Sprake van belangrijke opbloei van steden, samenhangend met de
heropleving van handel, ambachten en geldeconomie Er kwamen
langzaam staten tot stand, georganiseerd volgens de principes van het
Romeinse recht Van ongeveer 1000 tot 1400
13. Opkomst van handel en ambacht
KA: De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het
herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
Na 1000: Handel over langere afstanden herleefde door toename
bevolking en steeds grotere veiligheid Door groei
landbouwopbrengsten (nieuwe technieken werden gebruikt) en niet-
vruchtbare gebieden werden nu wel vruchtbaar gemaakt.
Oude Romeinse steden groeiden weer Op plaatsen waar geen
Romeinse steden waren geweest, ontstonden nieuwe
Ambachtslieden die zich specialiseerden in de productie van
bepaalde goederen (bijv. textiel) vestigden zich hier.
Sommige steden werden knooppunten internationale handel
Belangrijke geldeconomie ontstond
14. Steden met stadsrecht
KA: De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende
zelfstandigheid van steden.
Bewoners steden vormden een nieuwe groep naast de reeds
bestaande geestelijkheid, adel en boerenbevolking Ze vormden
de derde stand.
Stadsrecht ontwikkelde, aangezien de omstandigheden waaronder
stedelijke burgers leefden sterk verschilden dan van die op hoven of
platteland Uiteindelijk vastgelegd op papier.
Steden konden namelijk rijk worden, domeinen konden dit niet
Koning of andere heer van dat gebied verleende dit Vaak bevatte
dit ook een vorm van zelfbestuur Gold slechts voor de elite onder
de stedelijke burgerij (gildemeesters, met name koopmannen).
Door stadsrechten te verlenen verzekerde de koning of andere vorst
zich van de steun van de stedelijke burgers Door belasting te
heffen kon hij tevens rijk worden.
15. Strijd tussen kerk en staat