Samenvatting studiegroep blok 1.4 Cedo Nulli met oefenvragen

Studiegroep 1.4
Probleem 1- Sigmund Freud
- Oerdriften/instincten (libido (levensdrift, je kunt hiermee prettig verder gaan met je
leven) en thanatos(niet bevorderlijk voor het prettig lijden van je leven) heel je leven
is hierop gebaseerd.) (eros: lustprincipe, alles waar je naar kan verlangen in je leven,
zoals relatie of seks)
- Psychoanalysewat is het en hoe werkt het?
- Topografisch model: bewust en onbewust geheugen
o Slip of the tongue
- Wat is fixatie?
- Ontwikkelingsfasen (ID, Ego, Superegoorale, anale, fallische, latente, genitale
fase)
- Oedipus en electra complex/conflict
- Catharsis
- Soorten angst en hoe ermee om te gaanverschillende benaderingen

 Hoe past Freud de pyschoanalyse toe op mensen? (test met vlekkenwat je er in
ziet geeft informatie over het onbewuste)

 Oefenvraag:
a) Leg de werking van het oedipuscomplex volgens Freud zo goed mogelijk uit
b) Wat is daarbij het verschil tussen jongens en meisjes?

, Probleem 2- Erik Erikson
- Keek niet alleen naar de seksuele ontwikkeling, maar ook naar de sociale
ontwikkeling
- Fallische fase: niet alleen ontwikkeling van Oedipus complex, maar ook van sociale
contacten
- Ontwikkelingsfasen kennen!
- Wat is identiteit volgens Erikson en hoe ontwikkelt het? identiteitsverwarring/crisis
met 4 hoofdcomponenten
 Je hebt eerst een identiteitsverwarring, daarna heb je je identiteit
gevormd
 Erikson
 moratorium: fase van experimenteren (uitstel van betaling)
 foreclosure:

o Koppelen aan moratorium/foreclosure/confusion met Marciaverschillen en
overeenkomsten helder hebben
- Nadruk psychosociale ontwikkeling in tegenstelling tot Freud
- Ontwikkelingsfasenuitgewerkt in schema=8 fasen (uit je hoofd kennen)
- Verschil Erikson en Freud over het algemeen
- Conflict maak je heel je leven mee, je maakt een balans voor jezelf waarmee je het
beste kan leven. Een crisis is een keerpunt in je leven waarbij alles even omdraait. (je
krijgt een relatie, veel banden veranderen. Of een carrière switch)

 Oefenvraag: benoem drie verschillen en twee overeenkomsten tussen Erikson en
Freud en licht dit verder toe
 Oefenvraag: wat zijn de grootste verschillen tussen identiteitstheorie van Erikson en
Marcia? Licht dit toe.

 Erikson (in samenvatting: fase van onzekerheid)
o Moratoriumfase van experimenteren
o Foreclosureje kopieert een identiteit (te snel aangenomen), zelfde doen als
je ouders
o Confusion
 Marcia: ging verder op Erikson, voegde
o Id-diffusion
o Moratorium
o Foreclosureje hebt niet goed overwogen wat wel en niet bij je past, maar
toch heb je bepaalde beslissingen gemaakt
o Id-achievement

Erikson heeft alleen mannen gemeten.