AFP – werkgroep 1 lesweek 1
Kennisclip 1 – voedingsstoffen
Voedingsvezels: stoffen uit plantaardig voedsel, niet door de mens verteerbaar
Voedingsstoffen: bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen
6 groepen voedingsstoffen:
Koolhydraten: Water
= suikers
Functie: bouwstof
Functie: vooral brandstoffen, ook bouwstof
Water is nodig voor:
teveel koolhydraten opgenomen?-> - als oplosmiddel
opgeslagen als glycogeen (of vet) in de - als bouwstof
lever - als transportmedium
- voor de homeostase
koolhydraten worden in 3 groepen
ingedeeld: poly-, di-, en monosachariden
polysachariden-> worden omgezet in
glucose, fructose, ribose
Vetten Eiwitten:
= lipiden = Proteïnes
- Functie: vooral brandstoffen, ook - Functie: bouwstoffen, transport van
bouwstoffen stoffen, enzymen
Teveel vetten opgenomen?-> opgeslagen Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren
onder de huid
Er zijn 20 soorten aminozuren, 12 daarvan
3 groepen lipiden: triglyceriden, fosfolipiden, kan de mens zelf maken. Er zijn 8
seroïden aminozuren die mensen niet zelf kunnen
vormen -> essentiële aminozuren
Essentiële vetzuren: moeten in voedsel -moeten hierdoor in eten voorkomen
aanwezig zijn
Teveel eiwitten opgenomen?-> brandstof
Verzadigde vetzuren: dierlijke vetten,
verhogen cholesterol
Onverzadigde vetzuren: plantaardige
vetten, verlagen cholesterol
Mineralen Vitaminen
= zouten, - Functie: bouwstoffen
Functie: bouwstoffen (Calcium), regeling Tekort/overschot aan vitaminen is
van de cristalloïd osmotische waarde schadelijk
Spoorelementen: mineralen die je maar in 2 groepen vitaminen:
kleine hoeveelheden nodig hebt 1. In vet oplosbare vitaminen (A, D, E, K)
2. In water oplosbare vitaminen (B, C)
, Kennisclip 2 – spijsvertering, ligging organen
Spijsverteringsstelsel: een lang kanaal van mond tot de anus
(10m lang)
- lever, galblaas en alvleesklier komen hierop uit
Onderdelen van het spijsverteringsstelsel:
1. Mondholte = cavum oris
2. Keelholte = pharynx
3. Slokdarm = oesophagus
4. Maag = gaster/ventriculus
5. Dunne darm
1. 12-vingerige darm = duodenum
2. Nuchtere darm = jejunum
3. Kronkeldarm = ileum
6. Dikke darm = colon
7. Lever = hepar
8. Galblaas = visica fellae
9. Alvleesklier = pancreas
Kennisclip 3 – werking van het spijsverteringsstelsel
Werking van het spijsverteringsstelsel:
1. In je mond kauw je het eten in kleine stukjes
2. De speekselklieren scheiden het enzym amylase af dat zorgt voor de vertering van
zetmeel
3. Het speeksel maakt het voedsel smeuïg
4. Het vermalen eten gaat via de slokdarm naar de maag
5. In de maag wordt het gekneed en gemengd met maagzuur (-> voor vertering van
eiwitten)
6. Kleine porties gaan naar de 12 vingerige darm waar via 2 delen verteringssappen
erbij komen.
- gal van de lever, zorgt voor de vertering van vetten (opgeslagen in galblaas)
- alvleesklier scheidt stoffen af die helpen bij de vertering van koolhydraten, eiwitten
en vetten
7. Het gaat door naar de dunne darm, de spieren zorgen voor darmperistaltiek
8. Door de darmwand worden verteerde voedingsstoffen opgenomen in het bloed
9. Het gaat door naar de dikke darm waar water wordt opgenomen in het bloed
10. Het afval wordt afgevoerd naar de endeldarm
11. De endeldarm wordt afgesloten door een kringspier, de anus waar het lichaam verlaat
Kennisclip 1 – voedingsstoffen
Voedingsvezels: stoffen uit plantaardig voedsel, niet door de mens verteerbaar
Voedingsstoffen: bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen
6 groepen voedingsstoffen:
Koolhydraten: Water
= suikers
Functie: bouwstof
Functie: vooral brandstoffen, ook bouwstof
Water is nodig voor:
teveel koolhydraten opgenomen?-> - als oplosmiddel
opgeslagen als glycogeen (of vet) in de - als bouwstof
lever - als transportmedium
- voor de homeostase
koolhydraten worden in 3 groepen
ingedeeld: poly-, di-, en monosachariden
polysachariden-> worden omgezet in
glucose, fructose, ribose
Vetten Eiwitten:
= lipiden = Proteïnes
- Functie: vooral brandstoffen, ook - Functie: bouwstoffen, transport van
bouwstoffen stoffen, enzymen
Teveel vetten opgenomen?-> opgeslagen Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren
onder de huid
Er zijn 20 soorten aminozuren, 12 daarvan
3 groepen lipiden: triglyceriden, fosfolipiden, kan de mens zelf maken. Er zijn 8
seroïden aminozuren die mensen niet zelf kunnen
vormen -> essentiële aminozuren
Essentiële vetzuren: moeten in voedsel -moeten hierdoor in eten voorkomen
aanwezig zijn
Teveel eiwitten opgenomen?-> brandstof
Verzadigde vetzuren: dierlijke vetten,
verhogen cholesterol
Onverzadigde vetzuren: plantaardige
vetten, verlagen cholesterol
Mineralen Vitaminen
= zouten, - Functie: bouwstoffen
Functie: bouwstoffen (Calcium), regeling Tekort/overschot aan vitaminen is
van de cristalloïd osmotische waarde schadelijk
Spoorelementen: mineralen die je maar in 2 groepen vitaminen:
kleine hoeveelheden nodig hebt 1. In vet oplosbare vitaminen (A, D, E, K)
2. In water oplosbare vitaminen (B, C)
, Kennisclip 2 – spijsvertering, ligging organen
Spijsverteringsstelsel: een lang kanaal van mond tot de anus
(10m lang)
- lever, galblaas en alvleesklier komen hierop uit
Onderdelen van het spijsverteringsstelsel:
1. Mondholte = cavum oris
2. Keelholte = pharynx
3. Slokdarm = oesophagus
4. Maag = gaster/ventriculus
5. Dunne darm
1. 12-vingerige darm = duodenum
2. Nuchtere darm = jejunum
3. Kronkeldarm = ileum
6. Dikke darm = colon
7. Lever = hepar
8. Galblaas = visica fellae
9. Alvleesklier = pancreas
Kennisclip 3 – werking van het spijsverteringsstelsel
Werking van het spijsverteringsstelsel:
1. In je mond kauw je het eten in kleine stukjes
2. De speekselklieren scheiden het enzym amylase af dat zorgt voor de vertering van
zetmeel
3. Het speeksel maakt het voedsel smeuïg
4. Het vermalen eten gaat via de slokdarm naar de maag
5. In de maag wordt het gekneed en gemengd met maagzuur (-> voor vertering van
eiwitten)
6. Kleine porties gaan naar de 12 vingerige darm waar via 2 delen verteringssappen
erbij komen.
- gal van de lever, zorgt voor de vertering van vetten (opgeslagen in galblaas)
- alvleesklier scheidt stoffen af die helpen bij de vertering van koolhydraten, eiwitten
en vetten
7. Het gaat door naar de dunne darm, de spieren zorgen voor darmperistaltiek
8. Door de darmwand worden verteerde voedingsstoffen opgenomen in het bloed
9. Het gaat door naar de dikke darm waar water wordt opgenomen in het bloed
10. Het afval wordt afgevoerd naar de endeldarm
11. De endeldarm wordt afgesloten door een kringspier, de anus waar het lichaam verlaat