100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada 4.2 TrustPilot
logo-home
Resumen

Samenvatting AFP 1

Puntuación
-
Vendido
3
Páginas
23
Subido en
17-12-2018
Escrito en
2017/2018

Alle informatie die je nodig hebt voor AFP1. O.a.: ABCDE, hart- en bloedvatenstelsel, osmose, diffusie, hypertensie, RAAS, hartfalen, ADL,

Institución
Grado










Ups! No podemos cargar tu documento ahora. Inténtalo de nuevo o contacta con soporte.

Escuela, estudio y materia

Institución
Estudio
Grado

Información del documento

Subido en
17 de diciembre de 2018
Número de páginas
23
Escrito en
2017/2018
Tipo
Resumen

Temas

Vista previa del contenido

AFP 1 LES 3 (zie ook aantekening schrift) + H3 AFP boek:
Leerdoelen:
1. herkent de principes osmose, diffusie, filtratie en actief transport en weet waar
deze in het lichaam worden toegepast.
Diffusie en osmose:
https://www.youtube.com/watch?v=Yc0npjeN-Z4
Diffusie:
https://www.youtube.com/watch?v=05DLB2pDCoY
2. interpreteert de begrippen intracellulair en intercellulair
3. beschrijft het transport van voedingsstoffen en afvalstoffen
4. legt uit wat de functie is van colloïd osmotische druk en kristalloïd osmotische druk
5. interpreteert de veranderingen in filtratiedruk en colloïd osmotische druk bij een
patiënt.
6. geeft uitleg over perifeer oedeem
Perifeer oedeem betreft vochtophoping in de buitenste delen van het lichaam oftewel
‘periferie’, dus met name in de ledematen (armen, ellebogen, polsen, handen, benen, knieën,
enkels en voeten). Het is dus een oppervlakkige vorm van oedeem en geen diepgelegen
vochtstapeling. Perifeer zegt dus niets over de oorzaak, maar veeleer over de ligging en aard
van de vochtophoping.

Intracellulaire ruimte: lichaamsvloeistof in de cellen
Intercellulaire ruimte: lichaamsvloeistof tussen de cellen
Extracellulaire ruimte: lichaamsvloeistof buiten de cellen
Het gaat hierbij om de ruimte. Het vocht heet interstitium

Interstitium: weefselvocht

De organen bestaan uit weefsels. En een weefsel is opgebouwd uit de cellen.
Tussen de cellen van de haarvaten zitten kleine openingen. . De wand van de haarvaten is heel
dun. Hel bloed in de haarvaten stroomt heel langzaam, omdat de diameter van de haarvaten is de
zeer klein. Da taak van de haarvaten is de uitwisseling van opgeloste stoffen en water met hun
omgeving.
Dat gebeurd door middel van diffusie en bloeddruk. Via de openingen tussen de haarvatcellen
stromen de opgeloste stoffen, water en de witte bloedcellen van de haarvaten uit. Het water met de
opgeloste stoffen (zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen) en de witte
bloedcellen in het weefsel heet weefselvloeistof of weefselvocht.
Weefselvloeistof heeft de functie om zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen en afvalstoffen
met de weefselcellen uit te wisselen. De cellen neme zuurstof en voedingsstoffen op uit de
weefselvloeistof en geven afvalstoffen en koolstofdioxide af aan de weefselvloeistof.
Een deel de weefselvloeistof wordt weer aangezogen door de haarvaten en komt op deze manier
weer terug in de bloedsomloop. Een deel van de weefselvloeistof vindt de weg naar de haarvaten
niet terug. Deze weefselvloeistof wordt opgevangen in een apart buizensysteem dat deze
weefselvloeistof weer terugvoert naar het hart. Dit buizensysteem wordt het lymfevatenstelsel
genoemd. Lymfevaten lijken veel op bloedvaten.

1. (aantekening) Filtratie: er moet druk zijn en door die druk kunnen de deeltjes van de suspensie
door de filter. De druk wordt gemaakt door de bloeddruk. Zonder druk is er geen filtratie. Filttratie
vindt plaats tussen het bloedvat en het interstitium, dus niet in de cellen.

,2. Diffusie: het gaat van hoge naar lage concentratie STOF. Geen membraan. Diffusie gaat van cel
naar interstitium. De verplaatsing van co2 van de cel naar het interstitium en daarna naar het
bloedvat vindt plaats door de diffusie.

3. Osmose: gaat van lage naar hoge concentratie stoffen. HIERBIJ VERPLAATST ALLEEN HET
WATER. Zodat de verhoudingen gelijk worden. Je hebt hier een selectief permeabel membraan voor
water.

– kristalloide osmolariteit/kristalloïd osmotische
druk: dit zijn stoffen die een bepaalde aanzuigkracht hebben, waarbij water naar een hoge
concentratie stoffen gaat.
– colloide osmolariteit/colloïd osm
otische druk (alleen in bloed): de plasma eiwitten in het bloed hebben een bepaalde aanzuigkracht,
waarbij water naar eiwitten in de bloedbaan gaan.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------
4. Actief transport: kost energie. Bv. Na-Ka pomp: hierbij werkt de cel de moleculen naar binnen,
en werkt het andere moleculen eruit. Natrium zit in de cel en kalium uit de cel. Het is een soort
pomp op de celwand dat natrium naar binnen gaat, kalium naar binnen.

5. Passief transport: kost geen energie. Bv. filtratie, osmose en diffusie

Capillaire wand is wand van de haarvaten.

CHD (Cappilaire Hydrostatische Druk): bloeddruk
COD (Colloid Osmotische Druk): De aanzuigkracht van plasma-eiwitten op water.



LES 4
AFP H4
Leerdoelen:
De student:
1. herkent de vier belangrijkste weefseltypen in het lichaam
2. vergelijkt de structuur en de functies van de verschillende weefseltypen

De 4 belangrijkste weefsels:
* epitheelweefsel:
Epitheel bedekt uitwendige oppervlakken. Ook bekleedt het inwendige transportbuizen en
compartimenten en verder vormt het klierproducten. Epitheel weefsel maakt bv. Deel uit van de
huid en de slijmvliezen. Overal waar het lichaam aan de buitenwereld grenst, vinden we een of
andere vorm van epitheel. Met uitwendig worden ook luchtwegen, middenoor (inwendige
lichaamsholten waar je zonder te snijden bij kan) bedoeld.

Epitheelcellen nemen stoffen op en geven stoffen af. Epitheelcellen hebben weinig intercellulaire
stof en dit zorgt ervoor dat stoffen niet door epitheelcellen kunnen diffunderen. Ze kunnen er wel
doorheen via actief transport.

* bindweefsel:
Bindweefsel vult inwendige ruimten op. Ook biedt het structurele ondersteuning en verder zorgt het
voor energieopslag. Bindweefsel komt voor in alle delen van het lichaam. De vezels zitten in een
tussencelstof .

, Bindweefsel verbindt onderling lichaamsdelen. Ook vult het tussenruimten op en ‘dicht’ het
wonden. Verder geeft bindweefsel steun en vorm aan het organisme en aan de afzonderlijke
organen.

*spierweefsel:
Spierweefsel trekt samen om actieve beweging teweeg te brengen. Dit weefsel is elastisch, onder
invloed van prikkels verandert het van vorm. De spieren trekken zich samen onder invloed van een
zenuwprikkeling. Bij werking van de spiercellen komt een groot deel van de energie vrij in de vorm
van warmte.

SPIERWEEFSEL:
3 typen:
Skeletspierweefsel:
– Veelkernige cellen, hierdoor herstelbaar.
– Beinvloedt door de wil, dwarsgestreepte, willekeurige spieren.
Hartspierweefsel:
– 1 celkern, niet herstelbaar.
– Niet beinvloedt door de wil, doet zenuwstelsel; onwillekeurig.
Glad spierweefsel: (bloedvaten, rond holle organen)
– 1 celkern, deelbaar, dus herstelbaar.
– Niet beinvloedt door de wil, doet zenuwstelsel; onwillekeurig.
Functies spierfweefsel:
* zorgt voor beweging
* bloed wordt rondgepompt
* vervoer van bloed, lucht en voedsel

Spierweefsel behoudt de lichaamstemperatuur van de mens (warmteproductie). Ook zorgt het voor
bewegingen van de mens en een houding. Ook zorgt spierweefsel voor opslag en verplaatsing van
het lichaam.

* zenuwweefsel (neuraal weefsel):
Het zenuwweefsel geleidt elektrische impulsen. Ook zorgt het voor voortgeleiding van informatie.
Zenuwcellen (neuronen) staan via de uitlopers met elkaar of ander weefsel in verbinding.

Het zenuwweefsel regelt samen met het hormoonstelsel de homeostase (interne milieu in evenwicht
houden ondanks veranderingen van de omgeving waarin het organisme zich bevindt) van het
lichaam. Zenuwweefsel geleidt informatie. Zenuwweefsel bevat 2 groepen celtypen: neuronen
(zenuwcellen) en neuroglia (andere ondersteunende cellen).

Neuronen:
– Bewuste/onbewuste gedachteprocessen
– Communiceren met elkaar via elektrische gebeurtenissen die invoed hebben op hun
plasmamembraan. Hierdoor zijn bewuste en onbewuste gedachteprocessen mogelijk.
– Langste cellen van het lichaam.
– Beperkt vermogen om zichzelf na verwonding te herstellen.
NEURON:
1: cellichaam die een grote celkern bevatt
2: Verschillende vertakte uitlopers (dendrieten)
3: Een axon. (blz 136, afp, figuur 4-15)
Dendrieten ontvangen informatie, meestal van andere neuronen, en axonen geleiden deze informatie
naar andere cellen.
$8.97
Accede al documento completo:

100% de satisfacción garantizada
Inmediatamente disponible después del pago
Tanto en línea como en PDF
No estas atado a nada


Documento también disponible en un lote

Conoce al vendedor

Seller avatar
Los indicadores de reputación están sujetos a la cantidad de artículos vendidos por una tarifa y las reseñas que ha recibido por esos documentos. Hay tres niveles: Bronce, Plata y Oro. Cuanto mayor reputación, más podrás confiar en la calidad del trabajo del vendedor.
sannedriessen0 Fontys Hogeschool
Seguir Necesitas iniciar sesión para seguir a otros usuarios o asignaturas
Vendido
84
Miembro desde
6 año
Número de seguidores
67
Documentos
16
Última venta
1 año hace
Alles wat je moet kennen tijdens HBO Verpleegkunde

Hoi! Ik ben vierdejaars student verpleegkunde aan de Fontys. Gedurende de onderwijsperiodes verzamel ik informatie over de kennistoetsen en bundel deze. Mis je iets of heb je verbeteringen? Laat het me weten!

3.3

20 reseñas

5
3
4
6
3
8
2
0
1
3

Recientemente visto por ti

Por qué los estudiantes eligen Stuvia

Creado por compañeros estudiantes, verificado por reseñas

Calidad en la que puedes confiar: escrito por estudiantes que aprobaron y evaluado por otros que han usado estos resúmenes.

¿No estás satisfecho? Elige otro documento

¡No te preocupes! Puedes elegir directamente otro documento que se ajuste mejor a lo que buscas.

Paga como quieras, empieza a estudiar al instante

Sin suscripción, sin compromisos. Paga como estés acostumbrado con tarjeta de crédito y descarga tu documento PDF inmediatamente.

Student with book image

“Comprado, descargado y aprobado. Así de fácil puede ser.”

Alisha Student

Preguntas frecuentes