Inleiding in de Pedagogische en Onderwijswetenschappen 2A
Pedagogische Wetenschappen, jaar 1
College 1 – (Begrijpend) Lezen
Definitie van evidence based onderwijs:
1. Kennis uit de praktijk (zeer waardevol mits duidelijk is wat de aannames
zijn)
2. Toegepast wetenschappelijk onderzoek (methodes naast elkaar leggen)
3. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek (onderliggende principes)
Probleem/uitdaging: leesvaardigheid (begrijpend lezen) moet nog
beter/omhoog bij alle kinderen.
Wat moet een lezer kunnen om te kunnen lezen?
Simpele voorstelling van zaken:
Leesvaardigheid = taalvaardigheid x visuele woordherkenning
Simple view of reading: decoding of text x comprehension of language =
reading to gain meaning
Taalvaardigheid = ‘luistervaardigheid’ bestaat uit:
Fonologie = De klanken (en intonatie) van zijn/haar taal herkennen.
Lexicon = een mentaal woordenboek opbouwen waarin de klanken aan
woorden gekoppeld kunnen worden.
Grammatica/syntaxis = de regels ontdekken waarmee woorden
gecombineerd kunnen worden tot zinnen.
+ Zinnen samenvoegen tot een coherente representatie.
1. Fonologie: Herkennen van klanken:
bijvoorbeeld: lat, rat. Kam, kan.
Betekenisverschil, maar in het Japans is er geen verschil tussen l en de r.
Kenmerk is ‘distinctief’. Foneem verschillen worden categorisch
waargenomen.
- Eerste 6-7 levensmaanden Baby’s zijn gevoelig voor alle
spraakklankcontrasten die potentieel fonematisch zijn. Bijv: Dus een
Japanse baby onderscheidt “r” en “l”.
- Vanaf 7e maand Herkenning van klankcontrasten die relevant zijn in de
fonologie van de moedertaal. Bijv: Dus r-l is relevant in Nederlands, maar
niet in Japans. Kinderen leren om fonetische distincties die niet relevant
zijn in hun moedertaal te negeren. Dit is de basis van fonemische
(categorische) perceptie. Bijv: Dus Japanse kinderen zien nu de r-l als
dezelfde klank.