Goederenrecht hoorcollege week 1
Basisbegrippen
Eigendom (art. 5:1 BW)
Zaak (art. 3:2 jo. 3:2a BW)
Roerend en onroerende zaken (art. 3:3 BW)
Gemeenschap (art. 3:166 BW)
Mandeligheid (art. 5:60 BW)
Verkrijging van eigendom van roerende zaken
Bijzondere titel, bijvoorbeeld overdracht en verjaring (art. 3:80 lid 3 BW)
Algemene titel, juridische fusie/ afsplitsing van een rechtspersoon, erfenis (art. 3:80 lid 2
BW)
Overige wijze van verkrijging (art. 3:80 lid 3 BW): toe-eigening, vinderschap,
schatvinding, vruchttrekking, natrekking, vermenging en zaaksvorming.
Toe-eigening (art. 5:4 BW)
Alleen bij roerende zaken zonder eigenaar, het bezit is prijsgegeven oftewel res nullius
(art. 5:18 BW).
Inbezitneming (art. 3:113 lid 1 BW), zich de feitelijke macht verschaffen
Een onroerende zaak heeft altijd een eigenaar (art. 5:24 BW), de Nederlandse Staat is
eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben.
Vinderschap (art. 5:5 BW) – ter goeder trouw (de eerlijke vinder)
Alleen bij een onroerende zaak, niet zijnde een schat (art. 5:13 BW)
Onbeheerd, dus niet in de macht van een ander
De roerende zaak moet onder zich worden genomen, plus aangifte bij de daartoe
aangewezen gemeenteambtenaar doen (vindersloon art. 5:30 BW)
Eigendomsverkrijging na een jaar na aangifte (art. 5:6 lid 1 BW) – daarvoor ben je houder
(de beperkte rechten op de zaak vervallen dan ook.
Schatvinding (art. 5:13 BW) – gemeenschappelijke eigendom
Roerende zaak van waarde
Zo lang verborgen dar daardoor de opsporing van de eigenaar onmogelijk is geworden
Aangifte doen bij de gemeente
Schat komt toe aan de ontdekker en de eigenaar van de zaak waarin de schat wordt
aangetroffen (gemeenschappelijke eigendom, titel 3.7 BW
In geval van een archeologische vondst bij opgraving gevonden, en waarbij niemand zijn
recht van eigendom kan bewijzen, geldt een aparte regeling in de Erfgoedwet (art. 5.7
erfgoedwet)
Vruchttrekking
Natuurlijke vrucht: was eerst bestanddeel van een andere zaak (art. 3:9 ld 1 BW jo. art.
3:4 BW)
Wordt door afscheiding een zelfstandige zaak (art. 3:9 lid 4 BW)
Eigenaar van de zaak wordt in beginsel ook eigenaar van de afgescheiden vrucht (art. 5:1
lid 3 BW
, Uitzonderingen: vruchtgebruiker (art. 5:17 BW jo. art. 3:216 BW), erfpachter (art.
5:89 lid 1 BW) pachter (art. 7:316 BW), e.v. de huurder (art. 7:202 BW) in geval van
een eigendomsvoorbehoud (art. 7:9 lid 3 BW jo. art. 7:14 BW).
Burgerlijke vrucht: vruchten van goederen (denk aan rente), wordt door opeisbaarheid
een zelfstandig recht (art. 3:9 lid 4).
Hoofdzaak (art. 5:14 lid 3 BW)
Waarde hoofdzaak aanmerkelijk hoger dan die van de andere zaak (die bestanddeel
wordt)
HR 14 augustus 2015 (Glencore/Nationale Borg-Maatschappij): in geval van
vermenging van gelijksoortige zaken is dit het enige criterium (verkeersopvattingen
spelen dus geen rol)
Volgens verkeersopvattingen als hoofdzaak te beschouwen
Bestanddeel (art. 3:4 lid 1 BW)
Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt (art. 3:4 lid 1
BW)
o HR 15 november 1991 (Depex/Bergel)
Afscheiding niet mogelijk zonder beschadiging van betekenis (art 3:4 lid 2 BW) – het
zogenaamde schadecriterium.
Schadecriterium – HR 13 november 2020 (UTB/Glencore)
Art. 3:4 lid 2 BW, aan het schade criterium is voldaan als afscheiding van het bestanddeel
niet zonder fysieke schade kan of als afscheiding hoge kosten met zich meebrengt.
Verkeersopvatting – HR 15 november 1991 (Depex/Bergel)
Wat is naar verkeersopvattingen een hoofdzaak en bestanddeel, meer specifiek is een
waterdestellatie volgens verkeersopvattingen een bestanddeel van een fabriekshal?
Afstemmingcriterium: in constructief opzicht op elkaar afgestemd > aanwijzing dat de
gebouw en apparaat als een zaak moeten worden gezien.
Onvoltooidheid/incompleetheidscriterium: geschiktheid als fabrieksgebouw bij
ontbreken van apparatuur onvoltooid (onvoltooidheid-/incompleetheidscriterium)
Functie van de apparatuur in het productieproces niet van belang.
HR 6 december 2012 (Prorail / Stichting Rijswijk)
Of iets bestanddeel is, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval
o Een aard- of nagelvaste verbinding is niet vereist
Als iets een tijdelijke functie heeft als hulpconstructie vervult tijdens de bouwfase van
een zaak (zoals een groutanker/ -lichaam) en bestemd is om daarna te worden
verwijderd, levert dat in het algemeen een aanwijzing op dat het naar
verkeersopvattingen geen bestanddeel van die zaak is geworden –
bestemmingscriterium
In het licht van concrete omstandigheden van het geval, kan dat evenwel anders zijn.
Natrekking
Voorheen individuele zaken worden een zaak
, Eigenaar van roerende (of onroerende) zaak is ook eigenaar van de bestanddelen van die
zaak (art. 5:3 BW).
o Natrekking kan niet tussen partijen anders worden overeengekomen (regels van
dwingend zakenrecht)
Vereisten voor natrekking bij roerende zaken (art. 5:14 lid 1 en 3 BW):
o Twee of meer roerende zaken
o Toebehorend aan verschillende eigenaren
o Zaak wordt bestanddeel van andere (hoofd)zaak
Natrekking als er geen hoofdzaak is
Bij roerende zaken is er soms geen hoofdzaak om aan te wijzen (art. 5:14 lid 2 BW)
Er is dan sprake van een nieuwe zaak waarvan de oude zaken de bestanddelen vormen
Dit leidt tot mede-eigendom van de eigenaren van de oude zaken, evenredig aan de
waarde daarvan (dit kan anders zijn indien er sprake is van zaaksvorming (art. 5:16 BW).
o Gemeenschap, art. 3:166 lid 2
Vermenging (art. 5:15 BW)
Van vloeistoffen, gassen, zand
Art. 5:14 BW is ingevolge art. 5:15 BW van overeenkomstige toepassing op vermenging
van roerende zaken
Vermenging doet zich voor bij vloeistoffen, gassen, maar ook bij graan en zand
o Vormen een zaak
o Indien er een hoofdzaak valt aan te wijzen: natrekking
o Indien dat niet kan: mede-eigendom
o Maar: geen zaaksvorming (want dan geldt art. 5:16 BW)
Dus:
Indien een van de vermengde zaak als hoofdzaak kan worden aangemerkt: de ene zaak
wordt hoofdzaak en andere zaak wordt dor vermenging bestanddeel van die hoofdzaak.
Indien er geen hoofdzaak kan worden aangewezen ontstaat er een nieuwe zaak in mede-
eigendom (aandeel in de nieuwe zaak) art. 5:15 BW jo. art. 5:14 lid 2 BW
o HR 19 augustus 2015 (Glencore/nationale borg-maatschappij) r.o. 3.7.4. (Het is
uitsluitend beslissend of een van de zaken de andere aanmerkelijk in waarde
overtreft, bij vermenging van gelijksoortige zaken – mits aanmerkelijk, verschil dus 1
procent ten opzichte van 90 procent is aanmerkelijk).
Zaakvorming (art. 5:16 BW)
Iemand vormt uit een roerende zaak/zaken een nieuwe zaak
Menselijk handelen: “iemand vormt” (art. 5:16 lid 1 BW)
Er ontstaat een nieuwe roerende zaak (uit een of meer andere roerende zaken
Oorspronkelijke roerende zaak/zaken bestaat niet meer
Of er sprake is van een nieuwe roerende zaak hangt af van de verkeersopvattingen
(arresten HR Kuikenboerderij & HR Love Love)
VB: HR 24 maart 1995 kuikenboerderij, er ontstaat een zaak met een nieuwe
identiteit. De uitgebroede eieren kunnen naar verkeersopvatting niet als natuurlijke
vruchten van de kippen worden aangemerkt, omdat de fabrikant het machinaal
uitbroedt. Terecht zaaksvorming voor zichzelf.
Basisbegrippen
Eigendom (art. 5:1 BW)
Zaak (art. 3:2 jo. 3:2a BW)
Roerend en onroerende zaken (art. 3:3 BW)
Gemeenschap (art. 3:166 BW)
Mandeligheid (art. 5:60 BW)
Verkrijging van eigendom van roerende zaken
Bijzondere titel, bijvoorbeeld overdracht en verjaring (art. 3:80 lid 3 BW)
Algemene titel, juridische fusie/ afsplitsing van een rechtspersoon, erfenis (art. 3:80 lid 2
BW)
Overige wijze van verkrijging (art. 3:80 lid 3 BW): toe-eigening, vinderschap,
schatvinding, vruchttrekking, natrekking, vermenging en zaaksvorming.
Toe-eigening (art. 5:4 BW)
Alleen bij roerende zaken zonder eigenaar, het bezit is prijsgegeven oftewel res nullius
(art. 5:18 BW).
Inbezitneming (art. 3:113 lid 1 BW), zich de feitelijke macht verschaffen
Een onroerende zaak heeft altijd een eigenaar (art. 5:24 BW), de Nederlandse Staat is
eigenaar van onroerende zaken die geen andere eigenaar hebben.
Vinderschap (art. 5:5 BW) – ter goeder trouw (de eerlijke vinder)
Alleen bij een onroerende zaak, niet zijnde een schat (art. 5:13 BW)
Onbeheerd, dus niet in de macht van een ander
De roerende zaak moet onder zich worden genomen, plus aangifte bij de daartoe
aangewezen gemeenteambtenaar doen (vindersloon art. 5:30 BW)
Eigendomsverkrijging na een jaar na aangifte (art. 5:6 lid 1 BW) – daarvoor ben je houder
(de beperkte rechten op de zaak vervallen dan ook.
Schatvinding (art. 5:13 BW) – gemeenschappelijke eigendom
Roerende zaak van waarde
Zo lang verborgen dar daardoor de opsporing van de eigenaar onmogelijk is geworden
Aangifte doen bij de gemeente
Schat komt toe aan de ontdekker en de eigenaar van de zaak waarin de schat wordt
aangetroffen (gemeenschappelijke eigendom, titel 3.7 BW
In geval van een archeologische vondst bij opgraving gevonden, en waarbij niemand zijn
recht van eigendom kan bewijzen, geldt een aparte regeling in de Erfgoedwet (art. 5.7
erfgoedwet)
Vruchttrekking
Natuurlijke vrucht: was eerst bestanddeel van een andere zaak (art. 3:9 ld 1 BW jo. art.
3:4 BW)
Wordt door afscheiding een zelfstandige zaak (art. 3:9 lid 4 BW)
Eigenaar van de zaak wordt in beginsel ook eigenaar van de afgescheiden vrucht (art. 5:1
lid 3 BW
, Uitzonderingen: vruchtgebruiker (art. 5:17 BW jo. art. 3:216 BW), erfpachter (art.
5:89 lid 1 BW) pachter (art. 7:316 BW), e.v. de huurder (art. 7:202 BW) in geval van
een eigendomsvoorbehoud (art. 7:9 lid 3 BW jo. art. 7:14 BW).
Burgerlijke vrucht: vruchten van goederen (denk aan rente), wordt door opeisbaarheid
een zelfstandig recht (art. 3:9 lid 4).
Hoofdzaak (art. 5:14 lid 3 BW)
Waarde hoofdzaak aanmerkelijk hoger dan die van de andere zaak (die bestanddeel
wordt)
HR 14 augustus 2015 (Glencore/Nationale Borg-Maatschappij): in geval van
vermenging van gelijksoortige zaken is dit het enige criterium (verkeersopvattingen
spelen dus geen rol)
Volgens verkeersopvattingen als hoofdzaak te beschouwen
Bestanddeel (art. 3:4 lid 1 BW)
Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt (art. 3:4 lid 1
BW)
o HR 15 november 1991 (Depex/Bergel)
Afscheiding niet mogelijk zonder beschadiging van betekenis (art 3:4 lid 2 BW) – het
zogenaamde schadecriterium.
Schadecriterium – HR 13 november 2020 (UTB/Glencore)
Art. 3:4 lid 2 BW, aan het schade criterium is voldaan als afscheiding van het bestanddeel
niet zonder fysieke schade kan of als afscheiding hoge kosten met zich meebrengt.
Verkeersopvatting – HR 15 november 1991 (Depex/Bergel)
Wat is naar verkeersopvattingen een hoofdzaak en bestanddeel, meer specifiek is een
waterdestellatie volgens verkeersopvattingen een bestanddeel van een fabriekshal?
Afstemmingcriterium: in constructief opzicht op elkaar afgestemd > aanwijzing dat de
gebouw en apparaat als een zaak moeten worden gezien.
Onvoltooidheid/incompleetheidscriterium: geschiktheid als fabrieksgebouw bij
ontbreken van apparatuur onvoltooid (onvoltooidheid-/incompleetheidscriterium)
Functie van de apparatuur in het productieproces niet van belang.
HR 6 december 2012 (Prorail / Stichting Rijswijk)
Of iets bestanddeel is, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval
o Een aard- of nagelvaste verbinding is niet vereist
Als iets een tijdelijke functie heeft als hulpconstructie vervult tijdens de bouwfase van
een zaak (zoals een groutanker/ -lichaam) en bestemd is om daarna te worden
verwijderd, levert dat in het algemeen een aanwijzing op dat het naar
verkeersopvattingen geen bestanddeel van die zaak is geworden –
bestemmingscriterium
In het licht van concrete omstandigheden van het geval, kan dat evenwel anders zijn.
Natrekking
Voorheen individuele zaken worden een zaak
, Eigenaar van roerende (of onroerende) zaak is ook eigenaar van de bestanddelen van die
zaak (art. 5:3 BW).
o Natrekking kan niet tussen partijen anders worden overeengekomen (regels van
dwingend zakenrecht)
Vereisten voor natrekking bij roerende zaken (art. 5:14 lid 1 en 3 BW):
o Twee of meer roerende zaken
o Toebehorend aan verschillende eigenaren
o Zaak wordt bestanddeel van andere (hoofd)zaak
Natrekking als er geen hoofdzaak is
Bij roerende zaken is er soms geen hoofdzaak om aan te wijzen (art. 5:14 lid 2 BW)
Er is dan sprake van een nieuwe zaak waarvan de oude zaken de bestanddelen vormen
Dit leidt tot mede-eigendom van de eigenaren van de oude zaken, evenredig aan de
waarde daarvan (dit kan anders zijn indien er sprake is van zaaksvorming (art. 5:16 BW).
o Gemeenschap, art. 3:166 lid 2
Vermenging (art. 5:15 BW)
Van vloeistoffen, gassen, zand
Art. 5:14 BW is ingevolge art. 5:15 BW van overeenkomstige toepassing op vermenging
van roerende zaken
Vermenging doet zich voor bij vloeistoffen, gassen, maar ook bij graan en zand
o Vormen een zaak
o Indien er een hoofdzaak valt aan te wijzen: natrekking
o Indien dat niet kan: mede-eigendom
o Maar: geen zaaksvorming (want dan geldt art. 5:16 BW)
Dus:
Indien een van de vermengde zaak als hoofdzaak kan worden aangemerkt: de ene zaak
wordt hoofdzaak en andere zaak wordt dor vermenging bestanddeel van die hoofdzaak.
Indien er geen hoofdzaak kan worden aangewezen ontstaat er een nieuwe zaak in mede-
eigendom (aandeel in de nieuwe zaak) art. 5:15 BW jo. art. 5:14 lid 2 BW
o HR 19 augustus 2015 (Glencore/nationale borg-maatschappij) r.o. 3.7.4. (Het is
uitsluitend beslissend of een van de zaken de andere aanmerkelijk in waarde
overtreft, bij vermenging van gelijksoortige zaken – mits aanmerkelijk, verschil dus 1
procent ten opzichte van 90 procent is aanmerkelijk).
Zaakvorming (art. 5:16 BW)
Iemand vormt uit een roerende zaak/zaken een nieuwe zaak
Menselijk handelen: “iemand vormt” (art. 5:16 lid 1 BW)
Er ontstaat een nieuwe roerende zaak (uit een of meer andere roerende zaken
Oorspronkelijke roerende zaak/zaken bestaat niet meer
Of er sprake is van een nieuwe roerende zaak hangt af van de verkeersopvattingen
(arresten HR Kuikenboerderij & HR Love Love)
VB: HR 24 maart 1995 kuikenboerderij, er ontstaat een zaak met een nieuwe
identiteit. De uitgebroede eieren kunnen naar verkeersopvatting niet als natuurlijke
vruchten van de kippen worden aangemerkt, omdat de fabrikant het machinaal
uitbroedt. Terecht zaaksvorming voor zichzelf.