Rekenen
Aan het einde van groep 2 kan je kind het volgende:
Getalbegrip
Tellen tot 20
Terug tellen van 10 naar 0
Cijferherkenning tot 10
Rangtelwoorden
Rekentaal; verder, terug, tussenin, (er)voor, (er)na, eerste,
laatste
Hoeveelheden tot 12 neerleggen
Dobbelsteenstructuur in één oogopslag herkennen
Bewerkingen
Begrijpt begrippen als erbij, eraf, splitsen, verdelen
Sommetjes met 1 erbij en 1 eraf tot 12
Meten & Meetkunde
Begrippen als lang, kort, groot, klein, dik, dun, hoog en
laag
Alle trappen van vergelijking (dik – dikker – dikst)
Hoe het tegenstellingen moet gebruiken als ‘grootste’ en
‘kleinste’
Hoe je kind met simpele afmetingen moet ‘meten’
bijvoorbeeld met handen en voeten
Inschatten welke omtrekken of oppervlaktes het grootst
en het kleinst zijn
Begrippen als leeg, vol, zwaar, licht
Voor, achter, boven en onder
Trappen van vergelijking (dun-dunner-dunst)
Figuren
Tijd & Ruimte
Dag en weekritme woorden ochtend, middag, avond,
maandag
Maanden, seizoenen
EIND GROEP 2
Aan het einde van groep 2 kan je kind het volgende:
Getalbegrip
Tellen tot 20
Terug tellen van 10 naar 0
Cijferherkenning tot 10
Rangtelwoorden
Rekentaal; verder, terug, tussenin, (er)voor, (er)na, eerste,
laatste
Hoeveelheden tot 12 neerleggen
Dobbelsteenstructuur in één oogopslag herkennen
Bewerkingen
Begrijpt begrippen als erbij, eraf, splitsen, verdelen
Sommetjes met 1 erbij en 1 eraf tot 12
Meten & Meetkunde
Begrippen als lang, kort, groot, klein, dik, dun, hoog en
laag
Alle trappen van vergelijking (dik – dikker – dikst)
Hoe het tegenstellingen moet gebruiken als ‘grootste’ en
‘kleinste’
Hoe je kind met simpele afmetingen moet ‘meten’
bijvoorbeeld met handen en voeten
Inschatten welke omtrekken of oppervlaktes het grootst
en het kleinst zijn
Begrippen als leeg, vol, zwaar, licht
Voor, achter, boven en onder
Trappen van vergelijking (dun-dunner-dunst)
Figuren
Tijd & Ruimte
Dag en weekritme woorden ochtend, middag, avond,
maandag
Maanden, seizoenen
EIND GROEP 2