Hoofdstuk 1: theater, drama en spel
1.1 Wat is theater, drama en spel?
Het woord ‘drama’ komt van oorsprong uit het Grieks en betekent ‘handeling’, ‘verrichting’ en
‘bewuste dood’. Drama is vooral actief: doen! Het is belangrijk dat je actie afwisselt met
nadenken en deze gedachten uitwisselen: reflectie.
Drama is verbeelden
Drama is doen-alsof. Door spel leer je jezelf en de omgeving beter kennen. Een dramales
bestaat voor het grootste deel uit dramatische spelvormen.
Tijdens spel wordt het voorstellingsvermogen en de fantasie aangesproken. Fantasie
betekent oorspronkelijk in het Grieks ‘zich voorstellingen maken’.
Spelregels zijn er in dramalessen in de vorm van opdrachten of kaders waarin het spel moet
passen. Als je speelt, is je lichaam je ‘materiaal. In theaterterm dramatisch instrument
Drama is vormgeven
Binnen dramalessen is vormgeving een terugkerend onderdeel. In het klein, in het groot en
alle stappen tussenin. Je werkt aan basiselementen: een personage spelen, een scène
opbouwen en het gebruiken van de ruimte.
Je leert in een rol bewust gebruik te maken van taal, stem, houding, beweging en mimiek.
Spelen met verschillende posities in het speelvlak mise-en-scène
De vormgeving kan ook gericht zijn op theatrale hulpmiddelen.
Drama is beschouwen en reflecteren
Tijdens dramalessen observeer je jezelf en elkaar. Je oefent en komt vanuit het ervaren via
beschouwen, verwoorden en reflecteren tot inzichten. Door steeds te reflecteren op je eigen
spel en dat van anderen zal de spelvaardigheid groeien. Je wordt je bewust van je eigen
kwaliteiten en merkt wat theatraal werkt.
Goede voorbeelden kunnen een grote inspiratiebron vormen voor eigen spelmogelijkheden
en het theatrale inzicht zal groeien. Naar verhouding wordt er meer verbeeld en
vormgegeven dan beschouwd en gereflecteerd.
1.2 Drama in het Nederlandse basisonderwijs en het Vlaamse lager onderwijs en
kleuteronderwijs
Drama wordt op verschillende manieren ingezet:
Drama als doel
Drama maakt deel uit van de kunstzinnige oriëntatie en de muzische vorming en opvoeding.
Drama kan productgericht of procesgericht zijn. Als je productgericht werkt, werk je samen
met de kinderen aan een presentatie. Als je procesgericht werkt, maak je gebruik van
dramatische werkvormen.
Drama als middel
Binnen andere vakken wordt dankbaar gebruikgemaakt van dramatische werkvormen.
Dramatische spelen is ook geschikt om in te zetten als energizer: even een spelletje
tussendoor om weer vol energie verder te kunnen werken.
Nederlandse kerndoelen Tule
Kerndoel 54: de leerlingen leren spel te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te
drukken en om er mee te communiceren.
Kerndoel 55: de leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen reflecteren.
Vlaamse eindtermen zijn minimumdoelen die de Vlaamse onderwijsoverheid noodzakelijk en
bereikbaar vindt voor leerlingen aan het eind van de basisschool. Het valt binnen de
muzische vorming.
,1.3 Dramales op de opleiding voor toekomstige leerkrachten
(non-) verbale communicatie vormt een belangrijk onderdeel binnen dramalessen. Je leert de
mogelijkheden van drama kennen en weet hoe je een goede dramales opbouwt.
1.4 Drama ter verrijking van het onderwijs
Actieve en creatieve werkvormen
Drama is een actieve werkvorm. Kinderen ervaren het als een afwisseling binnen het
programma. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die actief mogen leren beter gemotiveerd zijn
dan kinderen die passief leren.
Creativiteit is een combinatie van waarnemen, denken en doen.
Pedagogisch klimaat
Plezier, zelfvertrouwen, vertrouwen in elkaar en de leerkracht, een positieve werkhouding,
hulpvaardigheid, concentratie, creativiteit en saamhorigheid zijn kenmerken van een
pedagogisch klimaat.
Sociale vaardigheden en coöperatief leren
Drama biedt mogelijkheden om sociale vaardigheden te trainen. In dramalessen leer je te
overleggen, samen vorm te geven en te spelen. Het is belangrijk om doelen te stellen,
compromissen te sluiten en eventuele problemen op te lossen. Het inlevingsvermogen wordt
getraind.
Leerstijlen van Kolb
Doener Komt snel in actie en wil als Werkt het liefst met uitdagende
eerste spelen opdrachten
Neemt voortouw bij Kan goed met tijdsdruk werken
improvisatieopdracht Is humoristisch
Houdt ervan om problemen op te Werkt het liefst samen
lossen Ziet graag snel resultaat
Dromer Eerst informatie verzamelen Houdt van brainstormen en
Heeft tijd nodig voordat hij/zij zich vragen stellen
veilig voelt Kan ideeën goed uitwerken
Wil voldoende tijd om na te Groot voorstellingsvermogen
denken actie komen Werkt graag in groepjes
conclusies trekken
Denker Wil duidelijke en afgebakende Kan mensen van feedback
opdrachten voorzien
Is onderzoekend bezig Intellectuele uitdaging nodig
Werkt het liefst individueel In staat om draaiboek te maken
Beslisser Kan probleemoplossend denken Richt zich op plannen en
Houdt van praktische opdrachten uitvoeren van taken
Kan koppeling maken tussen Kan de tijd in de gaten houden
theorie en praktijk Kan op leidinggevende taken
worden ingezet
, Hoofdstuk 2: taalontwikkeling en drama
2.1 Wat is taal?
1. Taal heeft een definitie
Je communiceert met taal, krijgt greep op de werkelijkheid en je kunt je met taal
uitdrukken, het is een expressiemiddel
2. Taal gaat ergens over, het heeft een betekenis
Je kunt taal gebruiken om iets te vertellen en taal kan verwijzen naar een werkelijkheid
die niet aanwezig hoeft te zijn
3. Taal heeft een systeem
Je structureert taal volgens een systeem dat klanken tot tekens, tekens tot woorden en
woorden tot zinnen combineert
Taal ontwikkeling is de manier waarop je woorden en zinnen leert begrijpen en gebruiken
- Inhoud
Je leert woorden begrijpen, gebruiken en je leert verbanden te leggen
- Vorm
Je leert van woorden zinnen te maken en je leert volgordes aan te brengen, zinnen te
verbuigen en woorden te vervoegen
- Taalgebruik
Je leert een taalvorm en taalinhoud te kiezen die passend is voor je situatie
2.3 Woordenschat en didactiek
1. Voorbewerken
Je introduceert een woord. Je zorgt dat kinderen betrokken raken doordat je de voorkennis
activeert of een beeld bij de kinderen oproept. Direct hierna volgt het semantiseren
2. Semantiseren
Dit is het verhelderen van de betekenis van een woord. Dat kan goed door de zogenaamde
uitjes in te zetten:
Uitleggen
Je legt de betekenis kort en krachtig uit op het niveau van de kinderen. Het is goed om te
spelen en uit te beelden omdat dat zorgt voor een visuele context. De leraar ondersteunt de
beelden met verbale uitleg, omschrijft de betekenis, geeft voorbeelden, gebruikt de woorden
veelvuldig
Uitbeelden
Je maakt de betekenis van de woorden zichtbaar met afbeeldingen, voorwerpen of door het
uit te laten beelden. Dit is belangrijk voor de visualisatie
Uitbreiden
Woorden zijn geen losse eenheden. Het is belangrijk om ze te clusteren met woorden
waarmee ze sterk verbonden zijn. Bij snel hoort langzaam en heel langzaam met slow
motion. Je plaatst het woord in een netwerk van andere woorden: een woordgroep
3. Consolideren
Het inslijpen van woorden. Vooral korte spelletjes van 5 minuten zijn hiervoor geschikt. Het is
effectiever om een aantal keer een kort spel te doen dan om één keer heel lang te werken
4. Controleren
De laatste stap. Je kijkt hoe goed de kinderen de woorden al kennen. Dat kan schriftelijk en
mondeling. Er zijn verschillende niveaus;
Een kind heeft het woord gezien of gehoord
Een kind herkent het woord in een bepaalde context
Een kind kent het woord goed en kan het verklaren en gebruiken
1.1 Wat is theater, drama en spel?
Het woord ‘drama’ komt van oorsprong uit het Grieks en betekent ‘handeling’, ‘verrichting’ en
‘bewuste dood’. Drama is vooral actief: doen! Het is belangrijk dat je actie afwisselt met
nadenken en deze gedachten uitwisselen: reflectie.
Drama is verbeelden
Drama is doen-alsof. Door spel leer je jezelf en de omgeving beter kennen. Een dramales
bestaat voor het grootste deel uit dramatische spelvormen.
Tijdens spel wordt het voorstellingsvermogen en de fantasie aangesproken. Fantasie
betekent oorspronkelijk in het Grieks ‘zich voorstellingen maken’.
Spelregels zijn er in dramalessen in de vorm van opdrachten of kaders waarin het spel moet
passen. Als je speelt, is je lichaam je ‘materiaal. In theaterterm dramatisch instrument
Drama is vormgeven
Binnen dramalessen is vormgeving een terugkerend onderdeel. In het klein, in het groot en
alle stappen tussenin. Je werkt aan basiselementen: een personage spelen, een scène
opbouwen en het gebruiken van de ruimte.
Je leert in een rol bewust gebruik te maken van taal, stem, houding, beweging en mimiek.
Spelen met verschillende posities in het speelvlak mise-en-scène
De vormgeving kan ook gericht zijn op theatrale hulpmiddelen.
Drama is beschouwen en reflecteren
Tijdens dramalessen observeer je jezelf en elkaar. Je oefent en komt vanuit het ervaren via
beschouwen, verwoorden en reflecteren tot inzichten. Door steeds te reflecteren op je eigen
spel en dat van anderen zal de spelvaardigheid groeien. Je wordt je bewust van je eigen
kwaliteiten en merkt wat theatraal werkt.
Goede voorbeelden kunnen een grote inspiratiebron vormen voor eigen spelmogelijkheden
en het theatrale inzicht zal groeien. Naar verhouding wordt er meer verbeeld en
vormgegeven dan beschouwd en gereflecteerd.
1.2 Drama in het Nederlandse basisonderwijs en het Vlaamse lager onderwijs en
kleuteronderwijs
Drama wordt op verschillende manieren ingezet:
Drama als doel
Drama maakt deel uit van de kunstzinnige oriëntatie en de muzische vorming en opvoeding.
Drama kan productgericht of procesgericht zijn. Als je productgericht werkt, werk je samen
met de kinderen aan een presentatie. Als je procesgericht werkt, maak je gebruik van
dramatische werkvormen.
Drama als middel
Binnen andere vakken wordt dankbaar gebruikgemaakt van dramatische werkvormen.
Dramatische spelen is ook geschikt om in te zetten als energizer: even een spelletje
tussendoor om weer vol energie verder te kunnen werken.
Nederlandse kerndoelen Tule
Kerndoel 54: de leerlingen leren spel te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te
drukken en om er mee te communiceren.
Kerndoel 55: de leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen reflecteren.
Vlaamse eindtermen zijn minimumdoelen die de Vlaamse onderwijsoverheid noodzakelijk en
bereikbaar vindt voor leerlingen aan het eind van de basisschool. Het valt binnen de
muzische vorming.
,1.3 Dramales op de opleiding voor toekomstige leerkrachten
(non-) verbale communicatie vormt een belangrijk onderdeel binnen dramalessen. Je leert de
mogelijkheden van drama kennen en weet hoe je een goede dramales opbouwt.
1.4 Drama ter verrijking van het onderwijs
Actieve en creatieve werkvormen
Drama is een actieve werkvorm. Kinderen ervaren het als een afwisseling binnen het
programma. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die actief mogen leren beter gemotiveerd zijn
dan kinderen die passief leren.
Creativiteit is een combinatie van waarnemen, denken en doen.
Pedagogisch klimaat
Plezier, zelfvertrouwen, vertrouwen in elkaar en de leerkracht, een positieve werkhouding,
hulpvaardigheid, concentratie, creativiteit en saamhorigheid zijn kenmerken van een
pedagogisch klimaat.
Sociale vaardigheden en coöperatief leren
Drama biedt mogelijkheden om sociale vaardigheden te trainen. In dramalessen leer je te
overleggen, samen vorm te geven en te spelen. Het is belangrijk om doelen te stellen,
compromissen te sluiten en eventuele problemen op te lossen. Het inlevingsvermogen wordt
getraind.
Leerstijlen van Kolb
Doener Komt snel in actie en wil als Werkt het liefst met uitdagende
eerste spelen opdrachten
Neemt voortouw bij Kan goed met tijdsdruk werken
improvisatieopdracht Is humoristisch
Houdt ervan om problemen op te Werkt het liefst samen
lossen Ziet graag snel resultaat
Dromer Eerst informatie verzamelen Houdt van brainstormen en
Heeft tijd nodig voordat hij/zij zich vragen stellen
veilig voelt Kan ideeën goed uitwerken
Wil voldoende tijd om na te Groot voorstellingsvermogen
denken actie komen Werkt graag in groepjes
conclusies trekken
Denker Wil duidelijke en afgebakende Kan mensen van feedback
opdrachten voorzien
Is onderzoekend bezig Intellectuele uitdaging nodig
Werkt het liefst individueel In staat om draaiboek te maken
Beslisser Kan probleemoplossend denken Richt zich op plannen en
Houdt van praktische opdrachten uitvoeren van taken
Kan koppeling maken tussen Kan de tijd in de gaten houden
theorie en praktijk Kan op leidinggevende taken
worden ingezet
, Hoofdstuk 2: taalontwikkeling en drama
2.1 Wat is taal?
1. Taal heeft een definitie
Je communiceert met taal, krijgt greep op de werkelijkheid en je kunt je met taal
uitdrukken, het is een expressiemiddel
2. Taal gaat ergens over, het heeft een betekenis
Je kunt taal gebruiken om iets te vertellen en taal kan verwijzen naar een werkelijkheid
die niet aanwezig hoeft te zijn
3. Taal heeft een systeem
Je structureert taal volgens een systeem dat klanken tot tekens, tekens tot woorden en
woorden tot zinnen combineert
Taal ontwikkeling is de manier waarop je woorden en zinnen leert begrijpen en gebruiken
- Inhoud
Je leert woorden begrijpen, gebruiken en je leert verbanden te leggen
- Vorm
Je leert van woorden zinnen te maken en je leert volgordes aan te brengen, zinnen te
verbuigen en woorden te vervoegen
- Taalgebruik
Je leert een taalvorm en taalinhoud te kiezen die passend is voor je situatie
2.3 Woordenschat en didactiek
1. Voorbewerken
Je introduceert een woord. Je zorgt dat kinderen betrokken raken doordat je de voorkennis
activeert of een beeld bij de kinderen oproept. Direct hierna volgt het semantiseren
2. Semantiseren
Dit is het verhelderen van de betekenis van een woord. Dat kan goed door de zogenaamde
uitjes in te zetten:
Uitleggen
Je legt de betekenis kort en krachtig uit op het niveau van de kinderen. Het is goed om te
spelen en uit te beelden omdat dat zorgt voor een visuele context. De leraar ondersteunt de
beelden met verbale uitleg, omschrijft de betekenis, geeft voorbeelden, gebruikt de woorden
veelvuldig
Uitbeelden
Je maakt de betekenis van de woorden zichtbaar met afbeeldingen, voorwerpen of door het
uit te laten beelden. Dit is belangrijk voor de visualisatie
Uitbreiden
Woorden zijn geen losse eenheden. Het is belangrijk om ze te clusteren met woorden
waarmee ze sterk verbonden zijn. Bij snel hoort langzaam en heel langzaam met slow
motion. Je plaatst het woord in een netwerk van andere woorden: een woordgroep
3. Consolideren
Het inslijpen van woorden. Vooral korte spelletjes van 5 minuten zijn hiervoor geschikt. Het is
effectiever om een aantal keer een kort spel te doen dan om één keer heel lang te werken
4. Controleren
De laatste stap. Je kijkt hoe goed de kinderen de woorden al kennen. Dat kan schriftelijk en
mondeling. Er zijn verschillende niveaus;
Een kind heeft het woord gezien of gehoord
Een kind herkent het woord in een bepaalde context
Een kind kent het woord goed en kan het verklaren en gebruiken