16. weefsels, organenstelsels en homeostase..........................................................................................................2
17. zenuwstelsel........................................................................................................................................................7
18. sensorische systemen & het bewegingsapparaat.............................................................................................14
19. endocrien stelsel...............................................................................................................................................19
20. ademhalingsstelsel............................................................................................................................................26
21. bloedvatenstelsel..............................................................................................................................................30
22. verteringstelsel..................................................................................................................................................34
23. excretiestelsel....................................................................................................................................................40
24. voortplantingstelsel...........................................................................................................................................46
25. immuunsysteem................................................................................................................................................53
1
,16. WEEFSELS, ORGANENSTELSELS EN HOMEOSTASE
ORGANISATIE LICHAAMSPLAN
Zoogdieren > 200 celtypes
Organisatieniveaus: Cellen → Weefsels → Organen → Orgaanstelsels
Weefsels: groepen van cellen met 1-zelfde embryonale oorsprong die = zijn in structuur & functie
o 3 embryonale weefsels: endo-, meso- en ectoderm
o 4 primaire weefsels bij adulte: epitheel-, blind-, spier- en zenuwweefsel
Organen: combinatie ≠ weefsels die structurele & functionele 1-heid vormen
o Bv: hart, nier & lever
Orgaanstelsel: groepen organen die samenwerken om primaire activiteit van lichaam uit te oefenen
o Vertebraten → 11 grote orgaanstelsels
o Bv: ademhalingsstelsel, bloedvatenstelsel
2 grote lichaamsholten:
o Dorsale lichaamsholte: in schedel & wervels
o Ventrale lichaamsholte: tussen ribben & wervelkolom
Verdeeld door diafragma
Thoracale holte: hart & longen
Abdominopelvische holte: meeste organen
WEEFSELS
EPITHEELWEEFSEL
Bedekt elk opp. van lichaam
Afkomstig van elk van 3 kiembladen
o Bv: epidermis van huis is ectodermale oorsprong
o Bv: epitheel bloedvaten is mesodermale oorsprong
Cellen nauw verbonden & vormen beschermingslaag
Sterke regeneratieve mogelijkheden → epitheelcellen vervangen heel leven
Verbonden met bindweefsel door mm
o Geeft polariteit aan epitheel → essentieel voor functie (barrière vormen)
o Basale opp.: onderkant, verbonden met bindweefsel
o Apicale opp.: bovenkant, vrij in buitenwereld/lumen
3 soorten:
o Plaveiselcellig (afgeplat): gemakkelijk diffusie
Bv: longen & bloedvaten
o Kubiekcellig (bv. Nierkronkelbuisje, vele klieren)
2
, o Cilindercellig: waar contact opp. groot & beschermend moet zijn
Bv: darmstelsel
1-lagig of meerlagig
Meerlagig: uit 2 of meer lagen epitheelcellen
o Naamgeving door vorm/type epitheelcellen dat meeste voorkomt in apicale laag
o Bv: epidermis → meerlagig, plaveiselcellig epitheel
Terrestrische vertebraten → gekeratiniseerde epidermis (beschermt &
waterbestendig)
Lippen bedekt met niet-gekeratiniseerd, meerlagig, plaveiselcellig epitheel
o Cellen niet in contact met basale mm.
Kan uitgroeien tot klieren: produceren metabole producten & secreteren deze in kanaal of lichaamsvl.
o Bv: speekselklieren, zweetklieren, endocriene klieren
BINDWEEFSEL
Bindt & ondersteunt alle andere weefsels
Mesoderm afkomstig
2 soorten:
o Gewoon bindweefsel: losmazig of compact
o Gespecialiseerd bindweefsel: kraakbeen, been & bloed
BW-cellen meestal niet nauw in contact met elkaar → ondersteund door ECM
GEWOON BINDWEEFSEL
ECM gesecreteerd door fibroblasten
ECM uit:
o Grondsubstantie
o Proteïnevezels
Collageen: stevige vezels als steun
Elastine: elastische vezels
Reticuline: zwaar gecross-linkt netwerk; ondersteunt het collageennetwerk
Losmazig bindweefsel: veel grondsubstantie & weinig vezels
o Bv: onder huid
Compact bindweefsel: weinig grondsubstantie & veel vezels
o Bv: pezen
o Vezels → dezelfde of ≠ oriëntatie
Adipocyten (vetcellen): ingebed in vetweefsel
o In losmazig bindweefsel
o Vetdruppetjes met dun laagje cytoplasma errond
3
, GESPECIALISEERD BINDWEEFSEL
Kraakbeen:
o Bv: gewrichten, strottenhoofd, neus, oren
o ECM uit chondroïtine & collageenvezels (soms elastine)
Substantie enkel bij kraakbeen te vinden & geeft functie
o Stevig & flexibel
o Groei trek-sterkte
o Chondrocyten (kraakbeencellen) liggen in lacunae in ECM
Been:
o Vertebraten uniek
o ECM uit CaP-kristallen
o Osteocyten (beencellen) overleven in verharde beenweefsel
o Blijven in contact via canaliculi
o Vormen systemen van Havers rond capillair waaruit O2 & nutriënten diffunderen n osteocyten
o Been op ≠ manieren gevormd:
Endochondrale beenvorming: osteoblasten dringen kraakbeen binnen & secreteren
ECM (oa collageen, CaP & Ca-carbonaat)
lange beenderen
Intramembraneuze/perichondriale beenvorming: osteoblasten in bindweefsel
maken spontaan been
platte beenderen, herstel van breuken
Osteoblasten zitten vast in matrix → matureren tot osteocyten
Osteoclasten resorberen been → afbreken wanneer nodig
Bloed:
o ECM = vloeibare bloedplasma
o Erythrocyten: rode bloedcellen
o Leukocyten: witte bloedcellen
o Thrombocyten: bloedplaatjes
SPIERWEEFSEL
Bij alle dieren, myosine ontstaan bij sponzen
Glad spierweefsel:
o Niet gestreept, autonoom (niet onder invloed van wil)
o Uit lange, spoelvormige cellen met 1 kern
o In wanden van bloedvaten & rond organen
4