Cellen, weefsels, immunologie
College 0 basisbegrippen
Kenmerken van het leven
- Metabolisme → stofwisseling
- Groei
- Voortplanting
- Adaptatie → aanpassingsvermogen
- Prikkelbaarheid en prikkelverwerking
- Beweging
- Homeostase
Homeostase: Het vermogen van meercellige organismen om het interne
milieu in evenwicht te houden, ondanks veranderingen in de omgeving
waarin het organisme zich bevindt, door middel van regelkringen in het
organisme. Bijvoorbeeld de bloedsuikerspiegel of zuurgraad.
Buffersysteem: Een buffer is een stof die H+ reversibel aan zich kan binden.
Opbouw mens: atomen, moleculen, cellen, weefsels, organen, orgaanstelsel,
organisme.
Voedingsstoffen
- Koolhydraten (mono, di, polysachariden)
- Vetten (glycerol met drie vetzuren)
- Eiwitten (Aminozuren, di, polyeptiden)
- ATP
Membraamtransport
- Passief (diffusie, osmose, filtratie)
- Actief (kost ATP)
- Endocutose en exocutose (met blaasjes)
,College 1 DE CEL
Cel → Kleinste levende eenheid
Weefsels → Samenstelling van gelijksoortig gedifferentieerde cellen, dus
met gelijke of vergelijkbare functie, die door intercellulaire contacten en een
extracellulaire matrix verbonden zijn.
Orgaan → Geheel van verschillende weefsels, die samen een bepaalde
functie uitoefenen.
Een cel is de kleinste functionele levende eenheid in het menselijke lichaam.
Ons lichaam bestaat uit triljoenen cellen en meer dan 200 verschillende
soorten.
Celmembraan → Is de buitenste rand van de cel. Deze scheidt intracellulair
en extracellulair.
Signaalherkenning → Hormonen
Dubbele fosfilipidelaag: ballen wijzen naar waterige
kant en de staartjes naar elkaar. Ook met cholestrol
en eitwitten
Selectief permeabel: Houdt sommige stoffen
buiten en anderen stoffen binnen.
Transport
Passief (geen energie vereist)
- Osmose: transport water naar hoge
concentraties
- Diffusie: transport stoffen langs
concentratiegradiënt.
,Actief (wel energie vereist)
Vaak tegen een concentratiegradiënt in.
Endocytose & exocytose
- Transport van grote moleculen
- Altijd actief (kost energie)
- Blaasjes/ vasiculair transport.
Celplasma: Alles binnen het celmembraan, cytosol en organellen
- Mitochondrien
- Kern
- Ribosomen
- Endoplasmatisch reticulum
- Golgo apparaat
- Lysosomen en peroxisomen
, Mitochondriën
- Energie fabrieken
- Produceren zeer veel ATP (energie)
- Cellen die veel energie gebruiken zijn spieren,
hart en lever.
- ATP ontstaat bij verbranding van glucose of vet.
Verbranding bestaat uit glycolyse en de
citroenzuurcyclus. In de mitochondriën vindt de
citroenzuurcyclus/Krebs cyclus plaats.
Kern
- Opslag van chromosomen (DNA +
eiwitten) zijn 2 meter per cel, de genen.
- Productie van mRNA
- Dubbel membraam met poriën.
- Nucleolus doet de productie van
ribosomen.
Ribosomen
- Eiwitsynthese → mRNA om zetten in eitwit
- Vrije ribosomen zwemmen los in het cytosol.
- Gebonden ribosomen zitten vast aan het endoplasmatisch reticulum.
Deze zijn voor export en voor in het celmembraam.
Endoplasmatisch reticulum
- Systeem van buizen en membranen
verbonden met het kernmembraam (ruw &
glad).
- Glad: geen eiwitsynthese, in dit systeem
vinden veel belangrijke chemische
processen en bewerkingen plaats (lipiden
en hormonen)
- Ruw: Hieraan gekoppeld zitten ribosomen
voor de eiwitsynthese.
College 0 basisbegrippen
Kenmerken van het leven
- Metabolisme → stofwisseling
- Groei
- Voortplanting
- Adaptatie → aanpassingsvermogen
- Prikkelbaarheid en prikkelverwerking
- Beweging
- Homeostase
Homeostase: Het vermogen van meercellige organismen om het interne
milieu in evenwicht te houden, ondanks veranderingen in de omgeving
waarin het organisme zich bevindt, door middel van regelkringen in het
organisme. Bijvoorbeeld de bloedsuikerspiegel of zuurgraad.
Buffersysteem: Een buffer is een stof die H+ reversibel aan zich kan binden.
Opbouw mens: atomen, moleculen, cellen, weefsels, organen, orgaanstelsel,
organisme.
Voedingsstoffen
- Koolhydraten (mono, di, polysachariden)
- Vetten (glycerol met drie vetzuren)
- Eiwitten (Aminozuren, di, polyeptiden)
- ATP
Membraamtransport
- Passief (diffusie, osmose, filtratie)
- Actief (kost ATP)
- Endocutose en exocutose (met blaasjes)
,College 1 DE CEL
Cel → Kleinste levende eenheid
Weefsels → Samenstelling van gelijksoortig gedifferentieerde cellen, dus
met gelijke of vergelijkbare functie, die door intercellulaire contacten en een
extracellulaire matrix verbonden zijn.
Orgaan → Geheel van verschillende weefsels, die samen een bepaalde
functie uitoefenen.
Een cel is de kleinste functionele levende eenheid in het menselijke lichaam.
Ons lichaam bestaat uit triljoenen cellen en meer dan 200 verschillende
soorten.
Celmembraan → Is de buitenste rand van de cel. Deze scheidt intracellulair
en extracellulair.
Signaalherkenning → Hormonen
Dubbele fosfilipidelaag: ballen wijzen naar waterige
kant en de staartjes naar elkaar. Ook met cholestrol
en eitwitten
Selectief permeabel: Houdt sommige stoffen
buiten en anderen stoffen binnen.
Transport
Passief (geen energie vereist)
- Osmose: transport water naar hoge
concentraties
- Diffusie: transport stoffen langs
concentratiegradiënt.
,Actief (wel energie vereist)
Vaak tegen een concentratiegradiënt in.
Endocytose & exocytose
- Transport van grote moleculen
- Altijd actief (kost energie)
- Blaasjes/ vasiculair transport.
Celplasma: Alles binnen het celmembraan, cytosol en organellen
- Mitochondrien
- Kern
- Ribosomen
- Endoplasmatisch reticulum
- Golgo apparaat
- Lysosomen en peroxisomen
, Mitochondriën
- Energie fabrieken
- Produceren zeer veel ATP (energie)
- Cellen die veel energie gebruiken zijn spieren,
hart en lever.
- ATP ontstaat bij verbranding van glucose of vet.
Verbranding bestaat uit glycolyse en de
citroenzuurcyclus. In de mitochondriën vindt de
citroenzuurcyclus/Krebs cyclus plaats.
Kern
- Opslag van chromosomen (DNA +
eiwitten) zijn 2 meter per cel, de genen.
- Productie van mRNA
- Dubbel membraam met poriën.
- Nucleolus doet de productie van
ribosomen.
Ribosomen
- Eiwitsynthese → mRNA om zetten in eitwit
- Vrije ribosomen zwemmen los in het cytosol.
- Gebonden ribosomen zitten vast aan het endoplasmatisch reticulum.
Deze zijn voor export en voor in het celmembraam.
Endoplasmatisch reticulum
- Systeem van buizen en membranen
verbonden met het kernmembraam (ruw &
glad).
- Glad: geen eiwitsynthese, in dit systeem
vinden veel belangrijke chemische
processen en bewerkingen plaats (lipiden
en hormonen)
- Ruw: Hieraan gekoppeld zitten ribosomen
voor de eiwitsynthese.