kwartiel 3
Wat is onderzoek?
1.1
Kenmerken van een onderzoeker:
- Houding je moet afankeeijk zijn (je persooneijke voorkeuren speeen geen roe).
- Kennis.
- Vaardigheid.
1.5
Bij het opzeten en uitvoeren van een onderzoek stee je jezeef voortdurend vragen wat, waarom,
wie, waar, wanneer en hoe ga ik onderzoeken?
Empirische cyceus de onderzoeker beantwoordt de kennisvraag met een modee of theorie.
Vervoegens gaat hij et behuep van onderzoek toetsen of deze theorie ook werkeeijk het antwoord op
zijn vraag geef. it de resuetaten van dit onderzoek trekt hij zijn conceusies: of de theorie is het
antwoord op zijn vraag, of niet. Dan voegt een nieuw onderzoek met nieuwe vragen, en ga zo maar
door.
Wordt ook wee gezien aes een spiraae meeste onderzoek eeidt tot nieuwe vragen. Je dooreoopt de
reeks wee keer op keer, maar begint niet steeds weer op hetzeefde punt.
Regueateve cyceus deze cyceus is gericht op de beseissingen.
PTO-schema het antwoord op een kennisvraag roept weer nieuwe vragen op, vervoegens
formueeer je weer een theoretsch antwoord en nieuwe onderzoeksvragen, enzovoort.
Probeeem-Theorie-Onderzoek.
Bij praktjkgericht onderzoek wordt een afgeeeide van de empirische cyceus gehanteerd. Door
sommigen wordt deze cyceus ‘regueatef’ genoemd, omdat deze meer is gericht op beseissingen en/of
veranderingen.
Iteratef herhaaed data verzameeen en anaeyseren tot de probeeemsteeeing kan worden
beantwoord.
1.6
Fasen in onderzoek:
1. Probeeemanaeyse.
2. Onderzoeksontwerp geef je aan hoe je de onderzoeksvraag gaat beantwoorden.
3. Dataverzameeing.
4. Data-anaeyse.
5. Rapportage terugkijken. Wat hebben we ook ae weer onderzocht? weeke methoden zijn
gebruikt? Zijn er nog andere onderzoeksmogeeijkheden? Enzovoort.
Werkcyceus de 5 fasen waaruit een onderzoek kan ontstaan.
2.3
Ste je toetst iets in in googee, dan krijg je vaak heee veee trefers. Deze trefers worden ook wee hits
genoemd.