Boek: Managementvaardigheden theorie en praktijk
Auteur: Fons Koopmans en Suzan Bosch
ISBN: 9789001809683
Deze samenvatting is te gebruiken naast het lezen van het boek. Wanneer er alleen gebruikt
gemaakt wordt van de samenvatting geeft het geen garantie voor het behalen van een
tentamen.
,Hoofdstuk 1: Wat is een manager
Het woord manager stamt af van de oud-Franse term ménagement wat betekent: de kunst
van het dirigeren, leiden. In het Latijns ‘manu agere’ ofwel aan de hand leiden.
Tegenwoordig betekent het drie verschillende dingen:
1. de functie van een groep leidinggevenden
2. de procesmatige activiteiten van managers
3. het vakgebied of de wetenschap
Als functie: Er zijn 3 managementniveaus
- topmanagement
Het topmanagement is verantwoordelijk voor de algehele leiding van de organisatie. Zij
bepaalt het beleid; strategisch management
- middenmanagement
Het middenmanagement is de schakel tussen de grote plannen van de top die uitvoering
moeten krijgen door de medewerkers. Het is de grootste groep leidinggevenden.
- lager management
De afdelingshoofden
Management als procesmatige activiteit
1. Het bepalen van strategische plannen voor de organisatie
2. Het structureren van de organisatie
3. Het leiden van medewerkers
4. Het meten en bijsturen van resultaten
Kerntaak 1: strategisch management = het afstemmen van de interne organisatie op de
externe omgeving. De klassieke benadering van strategisch management bestaat uit vier
fasen:
1. Situatieanalyse (d.m.v. een SWOT-analyse (strength-weakness-opportunities-threats)
2. Strategie formulering
3. Planning en implementatie
4. Monitoring en terugkoppeling
Strategie = een plan waarin aangegeven wordt wat een organisatie gaat doen om de
gestelde doelen te bereiken.
Kerntaak 2: Management en organisatiestructuren
Organisatie = een samenwerkingsverband waarin mensen bewuste relaties met elkaar
aangaan om zo gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken.
F – indeling = functionele indeling
P – indeling = product indeling
G – indeling = geografische indeling
M – indeling = marktsegment indeling
, Organisatiecultuur = de gemeenschappelijke verzameling normen, waarden en
gedragsuitingen gedeeld door de organisatie leden: de sociale lijm di ede leden aan de
organisatie bindt.
Kerntaak 3: Management en medewerkers leiding geven
Een balans vinden tussen taakgericht en mensgericht.
Managers zijn in een organisatie die:
- processen starten
- sturen
- begeleiden
- effectief monitoren.
Kerntaak 4: Meten en bijsturen van de resultaten (monitoring)
Het monitoren van resultaten is een aparte activiteit die specifiek competenties, middelen
en processen vereist. Het ligt in het verlengde van strategisch management.
Hoofdstuk 2: Ontwikkelen van zelfinzicht
Zelfinzicht is een belangrijke voorwaarde voor psychologisch welzijn, persoonlijke groei en
het begrijpen van anderen en voor de omgang met hen. Zelfinzicht en zelfreflectie is
essentiële bagage voor iedereen die manager wil worden. Omdat je zo inzicht krijgt in je
werkelijke doelen en motivatie.
Persoonlijkheid = persoonseigenschappen die gedurende het leven stabiel blijven.
Identiteit = kan variëren per situatie een ontwikkelt naar mate je ouder wordt. Bijvoorbeeld
opvoeding, ervaring, cultuur en sekse.
De Big Five (de vijf dimensies van iemands persoonlijkheid)
1. Opennest o Experience (waardering voor kunst, avontuur, fantasievol of nieuwsgierig)
2. Conscientiousness (zelfdiscipline, presteren)
3. Extraversion (energiek, sensatie, actie, assertief)
4. Agreeableness (samenwerken, bescheiden, zachtaardig)
5. Neuroticism (angst, spanning, kwetsbaar)
De Myers-Briggs Type Indicator (MBTI)
Schaal 1 = Extravert (E)
Introvert (I)
Schaal 2 = Sensing (S) op feiten gebaseerd
Intuition (N) wat goed voelt
Schaal 3 = Thinking (T) rationeel denkend
Feeling (F) met gevoel
Schaal 4 = Judging (J) doelgericht
Perceiving (P) meer opties bekijken, flexibel