en 11 jaar twee treinen zien die parallel aan elkaar reden. Hij vroeg welke trein voor langere tijd reed, sneller reed, een langere afstand reed of dat dit voor beide treinen gelijk was.

3.

Wat was het resultaat van het tijd en snelheid experiment van Piaget?

Answer: De juiste antwoorden over snelheid en afstand werden op jongere leeftijd gegeven dan de juiste antwoorden voor tijd.

4.

Welke conclusie trekt Piaget uit zijn tijd en snelheid experiment?

Answer: Snelheid en afstand zijn primitieve concepten en tijd wordt daar van afgeleid.

5.

Wat stelde LEvin (1977, 1982) mbt tijd en snelheid?

Answer: Jonge kinderen kunnen al tijdsduur vergelijken, maar dat vermogen om dit te doen verslechtert als er storende signalen zijn zoals snelheid, afstand of lichtintensiteit.

Flashcards 53 Flashcards
Free 4 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat vonden DeCasper & Spence m.b.t. prenatale ervaringen?

Answer: Kinderen in de buik doen al ervaringen op. Wanneer tijdens de zwangerschap een verhaal werd voorgelezen en dit verhaal na de geboorte ook werd voorgelezen reageerden kinderen anders dan bij een nieuw verhaal.

2.

Wat zijn kenmerken van het declaratief geheugen?

Answer: - Wat we denken, het refereren naar geheugen en herinneringen - Herkennen en ophalen informatie - Snel, flexibel en vermindert met leeftijd

3.

Welke hersenstructuren komen aan bod bij het declaratief geheugen?

Answer: Temporaal en corticale hersenstructuren.

4.

Wat zijn kenmerken van het non-declaratief geheugen?

Answer: - Niet bewuste ervaringen - Ervaring dat leidt tot ander gedrag, deze invloed wordt niet bewust meegemaakt - Langzaam, betrouwbaar en inflexibel

5.

Welke hersenstructuren worden geactiveerd bij het non-declaratieve geheugen?

Answer: Neocortex Striatum Cerebellum

Flashcards 60 Flashcards
Free 4 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Hoe werd de ontwikkeling van geheugen in het verleden meestal onderzocht?

Answer: - Case studies jonge kinderen - Experimenten met volwassenen -> generaliseren naar kinderen - Onderzoek naar kwaliteit van getuigenverklaringen van kinderen -> focus op suggestiviteit

2.

Welk belangrijk inzicht kwam voor uit onderzoek van Brunswik et al. (1932)?

Answer: Kinderen moesten verschillende non-/verbale geheugentaken uitvoeren - Kinderen van 6-13 jaar meer moeite met leren van onzin woorden dan met echte woorden - Specifieke curve -> vanaf 6-11 jaar lineaire snel stijgende lijn van ontwikkeling te zien, gevolgd door een stilstand in de vroege adolescentie.

3.

Welke verschillende perspectieven zijn er ontstaan mbt geheugenontwikkeling?

Answer: - Computermetafoor - Mulistore geheugen model

4.

Wat houdt het computer metafoor in?

Answer: Dit onderscheidt geheugen in twee onderdelen - Hardware: capaciteit van geheugensystemen en snelheid waarmee informatie verwerkt wordt - Software: gebruik van strategieën

5.

Wat houdt het multistore geheugen model in?

Answer: Maakt onderscheidt tussen het sensorische register, korte termijn- en lange termijn opslag.

Flashcards 65 Flashcards
Free 4 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Waar refereert executief functioneren (EF) naar?

Answer: Psychologische processen betrokken bij bewuste controle van gedachten en handelingen.

2.

Wat is hot EF? En in welke hersengebieden is het geassocieerd?

Answer: EF waarbij emotionele processen aanwezig zijn. Ventrale/mediale PFC

3.

Wat is cold EF? En met welke hersengebieden is het geassocieerd?

Answer: EF zonder emotionele lading. Laterale PFC

4.

Noem een aantal taken die EF meten bij kinderen

Answer: - A-not-B taak - Delayed response - Wisconsin Card Sorting Test - Object Reversal

5.

Wat houdt de A-not-B taak in?

Answer: Kind moet object terugvinden wat voor de neus van het kind verstopt is op een locatie (A). Hierna wordt het verstopt in een tweede locatie (B).

Flashcards 25 Flashcards
Free 1 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Hoe legt Clark Hull (1920) het concept categorisatie uit?

Answer: Een kind zal niet direct een onbekende hond als â

2.

Wat stelt Eleanor Rosch mbt categorisatie?

Answer: Zij zegt dat de wereld niet â

3.

Welke drie categorieën noemde Rosch?

Answer: - Superordinate level: (zoog)dier - Basis level: hond â

4.

Wat liet onderzoek naar het basis level zien?

Answer: 3-jarigen 2 van de 3 objecten die op elkaar lijken wel op basis level (2 vliegtuigen, 1 hond) maar niet op superordinate level (vliegtuig, auto, hond) konden categoriseren.

5.

familiarization/novelty-preference taak

Answer: Stimuli die allemaal tot dezelfde categorie behoren worden tijdens de familiarization fase aan het kind getoond. Daarna worden er 2 nieuwe stimuli getoond tijdens de novelty-preference fase. Een daarvan is van de bekende categorie, de ander is een stimuli uit een onbekende categorie. Wanneer de voorkeur uitgaat naar de nieuwe stimuli wordt ervan uitgegaan dat de ander binnen de categorie paste en dus minder interessant was.

Flashcards 44 Flashcards
Free 2 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Wat houdt de animate-inanimate onderscheiding in?

Answer: Het onderscheiden tussen dieren en alle andere soorten objecten begrepen.

2.

Waarom is het belangrijk om het animate-inanimate onderscheid te bestuderen?

Answer: - Ten eerste omdat ze een grondslag leggende, fundamentele onderscheiding is; ze manifesteert al in early infancy, correleert duidelijke met neurologische mechanismen, is onafhankelijk van cultuur en taal en heeft een sterke invloed op vele andere factoren van de cognitieve ontwikkeling (zoals woorden leren, theory of mind, biologische processen aan objecten toewijzen). - Ten tweede is het belangrijk omdat ze inzicht geeft in theoretische vraagstukken zoals het nature vs. nurture debat.

3.

Welke kennis is aanwezig tijdens infancy?

Answer: - Kinderen tussen de 8 en 12 maanden kunnen al tussen mensen en speelgoed onderscheiden (kijken langer naar mensen dan naar mobiels, aapjes). - kleuters van 7 maanden ook apen imiteren. Kleuters van 10 maanden imiteren echter geen robots. - leeftijd van 10 maanden sprake van een Animate-Inanimate onderscheiding en niet van een mens niet mens onderscheiding.

4.

Van welke twee cues maken kleuters gebruik om dieren van niet-dieren te onderscheiden?

Answer: featural cues en van dynamic cues

5.

Wat zijn Featural cues?

Answer: Fysieke eigenschappen van een object

Flashcards 31 Flashcards
Free 3 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Skill of intention reading

Answer: Sociaal-cognitieve vaardigheden in alle vormen van menselijke communicatie (zowel prelinguaal als linguaal).

2.

Waar hebben kinderen allemaal biologische capaciteiten voor?

Answer: - Joint attention - Samenwerkingsgedrag/communicatie - Communicatieve conventies creëren en gebruiken - Leren van culturele dingen van anderen - Stappen leren (sequential learning) - Generaliseren van geleerde items naar meer abstracte categoriën en schemas

3.

Wat vormt de basis van linguistische ervaringen van kinderen?

Answer: Niet woorden, maar zinnen en de betekenis van zinnen (utterances).

4.

Wat moet een kind doen om nieuwe woorden te leren?

Answer: Een woord uit een bredere context halen en deze met relevante aspecten van de huidige situatie combineren.

5.

Hoe is het voor kinderen makkelijker om woorden te leren?

Answer: Adhv woordtype en niet adhv werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Flashcards 25 Flashcards
Free 3 sales

Some examples from this set of practice questions

1.

Om welke drie redenen is taal essentieel?

Answer: - behoeftes te kunnen communiceren - situaties begrijpen - frustratie reguleren

2.

Welk bewijs is gevonden dat taal belangrijk is bij emotieregulatie?

Answer: 1. Er blijkt een verband te zijn tussen externaliserend gedrag en taal achterstand. 2. Emotie- en taalprocessen hebben beide cognitieve bronnen nodig, als een kind dus erg emotioneel is heeft dit vaak nadelige effecten voor de ontwikkeling van taal. 3. Internal state language 4. Zelf verbalisatie

3.

Wat is internal state language en hoe is het belangrijk bij emotieregulatie?

Answer: Het gebruik van emotionele termen is geassocieerd met socio-emotionele compententies. Ouders praten met kinderen over emoties en dmv scaffolding leert het kind meer over zijn eigen en anderen emoties. â

4.

Wat is zelf verbalisatie en hoe helpt het bij emotieregulatie?

Answer: Hardop tegen jezelf praten. Dit zou de stemming en acties van het kind beïnvloeden, omdat het kind nog niet zelf het gedrag intern kan reguleren.

5.

Wat is een primair doel van emotie?

Answer: Communiceren

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Avheusden. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.31. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

99430 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.31  3x  sold
  • (0)
  Add to cart