BM4 Informatie- en kwaliteitsmanagement
De hoeveelheid informatie meten we aan de hand van J, dit staat voor Jezus. Dat het per uur
verdubbeld dan noemen we het: het springende jezus fenomeen. De informatie neemt elk
uur wereldwijd toe en hierdoor zijn er meer systemen nodig.
De kern van informatiemanagement is dat je keuzes maakt. Wanneer je de informatie gaat
managen in je bedrijf, dan noem je dat informatiemanagement.
Als je wilt sturen met informatie dan moet die informatie voldoen aan bepaalde eisen, het
vakgebied kwaliteitsmanagement is hiervoor verantwoordelijk.
Onderstaande afbeelding krijg je erbij op de toets. Wanneer je gaat leren, ga dan leren met
onderstaande afbeelding. Ga niet alles uit deze afbeelding niet uit je hoofd leren, want dan
heb je het al. Je moet het wel altijd uit kunnen leggen.
,Wat heb je nodig om te kunnen sturen op waarde creatie? Het antwoord is informatie, maar
wat is informatie eigenlijk. Dit is uit te leggen aan de hand van ‘de informatieladder’
- Feit: een feit is iets wat daadwerkelijk op dat moment gebeurd en iets wat je kunt
controleren
- Gegeven (synoniem: data): een feit wordt een gegeven wanneer het
opgeschreven/opgeslagen is.
- Informatie: wanneer je gegevens gaat koppelen aan andere gegevens dan krijg je
informatie. Bijvoorbeeld wanneer je meerdere jaren bijvoorbeeld de temperatuur op
een bepaalde dag toe ziet nemen.
- Kennis: door informatie te koppelen aan andere informatie dan krijg je kennis.
Bijvoorbeeld je ziet die gemiddelde temperatuur stijgen en je hebt je informatie over
je ijsjes productiecapaciteit. Dan is je kennis dat je dus eerder al ijsje moet gaan
produceren.
- Begrip: door kennis te koppelen aan kennis krijg je een begrip. Bijvoorbeeld je kennis
hoe je auto rijdt te koppelen aan de kennis hoe je op de snelweg moet rijden dan
weet je het begrip hoe je naar Amsterdam moet rijden.
- Actie/het nemen van een beslissing: het verschil tussen begrip en actie dat ben jij,
omdat jij bepaalt wat je gaat doen.
Steeds meer beslissingen worden overgenomen door computers. Maar een computer
reageert heel anders dan een mens, zo zegt een mens koud en fris. Dit zijn subjectieve
meningen, en dit betekent dat het fuzzy logica (vage logica) is.
Een computer krijgt dan een error. Dit betekent dat mensen meer binair moeten gaan
praten. Binair betekent dat iets een waarde heeft, bijvoorbeeld 6 april om 10:51 is het 8
graden.
Alles wat wij doen wordt uiteindelijk omgezet in data. Dat fenomeen noemen we ook wel big
data. Ze zijn niet geïnteresseerd in jou als mens, maar naar jouw date.
Hoofdstuk 1: informatiemanagement
Paragraaf 1: inleiding
Paragraaf 2: informatie
Paragraaf 1.2.1: gegevens naar actie
De reis die gegevens afleggen om uiteindelijk actie te ondernemen ziet er als volgt uit:
, Paragraaf 1.2.2: soorten informatie
Interne informatie bevindt zich binnen de organisatie en is op één of andere manier terug te
vinden in digitale bestanden, formulieren, rapporten, intranetten, et cetera. Deze interne
informatie klopt ook, want je gaat geen onzin zetten in je systeem. Externe informatie
bevindt zich buiten de organisatie op het web, social media, trendrapporten, onderzoeken,
et cetera. Deze is niet opgeslagen in je systeem, maar komt van buiten en je weet dus niet of
die klopt. In de praktijk gebruik je een combinatie van beiden, want je kan niet alleen kijken
naar je eigen systeem, maar je gaat ook kijken wat gebeurt er om mij heen.
Harde informatie omvat gegevens die bewezen kunnen worden aan de hand van cijfers of
via wetenschappelijke methoden. Zachte informatie is meer kwalitatief van aard en betreft
informatie uit het informele circuit (‘de wandelgangen’), persoonlijke belevingen en
gevoelens, indrukken op grond van non-verbale communicatie en tal van andere inzichten.
Het is alles wat mensen bereikt via mondelinge, persoonlijke communicatie.
Het grote verschil tussen harde en zachte informatie is dat harde informatie in principe voor
iedereen zichtbaar is omdat het op een of andere manier is genoteerd. Tien procent daarvan
bestaat uit concrete, harde informatie (wat er op papier staat) en negentig procent uit
zachte informatie (wat gevoeld en ervaren wordt). In de praktijk bestaat het gevaar dat
managers sturen op harde informatie terwijl de medewerkers zich vaak op zachte informatie
baseren. Harde en zachte informatie vullen elkaar aan.
Paragraaf 3: informatieverzorging
Informatieverzorging (IV) is ervoor zorgen dat de juiste informatie op het juiste tijdstip bij de
juiste persoon is zodat de juiste beslissing kan nemen (4 J’S). Dit moet gebeuren om waarde
te creëren in de organisatie. Hiervoor heb je Informatiesystemen (IS) nodig. Wat is eigenlijk
een informatiesysteem (IS)? Dit is een doelgerichte entiteit van mensen, middelen (iets
tastbaars, zoals een laptop) en methoden (werkwijze/de manier waarop je werkt, zoals
aantekeningen maken). De zwakste schakel in ieder systeem is per definitie de mens.
Eventuele tentamenvraag:
Informatieverzorging loopt niet lekker, welk onderdeel van het systeem gaat niet goed?
Paragraaf 1.3.1: informatieplanning
De hoeveelheid informatie meten we aan de hand van J, dit staat voor Jezus. Dat het per uur
verdubbeld dan noemen we het: het springende jezus fenomeen. De informatie neemt elk
uur wereldwijd toe en hierdoor zijn er meer systemen nodig.
De kern van informatiemanagement is dat je keuzes maakt. Wanneer je de informatie gaat
managen in je bedrijf, dan noem je dat informatiemanagement.
Als je wilt sturen met informatie dan moet die informatie voldoen aan bepaalde eisen, het
vakgebied kwaliteitsmanagement is hiervoor verantwoordelijk.
Onderstaande afbeelding krijg je erbij op de toets. Wanneer je gaat leren, ga dan leren met
onderstaande afbeelding. Ga niet alles uit deze afbeelding niet uit je hoofd leren, want dan
heb je het al. Je moet het wel altijd uit kunnen leggen.
,Wat heb je nodig om te kunnen sturen op waarde creatie? Het antwoord is informatie, maar
wat is informatie eigenlijk. Dit is uit te leggen aan de hand van ‘de informatieladder’
- Feit: een feit is iets wat daadwerkelijk op dat moment gebeurd en iets wat je kunt
controleren
- Gegeven (synoniem: data): een feit wordt een gegeven wanneer het
opgeschreven/opgeslagen is.
- Informatie: wanneer je gegevens gaat koppelen aan andere gegevens dan krijg je
informatie. Bijvoorbeeld wanneer je meerdere jaren bijvoorbeeld de temperatuur op
een bepaalde dag toe ziet nemen.
- Kennis: door informatie te koppelen aan andere informatie dan krijg je kennis.
Bijvoorbeeld je ziet die gemiddelde temperatuur stijgen en je hebt je informatie over
je ijsjes productiecapaciteit. Dan is je kennis dat je dus eerder al ijsje moet gaan
produceren.
- Begrip: door kennis te koppelen aan kennis krijg je een begrip. Bijvoorbeeld je kennis
hoe je auto rijdt te koppelen aan de kennis hoe je op de snelweg moet rijden dan
weet je het begrip hoe je naar Amsterdam moet rijden.
- Actie/het nemen van een beslissing: het verschil tussen begrip en actie dat ben jij,
omdat jij bepaalt wat je gaat doen.
Steeds meer beslissingen worden overgenomen door computers. Maar een computer
reageert heel anders dan een mens, zo zegt een mens koud en fris. Dit zijn subjectieve
meningen, en dit betekent dat het fuzzy logica (vage logica) is.
Een computer krijgt dan een error. Dit betekent dat mensen meer binair moeten gaan
praten. Binair betekent dat iets een waarde heeft, bijvoorbeeld 6 april om 10:51 is het 8
graden.
Alles wat wij doen wordt uiteindelijk omgezet in data. Dat fenomeen noemen we ook wel big
data. Ze zijn niet geïnteresseerd in jou als mens, maar naar jouw date.
Hoofdstuk 1: informatiemanagement
Paragraaf 1: inleiding
Paragraaf 2: informatie
Paragraaf 1.2.1: gegevens naar actie
De reis die gegevens afleggen om uiteindelijk actie te ondernemen ziet er als volgt uit:
, Paragraaf 1.2.2: soorten informatie
Interne informatie bevindt zich binnen de organisatie en is op één of andere manier terug te
vinden in digitale bestanden, formulieren, rapporten, intranetten, et cetera. Deze interne
informatie klopt ook, want je gaat geen onzin zetten in je systeem. Externe informatie
bevindt zich buiten de organisatie op het web, social media, trendrapporten, onderzoeken,
et cetera. Deze is niet opgeslagen in je systeem, maar komt van buiten en je weet dus niet of
die klopt. In de praktijk gebruik je een combinatie van beiden, want je kan niet alleen kijken
naar je eigen systeem, maar je gaat ook kijken wat gebeurt er om mij heen.
Harde informatie omvat gegevens die bewezen kunnen worden aan de hand van cijfers of
via wetenschappelijke methoden. Zachte informatie is meer kwalitatief van aard en betreft
informatie uit het informele circuit (‘de wandelgangen’), persoonlijke belevingen en
gevoelens, indrukken op grond van non-verbale communicatie en tal van andere inzichten.
Het is alles wat mensen bereikt via mondelinge, persoonlijke communicatie.
Het grote verschil tussen harde en zachte informatie is dat harde informatie in principe voor
iedereen zichtbaar is omdat het op een of andere manier is genoteerd. Tien procent daarvan
bestaat uit concrete, harde informatie (wat er op papier staat) en negentig procent uit
zachte informatie (wat gevoeld en ervaren wordt). In de praktijk bestaat het gevaar dat
managers sturen op harde informatie terwijl de medewerkers zich vaak op zachte informatie
baseren. Harde en zachte informatie vullen elkaar aan.
Paragraaf 3: informatieverzorging
Informatieverzorging (IV) is ervoor zorgen dat de juiste informatie op het juiste tijdstip bij de
juiste persoon is zodat de juiste beslissing kan nemen (4 J’S). Dit moet gebeuren om waarde
te creëren in de organisatie. Hiervoor heb je Informatiesystemen (IS) nodig. Wat is eigenlijk
een informatiesysteem (IS)? Dit is een doelgerichte entiteit van mensen, middelen (iets
tastbaars, zoals een laptop) en methoden (werkwijze/de manier waarop je werkt, zoals
aantekeningen maken). De zwakste schakel in ieder systeem is per definitie de mens.
Eventuele tentamenvraag:
Informatieverzorging loopt niet lekker, welk onderdeel van het systeem gaat niet goed?
Paragraaf 1.3.1: informatieplanning
