Samenvatting Levensbeschouwing
Hoofdstuk 4 Een wezen met bezieling
Leerdoel: de leerlingen kennen verschillende interpretaties van het woord ‘ziel’ in samenhang met
mensbeelden, kunst en de dood.
§1 Wat is de mens?
Leerdoel: onderscheid mens en dier
De vraag naar het wezen van de mens en wat hem onderscheidt van het dier bestaat al sinds de
oudheid.
- Pascal: Het unieke van de mens is dat die waarschijnlijk het enige wezen is dat beseft hoe
kwetsbaar hij is en weet dat hij sterfelijk is.
- Plato: De mens is een twee-eenheid van lichaam en ziel, waarbij de ziel de kern of het
wezenlijke is van het mens-zijn. De ziel is onsterfelijk en bestaat al voor de geboorte. Deze
visie is in overeenstemming met het christelijke geloof.
- Aristoteles: Ook dieren hebben een ziel waarmee ze bijvoorbeeld pijn kunnen ervaren.
Mensen hebben als enige wezens een geest in zich. Die geest stelt hen in staat tot geestelijke
activiteiten. (Belangrijkste voorbeeld: denken)
- Hedendaags onderzoek: De neocortex heeft vrij ‘recent’ een versnelde ontwikkeling
doorgemaakt en is daardoor uniek voor de menselijke soort. Zij hebben vermogens die
andere wezens niet hebben zoals logisch redeneren, abstract denken, rekenen en taal.
- Frans de Waal: mens en dier verschillen niet veel.
Het woord ziel word nog steeds gebruikt als beeldspraak voor ons ’diepste zelf’.
De mens is een wezen dat bezieling kent. Bezieling als stuwende kracht en motivatie voor wat we
doen.
§2 Wie is de mens?
Leerdoel: Leerlingen weten hoe het karakter van de mens wordt gevormd volgens verschillende
psychologische stromingen en ze kennen verschillende psychologische stromingen.
Je kunt iemand beschrijven met lichamelijke eigenschappen en karaktertrekken.
- Hippocrates: iemands karakter word bepaald door in het lichaam aanwezige sappen. Zwarte
gal (zwaarmoedig en somber), gele gal (druk en opvliegend), slijm (rustig en kalm) en bloed
(opgewekt en vrolijk).
Gedrag en persoonlijkheid wordt voor het grootste deel bepaald door erfelijke eigenschappen (milieu
en opvoeding).
Wie is de mens?
- Stroming A: Freud, psycho-analyse (uber-ich, ich, es)
Het menselijk lichaam en de menselijke geest zijn een twee-eenheid (bewust en onbewust)
die wordt gestuurd door onbewuste drijfveren. (Belangrijkste: levensdrift en doodsdrift) Een
volwassen persoonlijkheid moet zich ontwikkelen uit een kind. Dit vindt plaats in een
voortdurende wisselwerking met de sociale omgeving en de opvoeders.
- Stroming B: behaviorisme
Een reactie op de stroming van Freud. Ze richten zich op het zichtbare gedrag. Het gedrag van
een kind wordt in de loop van tijd ‘geconditioneerd’. Na de opvoeding wordt het gedrag
ontwikkeld door aangeleerde responses (reflexen). Een prikkel van buiten heet een stimulus
(belonen en straffen). Belonen is echter effectiever dan straffen. Dieren worden hierdoor
afgericht, en mensen opgevoed. Je kunt ieder mens trainen om het gewenste doel te
bereiken.
Hoofdstuk 4 Een wezen met bezieling
Leerdoel: de leerlingen kennen verschillende interpretaties van het woord ‘ziel’ in samenhang met
mensbeelden, kunst en de dood.
§1 Wat is de mens?
Leerdoel: onderscheid mens en dier
De vraag naar het wezen van de mens en wat hem onderscheidt van het dier bestaat al sinds de
oudheid.
- Pascal: Het unieke van de mens is dat die waarschijnlijk het enige wezen is dat beseft hoe
kwetsbaar hij is en weet dat hij sterfelijk is.
- Plato: De mens is een twee-eenheid van lichaam en ziel, waarbij de ziel de kern of het
wezenlijke is van het mens-zijn. De ziel is onsterfelijk en bestaat al voor de geboorte. Deze
visie is in overeenstemming met het christelijke geloof.
- Aristoteles: Ook dieren hebben een ziel waarmee ze bijvoorbeeld pijn kunnen ervaren.
Mensen hebben als enige wezens een geest in zich. Die geest stelt hen in staat tot geestelijke
activiteiten. (Belangrijkste voorbeeld: denken)
- Hedendaags onderzoek: De neocortex heeft vrij ‘recent’ een versnelde ontwikkeling
doorgemaakt en is daardoor uniek voor de menselijke soort. Zij hebben vermogens die
andere wezens niet hebben zoals logisch redeneren, abstract denken, rekenen en taal.
- Frans de Waal: mens en dier verschillen niet veel.
Het woord ziel word nog steeds gebruikt als beeldspraak voor ons ’diepste zelf’.
De mens is een wezen dat bezieling kent. Bezieling als stuwende kracht en motivatie voor wat we
doen.
§2 Wie is de mens?
Leerdoel: Leerlingen weten hoe het karakter van de mens wordt gevormd volgens verschillende
psychologische stromingen en ze kennen verschillende psychologische stromingen.
Je kunt iemand beschrijven met lichamelijke eigenschappen en karaktertrekken.
- Hippocrates: iemands karakter word bepaald door in het lichaam aanwezige sappen. Zwarte
gal (zwaarmoedig en somber), gele gal (druk en opvliegend), slijm (rustig en kalm) en bloed
(opgewekt en vrolijk).
Gedrag en persoonlijkheid wordt voor het grootste deel bepaald door erfelijke eigenschappen (milieu
en opvoeding).
Wie is de mens?
- Stroming A: Freud, psycho-analyse (uber-ich, ich, es)
Het menselijk lichaam en de menselijke geest zijn een twee-eenheid (bewust en onbewust)
die wordt gestuurd door onbewuste drijfveren. (Belangrijkste: levensdrift en doodsdrift) Een
volwassen persoonlijkheid moet zich ontwikkelen uit een kind. Dit vindt plaats in een
voortdurende wisselwerking met de sociale omgeving en de opvoeders.
- Stroming B: behaviorisme
Een reactie op de stroming van Freud. Ze richten zich op het zichtbare gedrag. Het gedrag van
een kind wordt in de loop van tijd ‘geconditioneerd’. Na de opvoeding wordt het gedrag
ontwikkeld door aangeleerde responses (reflexen). Een prikkel van buiten heet een stimulus
(belonen en straffen). Belonen is echter effectiever dan straffen. Dieren worden hierdoor
afgericht, en mensen opgevoed. Je kunt ieder mens trainen om het gewenste doel te
bereiken.