BUSINESS
HOOFDSTUK 1 BESCHRIJVENDE STATISTIEK
Populatie: alle objecten of personen waar het onderzoek op van toepassing is (N)
Steekproef: een gedeelte van de populatie die word onderzocht (n)
Schaal een logische weergave van de antwoordmogelijkheden
Meetniveau: het type schaal; er zijn 4 meetniveaus:
- Nominaal: verschillende antwoordmogelijkheden zonder logische volgorden zoals geslacht
- Ordinaal: er is sprake van zowel verschillende antwoorden als een logische volgorde; zoals de
beoordeling met keuze uit = zeer goed, goed, slecht, zeer slecht
- Interval: bestaat uit verschillende waarde waar wel verschil tussen de waarde zit, geen nulpunt
voorbeelden zijn tijd of temperatuur
- Ratio: interval met een natuurlijk nulpunt, concrete betekenis voor de verhouding tussen 2
getallen voorbeelden zijn percentages, uitgaven, leeftijden
Frequentieverdeling: nominaal en ordinaal: frequentieverdeling interval en ratio: eerst worden er
klassen gemaakt, daarna een frequentieverdeling, in verslag totaal, bronvermelding en titel
Staafdiagram: nominaal en ordinaal meetniveau (in titel ‘n’ vermelden, op de y-as procenten)
Cirkeldiagram: nominaal en ordinaal meetniveau (in titel ‘n’ vermelden, legenda)
Histogram: bij een interval- of ratiomeetniveau vaak een restklasse omdat er anders te veel klassen
zijn, doordat vergelijking niet eerlijk is een frequentiedichtheid= klassenbreedte van de rest van de
tabel wordt in verhouding genomen met de restklasse.
Klasse Klassenbreedte Eenheid Aantal Frequentiedichthei
d
0-50 50 1 6 6
50-100 50 1 9 9
100-200 100 2 5 2,5
Modale klasse: de klasse met de grootste frequentiedichtheid
10
Besteding Games per kwartaal
Frequentie (n=20)
dichtheid
5
0 Frequentiepolygoon: kun je afleiden uit het histogram, midden van elk blok
verbinden
met een lijn 0 50 100 200 besteding in dollars
, aan de
, uiteinden neem je een fictief klassenmidden en trek je een gestippelde lijn , stippellijn vanuit de
oorsprong naar het eerste klassenmidden
Relatief cumulatief frequentiepolygoon: de percentages in een frequentieverdeling worden opgeteld
Centrummaat: een getal dat iets zegt over het centrum van verzamelde getallen
- Modus: de waarde die het meest voorkomt in een rij getallen (bimodaal, als twee getallen de
modus zijn)
- Mediaan: de middelste waarde na rangschikking van klein naar groot
Gemiddelde: steekproefgemiddelde: wordt berekend door alle gevonden waarden in de steekproef op
te tellen en te delen door n=het aantal elementen in de steekproef populatiegemiddelde: wordt
berekend door alle gevonden waarden in de populatie op de tellen en te delen door N= het aantal
elementen in de populatie gewogen gemiddelde: Als je een gemiddelde bij een frequentieverdeling
met klassen wil uitrekenen neem je de klassenmiddens
- x=
∑ xi = formule voor
Fi= de frequentie van klasse i
n Mi= het midden van klasse i
steekproefgemiddelde N= populatie
n= steekproef
- µ=
∑ xi = formule voor ∑xi= de som van de getallen
N
populatiegemiddelde
- µ=
∑ fiMi = gewogen populatiegemiddelde
N
- x=
∑ fiMi = gewogen steekproefgemiddelde
n
Spreidingsmaat: een getal dat iets zegt over de spreiding van een aantal getallen
Spreidingsbreedte: de hoogste waarde minus de laagste waarde(range)
Standaarddeviatie: berekenen met de grafische rekenmachine 2nd stat L1 klassenmiddens L2
2
xi−¿
¿
frequentie var stats 2nd L1, 2nd L2 ∑¿ = steekproefstandaarddeviatie
¿
s=√ ¿
ó=
√
∑ (xi−µ)2
N
= populatiestandaarddeviatie
2