8.1: Oorsprong van het leven
Fossielen: zijn restanten of afdrukken van vroeger levende organismen.
Catastrofetheorie: Dit werd gebruikt toen wetenschappers en onderzoekers nog in
het scheppingsverhaal geloofden. Waarbij geprobeerd werd om natuurverschijnselen
op een zeer algemeen niveau uit te leggen aan de hand van catastrofes.
Evolutietheorie:
Een evolutietheorie verklaar hoe soorten veranderen en nieuwe soorten ontstaan.
Denkbeelden in de loop der jaren:
1) Genesis: het scheppingsverhaal
2) Verklaring voor fossielen: catastrofetheorie
3) Lamarck: (stichter evolutietheorie):
4) Darwin: darwinisme
5) Waarom was het onderzoek van mendel van belang voor darwin zijn
onderzoekstheorie: hieruit ontstond de neodarwinistische theorie.
Het lamarckisme: aanpassing aan de omgeving.
De evolutie theorie van lamarck. De aanpassingen van de individuen aan hun
leefomstandigheden bepalen het verloop van de evolutie. Oranismen verwerven
tijdens hun leven nieuwe eigenschappen doordat ze zich aanpassen aan hun
omgeving.
Lamarck beweerde: doordat een giraffe zijn nek steeds verder uitrekt om bij de
blaadjes te kunnen, de nek van zijn nageslacht ook langer wordt.
De twee weten van hem:
- Het ontstaan van bepaalde kenmerken zorgt ervoor dat ze verder ontwikkeld
worden of juist verloren raken.
- Kenmerken van voorouders worden doorgegeven aan het nageslacht.
Darwinisme: selectiedruk
Volgens darwin is natuurlijke selectie op gunstige eigenschappen binnen een
populatie de drijvende kracht achter evolutie. De best aangepaste individuen leven
langer en planten zich meer voort.
Hij onderzocht dingen en die feiten vormden argumenten voor zijn theorie. Hij gaat
uit van:
1) Variatie in erfelijke eigenschappen
2) Natuurlijke selectie
3) Ontstaan van nieuwe soorten
, 2
Neodarwinisme:
Is het darwinisme gecombineerd met de erfelijkheidstheorie van Gregor Mendel.
Darwin kon bijvoorbeeld geen verklaring geven voor het overerven van een nieuwe
soort, maar Gregro mendel wel.
Onderzoeksschip de beagle met charles darwin: Hij ging naar de Galapogseilanden
en ontdekte dat de planten en dieren op elk eiland duidelijke overeenkomsten met
soorten op het amerikaanse vastelland hadden. Op elk eiland hadden bijvoorbeeld
de vinken een snavelvorm die aangepast is aan het soort voedsel dat te vinden is op
het vasteland.
Variatie in erfelijke eigenschappen:
Geslachtelijke voortplanting: zorgt voor nieuwe paren / combinaties van
genen/ eigenschappen. (recombinatie van allelen)
Mutaties: plotselinge verandering van erfelijk materiaal door veranderingen
aan een gen (DNA).