1. Inleiding
Spieren:
1. Contracties
2. Beïnvloeden factoren van de spierkracht
3. Spieren en hun bewegingen
2. Spierweefsel
3 Soorten:
1. Gladde musculatuur
2. Hartmusculatuur
3. Dwarsgestreepte musculatuur
2.1 Gladde musculatuur c
Kunnen we niet willekeurig aansturen > geen controle over de spier.
Werkt langzaam.
Niet snel vermoeid.
Bv; rond de organen.
2.2 Hartmusculatuur
Kunnen we niet willekeurig aansturen > geen controle
over de spier.
Snel & ritmisch > vertragen of versnellen door inspanning.
Autonoom.
Kort & dwarsgestreept > korte spiervezels.
2.3 Dwarsgestreept musculatuur
Willekeurig > je kiest zelf wanneer je de spieren aanstuurt.
Werken snel.
Snel vermoeid.
Bv; skeletspieren.
3. Opbouw van een spier
Hoe is een spier opgebouwd?
Spierbundel > spiervezel > myofilamenten.
Wat moet een spier doen om een beweging te kunnen
uitvoeren?
Samentrekken & ontspannen.
3.1 Spiervezel
, = myocyt
Lengte: enkele mm > 15cm
Breedte: 0,01 mm > 0,1mm
Je kan het nog net zien > dikte van
haar.
Celwand: sarcolemma = dunne
elastische laag.
Celinhoud: sarcoplasma = gevuld met myofibrillen.
3.2 Myofibril
Niet waarneembaar.
Donkere & heldere delen > dwarsgestreepte musculatuur.
Donkere delen: A – band (rode/donkere streepjes):
1. Anisotroop
2. Midden > heldere zone = H – zone
met M – lijn
H – zone ligt tussen de actine
filamenten
Heldere delen: I – band:
1. Isotroop
2. Midden > donkere lijn = Z – band of Z – schijf
Rode streepjes = myosine.
Blauwe streepjes = actine.
Spier in rust.
3.3 Sarcomeer
Contractiele eenheid van de
myofibril.
Zorgt voor het samentrekken van een
spier.
Tussen de 2 Z – banden.
2 Halve I – banden.
1 A – band.
3.4 Eiwitfilamenten
Actine = dun filament & myosine = dikker
filament.
Actinefilament: 2 om elkaar gewonden
ketens eiwitmoleculen.