Argumentatie, Retorica en Publiek Debat
Samenvatting colleges/boek
(1) Argumentatieanalyse (4)
Wat is een argumentatie?
= Standpunt + argument(en)
→ Standpunt: uitspraak waarvan de aanvaardbaarheid door andere uitspraken
aangetoond/aannemelijk gemaakt moet worden in een ‘betoog’.
→ Argument: bewijs, reden, motief om het standpunt te versterken/bevestigen.
3 fases in argumentatieanalyse
1. Wordt er wel geargumenteerd?
Feitenrelaas ≠ argumentatie
2. Argumentatiestructuur
Toulmin
3. Argumentatiekwaliteit
Evaluatie & kritische vragen
Premisse minor: als-zin
Premisse maior: als-dan zin =
rechtvaardiging
De rechtvaardiging maakt een
argumentatie aanvaardbaar of
aannemelijk.
Argumentatie is een verbale, sociale en rationele activiteit die erop gericht is een redelijke
beoordelaar te overtuigen van de aanvaardbaarheid van een standpunt door één of meer proposities
naar voren te brengen die ter rechtvaardiging van dat standpunt dienen.
Toulmin: de structuur van argumentatie.
- Standpunt (S): Hij wil de notulen wel maken.
- Argument (A) / gegeven (G): (... want) Hij is heel precies.
- Rechtvaardiging (R) : Als iemand heel precies is, dan wil diegene de notulen wel maken.
- Onderbouwing (O): op grond van → ‘wetenschappelijk’ bewijs voor argumentatie.
→ Hoort altijd bij een rechtvaardiging!
- Krachtaanduider (K): hoe ‘sterk’ het argument is (waarschijnlijk, misschien, wellicht, heel erg).
, 2 stappen in de analysetaak:
1. S,G,O vaststellen.
2. van (het meestal ontbrekende) R vaststellen hoe dat luidt.
Meervoudige argumentatie
- Nevengeschikte argumentatie
1. Afhankelijk: twee of meer argumenten zijn samen nodig om een standpunt compleet
te maken.
S = Op het platteland zijn mensen veel vrolijker dan in de stad.
G1 = Mijn oom woont op het platteland en is echt een lolbroek.
G2 = Mijn neef woont in de stad en is altijd chagrijnig.
2. Onafhankelijk: wanneer elk van de gegevens een zelfstandig argument voor een
standpunt vormen.
S = Hij heeft vast een prijs gewonnen.
G1 = Mijn arme vriend Piet smijt opeens met geld.
G2 = Hij zit de hele tijd heel blij en geheimzinnig naar zijn bankrekening te kijken.
3. Cumulatief: een tussenvorm van afhankelijke en onafhankelijke argumentatie.
S = Het is een goed boek.
G1 = De verhaallijn staat als een huis.
G2 = De karakters maken een ontwikkeling door.
Gx = Het leest als een trein.
- Ondergeschikte argumentatie
1. Ketenargumentatie: wanneer de conclusie die uit een eerst gegeven volgt, op zichzelf
weer als argument fungeert voor het volgende standpunt.
G1 = Hij smijt opeens met veel geld.
S1 = G2 = Hij moet een prijs gewonnen hebben.
S2 = Hij moet mij ook wat geven.
Samenvatting colleges/boek
(1) Argumentatieanalyse (4)
Wat is een argumentatie?
= Standpunt + argument(en)
→ Standpunt: uitspraak waarvan de aanvaardbaarheid door andere uitspraken
aangetoond/aannemelijk gemaakt moet worden in een ‘betoog’.
→ Argument: bewijs, reden, motief om het standpunt te versterken/bevestigen.
3 fases in argumentatieanalyse
1. Wordt er wel geargumenteerd?
Feitenrelaas ≠ argumentatie
2. Argumentatiestructuur
Toulmin
3. Argumentatiekwaliteit
Evaluatie & kritische vragen
Premisse minor: als-zin
Premisse maior: als-dan zin =
rechtvaardiging
De rechtvaardiging maakt een
argumentatie aanvaardbaar of
aannemelijk.
Argumentatie is een verbale, sociale en rationele activiteit die erop gericht is een redelijke
beoordelaar te overtuigen van de aanvaardbaarheid van een standpunt door één of meer proposities
naar voren te brengen die ter rechtvaardiging van dat standpunt dienen.
Toulmin: de structuur van argumentatie.
- Standpunt (S): Hij wil de notulen wel maken.
- Argument (A) / gegeven (G): (... want) Hij is heel precies.
- Rechtvaardiging (R) : Als iemand heel precies is, dan wil diegene de notulen wel maken.
- Onderbouwing (O): op grond van → ‘wetenschappelijk’ bewijs voor argumentatie.
→ Hoort altijd bij een rechtvaardiging!
- Krachtaanduider (K): hoe ‘sterk’ het argument is (waarschijnlijk, misschien, wellicht, heel erg).
, 2 stappen in de analysetaak:
1. S,G,O vaststellen.
2. van (het meestal ontbrekende) R vaststellen hoe dat luidt.
Meervoudige argumentatie
- Nevengeschikte argumentatie
1. Afhankelijk: twee of meer argumenten zijn samen nodig om een standpunt compleet
te maken.
S = Op het platteland zijn mensen veel vrolijker dan in de stad.
G1 = Mijn oom woont op het platteland en is echt een lolbroek.
G2 = Mijn neef woont in de stad en is altijd chagrijnig.
2. Onafhankelijk: wanneer elk van de gegevens een zelfstandig argument voor een
standpunt vormen.
S = Hij heeft vast een prijs gewonnen.
G1 = Mijn arme vriend Piet smijt opeens met geld.
G2 = Hij zit de hele tijd heel blij en geheimzinnig naar zijn bankrekening te kijken.
3. Cumulatief: een tussenvorm van afhankelijke en onafhankelijke argumentatie.
S = Het is een goed boek.
G1 = De verhaallijn staat als een huis.
G2 = De karakters maken een ontwikkeling door.
Gx = Het leest als een trein.
- Ondergeschikte argumentatie
1. Ketenargumentatie: wanneer de conclusie die uit een eerst gegeven volgt, op zichzelf
weer als argument fungeert voor het volgende standpunt.
G1 = Hij smijt opeens met veel geld.
S1 = G2 = Hij moet een prijs gewonnen hebben.
S2 = Hij moet mij ook wat geven.