Fysiologie: inleiding (H1)
Anatomen bestuderen:
Interne en externe structuren
Fysieke relaties tussen lichaamsdelen
Fysiologen bestuderen:
Hoe organismen vitale functies uitvoeren
Kenmerken levende organismen (3)
- Reactievermogen en beweging
prikkelbaarheid, reageren op verandering in directe omgeving vb blaffen
als iemand in de buurt komt (voor honden toch)
aanpassingsvermogen vb. de dikke pels die groeit naar de winter toe
Beweging: zowel in- als uitwendig (transport voedingsstoffen /
rondwandelen)
- Groei en reproductie
Groei door celdelingen
Complexe organismen: cellen specialiseren naar bepaalde functies toe (=
differentiatie)
- Metabolisme / stofwisseling
Organismen zijn afhankelijk van chemische reacties die de nodige energie
leveren voor het reactievermogen, de voortplanting en de beweging.
Respiratie: het vervoer en gebruik van O2.
Uitscheiding/excretie: onnodige of schadelijke stoffen worden uit het
lichaam verwijderd
Anatomie & Fysiologie
Anatomie
Macroscopische anatomie
- Uitwendige anatomie
algemene vorm & oppervlaktekenmerken
- Systemische anatomie
Orgaanstelsels vb. cardiovasculaire systeem
- Anatomie van gebieden
- Anatomie van doorsneden
Silke Van Boven Fysiologie ‘16 1
,Microscopische anatomie
- Cytologie
bestuderen van individuele cellen
- Histologie
bestuderen van weefsels
Fysiologie van de mens
Functies vh menselijk lichaam
- Celfysiologie
chemische processen in/tussen cellen
- Systemische fysiologie
Functioneren van specifieke orgaanstelsels
- Pathologische fysiologie
Effecten van aandoeningen p het functioneren van organen of stelsels
- Speciale fysiologie
Sportfysiologie: studie van lichaamsbeweging…
Organisatieniveaus
Het leven bestaat uit opeenvolgende niveaus met toenemende complexiteit:
Moleculair < cellulair < weefsel < orgaan < orgaanstelsel < organisme
- Chemisch/moleculair
Atomen, de kleinste stabiele bouwstenen, verbonden tot moleculen
Functie vd atomen hier reeds bepaald door zijn speciale vorm
- Cellulair / celniveau
interactie tussen moleculen -> ontstaan van grotere structuren
Elk type structuur heeft een bepaalde functie in een cel
Cellen; de kleinste levende eenheden vh lichaam vormen het cellulaire
organisatieniveau
- Weefselniveau
Gelijke cellen (zelfde type) met specifieke functie vb
hartspiercellen(=cardiocyte) vormen hartspierweefsel.
- Orgaanniveau
Twee of meer weefsels die samenwerken vb. het hart
Silke Van Boven Fysiologie ‘16 2
, - Orgaanstelselniveau
Organen werken samen in orgaanstelsels. Vb. Het bloedvatenstelsel: elke
keer het hart samentrekt wordt er bloed naar het netwerk van bloedvaten
gepompt.
- Organismeniveau
Alle orgaanstelsels werken samen om het leven en de gezondheid in stand te
houden
Boek P. 7 figuur 1-1 : niveaus in tekening (groot met uitleg)
Orgaanstelsels
- Huidlaag
Beschermt lichaam & rol bij reguleren lichaamstemperatuur
- Beenderstelsel (skelet)
Biedt ondersteuning, beschermt weefsels, opslagplaats mineralen, vormt
bloedcellen
- Spierstelsel
Maakt beweging mogelijk, stevigheid, produceert warmte
- Zenuwstelsel
Onmiddellijke reacties op prikkels
- Hormoonstelsel
Produceert geslachtscellen, ondersteunt foetale ontwikkeling (zwangerschap
bij vrouwen)
- Hart- & bloedvatenstelsel (cardiovasculair)
Transporteert cellen, voedingsstoffen, afvalstoffen en gassen.
- Lymfestelsel
Verdedigt tegen infecties en ziekten
Silke Van Boven Fysiologie ‘16 3
Anatomen bestuderen:
Interne en externe structuren
Fysieke relaties tussen lichaamsdelen
Fysiologen bestuderen:
Hoe organismen vitale functies uitvoeren
Kenmerken levende organismen (3)
- Reactievermogen en beweging
prikkelbaarheid, reageren op verandering in directe omgeving vb blaffen
als iemand in de buurt komt (voor honden toch)
aanpassingsvermogen vb. de dikke pels die groeit naar de winter toe
Beweging: zowel in- als uitwendig (transport voedingsstoffen /
rondwandelen)
- Groei en reproductie
Groei door celdelingen
Complexe organismen: cellen specialiseren naar bepaalde functies toe (=
differentiatie)
- Metabolisme / stofwisseling
Organismen zijn afhankelijk van chemische reacties die de nodige energie
leveren voor het reactievermogen, de voortplanting en de beweging.
Respiratie: het vervoer en gebruik van O2.
Uitscheiding/excretie: onnodige of schadelijke stoffen worden uit het
lichaam verwijderd
Anatomie & Fysiologie
Anatomie
Macroscopische anatomie
- Uitwendige anatomie
algemene vorm & oppervlaktekenmerken
- Systemische anatomie
Orgaanstelsels vb. cardiovasculaire systeem
- Anatomie van gebieden
- Anatomie van doorsneden
Silke Van Boven Fysiologie ‘16 1
,Microscopische anatomie
- Cytologie
bestuderen van individuele cellen
- Histologie
bestuderen van weefsels
Fysiologie van de mens
Functies vh menselijk lichaam
- Celfysiologie
chemische processen in/tussen cellen
- Systemische fysiologie
Functioneren van specifieke orgaanstelsels
- Pathologische fysiologie
Effecten van aandoeningen p het functioneren van organen of stelsels
- Speciale fysiologie
Sportfysiologie: studie van lichaamsbeweging…
Organisatieniveaus
Het leven bestaat uit opeenvolgende niveaus met toenemende complexiteit:
Moleculair < cellulair < weefsel < orgaan < orgaanstelsel < organisme
- Chemisch/moleculair
Atomen, de kleinste stabiele bouwstenen, verbonden tot moleculen
Functie vd atomen hier reeds bepaald door zijn speciale vorm
- Cellulair / celniveau
interactie tussen moleculen -> ontstaan van grotere structuren
Elk type structuur heeft een bepaalde functie in een cel
Cellen; de kleinste levende eenheden vh lichaam vormen het cellulaire
organisatieniveau
- Weefselniveau
Gelijke cellen (zelfde type) met specifieke functie vb
hartspiercellen(=cardiocyte) vormen hartspierweefsel.
- Orgaanniveau
Twee of meer weefsels die samenwerken vb. het hart
Silke Van Boven Fysiologie ‘16 2
, - Orgaanstelselniveau
Organen werken samen in orgaanstelsels. Vb. Het bloedvatenstelsel: elke
keer het hart samentrekt wordt er bloed naar het netwerk van bloedvaten
gepompt.
- Organismeniveau
Alle orgaanstelsels werken samen om het leven en de gezondheid in stand te
houden
Boek P. 7 figuur 1-1 : niveaus in tekening (groot met uitleg)
Orgaanstelsels
- Huidlaag
Beschermt lichaam & rol bij reguleren lichaamstemperatuur
- Beenderstelsel (skelet)
Biedt ondersteuning, beschermt weefsels, opslagplaats mineralen, vormt
bloedcellen
- Spierstelsel
Maakt beweging mogelijk, stevigheid, produceert warmte
- Zenuwstelsel
Onmiddellijke reacties op prikkels
- Hormoonstelsel
Produceert geslachtscellen, ondersteunt foetale ontwikkeling (zwangerschap
bij vrouwen)
- Hart- & bloedvatenstelsel (cardiovasculair)
Transporteert cellen, voedingsstoffen, afvalstoffen en gassen.
- Lymfestelsel
Verdedigt tegen infecties en ziekten
Silke Van Boven Fysiologie ‘16 3