100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting De Hullu in het kort

Rating
-
Sold
-
Pages
24
Uploaded on
02-01-2024
Written in
2023/2024

Volledige samenvatting De Hullu + jurisprudentie week 6 SR aansprakelijkheid

Institution
Course










Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
Wat verplicht is vanuit de opleiding
Uploaded on
January 2, 2024
Number of pages
24
Written in
2023/2024
Type
Summary

Subjects

Content preview

Samenvatting De Hullu en jurisprudentie week 6 strafrechtelijke
aansprakelijkheid aug-dec 2023

Inleidende opmerkingen over strafuitsluitingsgronden
Plaatsbepaling
Doorgaans leidt vervulling van de delictsomschrijving tot aansprakelijkheid, op zichzelf staan
de objectieve en subjectieve zijde van aansprakelijkheid dan vast. Door voor categorieën
bijzondere omstandigheden te bepalen onder welke voorwaarden aansprakelijkheid ondanks
vervulling van de delictsomschrijving toch is uitgesloten, wordt het algemene model van
aansprakelijkheid nader genuanceerd en verfijnd. Het gaat dan per saldo vooral om
concretisering en nadere invulling van de basisvereisten van wederrechtelijkheid en schuld.
Daarom zijn de strafuitsluitingsgronden (die dus strikt genomen
aansprakelijkheidsuitsluitingsgronden zijn) zowel voor wetgever als voor dogmatiek
belangrijk. Ook in de praktijk spelen strafuitsluitingsgronden een rol. Een beroep daarop
heeft mede strafvorderlijke betekenis (zowel de responsie- en motiveringsplicht van art. 358
lid 3 en 359 lid 2 Sv). Een algemene lijn lijkt echter te zijn dat een dergelijk beroep door de
strafrechter vrij zelden wordt aanvaard (maar een ‘mislukt’ beroep op een exceptie kan wel
strafverminderend werken). In die zin zijn strafuitsluitingsgronden werkelijk excepties die
verwijzen naar uitzonderlijke omstandigheden. Misschien zijn strafuitsluitingsgronden
belangrijker voor vervolgbeslissingen, maar dat is slecht zichtbaar.

De titel waarin de algemene strafuitsluitingsgronden zijn ondergebracht, is in de MvT kort
ingeleid: in het kort  geen strafrechtelijke verantwoordelijkheid zonder toerekenbaarheid
aan het feit aan de dader. De toerekenbaarheid kan ontbreken wegens inwendige oorzaken
(abnormale toestand der geestesvermogens) of wegens uitwendige oorzaken (overige
strafuitsluitingsgronden). De tegenwoordig dominerende indeling van strafuitsluitingsgronden
in rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden is pas ontstaan door meer aandacht
voor de elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid. Voorwaarde voor
aansprakelijkheidstelling is niet (meer) alleen dat aan alle specifieke bestanddelen van de
delictsomschrijving is voldaan, maar daarnaast moeten ook de elementen zijn vervuld.
Normaliter worden deze geacht aanwezig te zijn, maar als blijkt van afwezigheid van een van
beide, dan verliest het feit zijn strafbare karakter ten aanzien van degene die zonder schuld
of onrechtmatigheid handelde. Ook in de rechtspraak komt expliciete erkenning van deze
elementen als algemene voorwaarden voor aansprakelijkheidsstelling wel voor, Bijv. Melk- en
waterarrest en Veearts-arrest. Er is een duidelijke samenhang tussen delictsomschrijving
enerzijds en elementen anderzijds. Des te minder voorwaarden de delictsomschrijving stelt,
des te belangrijker kan immers de vraag worden of met een bewezenverklaring wel aan
elementen is voldaan. Daartegenover zijn culpoze delicten  bestanddeel schuld omvat
wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid en dus moeten deze worden bewezen. Ook delicten
die wederrechtelijkheid als bestanddeel bevatten.

Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid, die op zichzelf worden voorondersteld na kwalificatie
van de bewezenverklaring onder een delictsomschrijving, kunnen in bijzondere
omstandigheden toch ontbreken. Dan ligt koppeling aan de strafuitsluitingsgronden in de
rede. Soms biedt wetgeschiedenis ook een direct aanknopingspunt voor verband tussen
exceptie en element. Een onderscheid tussen strafuitsluitingsgronden die hetzij de
wederrechtelijkheid hetzij de schuld aantasten wordt zo dogmatisch gezien plausibel. Dit
onderscheid is ook geïnspireerd door het strafproces middels het rechterlijk beslismodel.


Relativering van het onderscheid tussen rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden
Het onderscheid tussen rechtvaardigingsgronden- en schulduitsluitingsgronden biedt
onmiskenbaar voordelen. Met behulp van het onderscheid kan een stelsel van

,strafuitsluitingsgronden worden ontworpen en is systematisering mogelijk, bijv. ten aanzien
van de structuur van het strafbare feit. Bij een stelsel van strafuitsluitingsgronden kunnen
bovendien algemeen regulerende beginselen worden ontwikkeld. Daarbij valt vooral te
denken aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit (is het juiste middel op de
juiste manier aangewend), de invloed van culpa in causa (eigen schuld aan de exceptionele
situatie waarop men zich ter uitsluiting van aansprakelijkheid beroept) en de rol van een
eventuele Garantenstellung (vereisten die samenhangen met een bepaalde functie of
hoedanigheid). Er zijn ook argumenten tegen een stelselmatige en strak onderscheidende
aanpak van strafuitsluitingsgronden. Bijv. door systematisering de vereisten voor het
aanvaarden van een exceptie sterk, wellicht te sterk, zijn verzwaard. Dogmatisch gezien
wordt nu immers vereist dat door een exceptie de wederrechtelijkheid of de schuld geheel
vervalt, dan kan teveel gevraagd zijn. Door een strikte systematisering kan het eigen,
bijzondere karakter van een strafuitsluitingsgrond onder druk komen te staan. De wetgever
had indertijd een groep verschillende strafuitsluitingsgronden voor ogen met elk een eigen
plaats. Ook de bijzondere excepties die op 1 type delictsomschrijving betrekking hebben,
relativeren het strikte dogmatische onderscheid, omdat zij zich regelmatig niet gemakkelijk in
het schema van rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden laten plaatsen. Algemene
conclusie is dat excepties enerzijds een zekere verwantschap met elkaar hebben en
regelmatig duidelijke samenhang vertonen met hetzij wederrechtelijkheid hetzij schuld, maar
anderzijds zeker ook op zichzelf moeten worden beschouwd. Het gaat vooral om inhoud en
betekenis van de verschillende strafuitsluitingsgronden zelf en minder om hun karakter van
rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgrond. Bij bespreken algemene concepties komen
dezelfde thema’s terug, zoals vereisten proportionaliteit en subsidiariteit. Maar dergelijke
algemene thema’s blijken bij de verschillende strafuitsluitingsgronden mede een eigen
invulling te hebben gekregen en te verdienen.

Algemene en bijzondere excepties
Strafuitsluitingsgronden die in beginsel van belang zijn voor alle strafbare feiten, worden
algemene strafuitsluitingsgronden genoemd. Deze zijn opgenomen in het Algemeen Deel,
terwijl er daarnaast ook nog algemene excepties in de rechtspraak zijn ontwikkeld. Naast
algemene strafuitsluitingsgronden zijn er ook veel bijzondere excepties, die op één delict of
op een groep delicten betrekking hebben. Al bladerend door de wet kom je van alles tegen,
bijv. art. 103a Sr: niet strafbaar is de hulpverlener aan de vijand in oorlogstijd indien hij
handelde ‘in de redelijke overtuiging het Nederlandse belang niet re schaden. Dit is een
exceptie die met verwijtbaarheid samenhangt, maar blijkens zijn formulering toch niet het
wegvallen van alle schuld lijkt te vereisten. Een echt bijzondere exceptie is art. 281 lid 4 Sr.
Ook bijzondere wetgeving kent belangrijke eigen bijzondere excepties, zoals handelen met
vergunning of ontheffing. Bovendien kunnen ook bijzondere excepties ‘ongeschreven’ zijn =
in rechtspraak ontwikkeld, zoals uitsluitingsgrond ‘toestemming’. Bijzondere excepties
kunnen verschillende gedaanten aannemen:
- Vervolgingsuitsluitingsgrond
- Daderschapuitsluitingsgrond
- Kwalificatie-uitsluitingsgrond
- Strafuitsluitingsgrond
Soms is niet helemaal duidelijk onder welke categorie een bijzondere exceptie moet worden
geplaatst.

Wanneer de vraag rijst of er sprake is van een bestanddeel dan wel van een bijzondere
exceptie, wordt de bedoeling van de wetgever ter zake doorslaggevend geacht waarbij als
richtlijn meestal een grammaticaal criterium wordt gehanteerd. Wanneer exceptie is een
apart lid of in een aparte volzin wordt genoemd, levert dat een aanwijzing op voor een
bijzondere strafuitsluitingsgrond. Het belang daarvan is dat dan de afwezigheid niet behoeft
te worden bewezen. Is de exceptie in de delictsomschrijving zelf verwerkt, gaat het in
beginsel wel om een bestanddeel, zoals ‘zonder vergunning’. Nu aandacht op algemene

, excepties die doorgaans ook van belang blijven wanneer een delict een eigen bijzondere
exceptie kent.

Overmacht  art. 40 Sr
Wetgeschiedenis en karakteristiek
Overmacht als wettelijke strafuitsluitingsgrond is buitengewoon compact omschreven in art.
40 Sr  ‘niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen’.
Hetzelfde geldt voor de parlementaire gedachtewisseling. Volgende passages zijn de
hoofdmoot (in het kort):
- Overmacht is elke lichamelijke (fysieke) of zedelijke (psychische) dwang. Was de dwang
van dien aard dat de dader daaraan geen weerstand kon bieden, zodat hij alleen ten
gevolge daaraan deed wat hij anders had nagelaten of naliet wat hij anders had gedaan,
is er geen misdrijf over overtreding gepleegd.
- Overmacht is niet door een wettelijke definitie begrensd.
Voor de term gedrongen werd gekozen teneinde duidelijk te maken dat het bij overmacht niet
alleen om fysieke overmacht gaat, maar ook om de psychische dwang waaraan men geen
weerstand kan bieden. In 1886 werd bevestigd dat de wetgever noodtoestand onder art. 40
Sr begreep. Met overmacht worden zeldzame uitzonderingen bedoeld. Het belangrijkste
element uit de wetsgeschiedenis is vermoedelijk de keuze voor de rechterlijke vrijheid bij de
invulling en toepassing van de overmachtbepaling. Overmacht heeft een casuïstisch
karakter: algemene regels en strakke indelingen doen aan overmacht niet volledig recht.
Door ontbreken wettelijke regels > jurisprudentie.

Volgens de dogmatiek zijn er uiteindelijk wel verschillende groepen gevallen aan te wijzen
die voor een zeker overzicht kunnen zorgen en de wetsgeschiedenis gaf daarvoor ook enige
houvast. De gangbare indeling die in de rechtspraak ook terugkomt is die in:
a. Absolute overmacht  volstrekte, doorgaans fysiek getinte onmogelijkheid anders te
kunnen handelen.
Bij de volgende 2 vormen gaat het om relatieve overmacht: er bestond wel een mogelijkheid
om geen strafbaar feit te plegen, maar die keus kon redelijkerwijs niet worden gevraagd. Het
gaat om een dilemma voor de verdachte variërend van het al dan niet toegeven aan een
grote (psychische) druk tot het verantwoord kiezen uit conflicterende belangen of plichten. In
rechtspraktijk is relatieve overmacht veel belangrijker dan absolute overmacht.
b. Psychische overmacht
c. Noodtoestand

De absolute overmacht lijkt het meest op een schulduitsluitingsgrond. De psychische
overmacht wordt eveneens als schulduitsluitingsgrond gezien: de psychologische
invoelbaarheid, de verontschuldigbaarheid van het plegen van een strafbaar feit onder
bijzondere omstandigheden staat voorop. Bij de noodtoestand domineert vooral de
redelijkheid, de gerechtvaardigdheid, misschien zelfs wel de juistheid van de keuze om een
strafbaar feit te plegen. Daarom wordt noodtoestand doorgaans als een
rechtvaardigingsgrond aangemerkt.

Absolute overmacht
In de meest dogmatische indeling wordt (in overeenstemming met de MvT) de absolute
overmacht onderscheiden: er is dan sprake geweest van een ‘absolute’ drang of dwang om
een strafbaar feit te plegen (door handelen of nalaten). Voorbeelden hebben een hoog
theoretisch gehalte, bijv. bewusteloze die wordt gedwongen handtekening onder vals geschift
te zetten. Doorgaans gaat het hier om fysieke overmacht. De kern van deze vorm van
overmacht is de volstrekte onmogelijkheid anders te handelen. Daardoor is er ook geen of
nauwelijks sprake van wilsvrijheid waarop aansprakelijkheidsstelling kan worden gefundeerd
en daarom kan worden betwijfeld of het zinvol is hier een aparte strafuitsluitingsgrond te
onderscheiden  geen gewilde spierbeweging. Absolute overmacht kan wellicht belangrijker
zijn bij omissiedelicten. Soms komt in de rechtspraak een schim van absolute overmacht
$7.23
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
beterdanathenastudies

Get to know the seller

Seller avatar
beterdanathenastudies Tilburg University
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
0
Member since
5 year
Number of followers
0
Documents
24
Last sold
-

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions