Probleem 3: Heb je wel invloed?
Leerdoelen:
Vignet 1:
- Wat is zelfdeterminatietheorie?
- Wat zijn de onderscheidende constructen van deze theorie?
- Wat zijn antecedenten en consequenten van de theorie?
- Hoe wordt het gemeten?
o SRQ = Self Regulatory Questionnairre hiervan zijn heel veel verschillende soorten, je kan het
aanpassen aan het domein dat je wil onderzoeken (bijv. sport) bij sommige wordt amotivatie
meegenomen, bij anderen niet.
Vignet 2:
- Wat is onbewuste/automatische zelfregulatie en wat is het verschil met bewuste zelfregulatie?
- Wat zijn beïnvloedende factoren op onbewuste zelfregulatie?
Vignet 3:
- Wat is de rol van emoties bij zelfregulatie?
- Wat is het verband tussen emotieregulatie en zelfregulatie?
- Wat is het verschil tussen mannen en vrouwen bij emotieregulatie?
Bronnen:
Vignet 1: Vignet 2: Vignet 3:
- Artikel Deci en Ryan (2008). - Artikel Diefendorff et al. (1998). - Artikel Tice en Bratslavsky (2000).
- Artikel Ryan en Deci (2000). - Artikel Stajkovic et al. (2006). - Artikel Tice et al. (2001).
- Artikel Assor et al. (2009). - Artikel Fritzsimons (2004). - Artikel Gross en John (2003).
- Artikel Friedman et al. (2010). - Artikel Baumeister et al. (2007).
- Artikel Lee et al. (2003).
- Artikel Patall et al. (2014).
Vignet 1
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2008). Self-determination theory: A macrotheory of human motivation,
development, and health. Canadian Psychology/Psychologie canadienne, 49(3), 182–185.
doi:10.1037/a0012801
Inleiding
Zelfdeterminatietheorie (SDT):
- Een macrotheorie van menselijke motivatie waarbij het gaat om basiskwesties als:
persoonlijkheidsontwikkeling, zelfregulatie, universele psychologische behoeften, life goals en ambities,
energie en vitaliteit, onbewuste processen, de relatie van cultuur met motivatie en de impact van de
sociale omgeving op motivatie, affect, gedrag en welzijn.
- De theorie kan op veel domeinen in het leven worden toegepast vooral in sport, educatie en
gezondheidszorg.
Differentiating Motivation
De zelfdeterminatietheorie was een van de eerste theorieën die onderscheid begon te maken tussen
verschillende soorten motivatie. Het idee hierachter was dat het type of de kwaliteit van iemands
motivatie belangrijker zou zijn dan de totale hoeveelheid motivatie in het voorspellen van allerlei
belangrijke uitkomsten.
- Het meest centrale onderscheid dat de zelfdeterminatietheorie maakt, is het onderscheid tussen
autonome motivatie en gecontrolleerde motivatie.
1
, o Autonome motivatie: bevat zowel intrinsieke motivatie als de soorten extrinsieke motivatie die
mensen hebben geïntegreerd in hun gevoel van eigenwaarde. Wanneer mensen autonoom
gemotiveerd zijn, ervaren zij wilskracht of een zelf-goedkeuring van hun acties.
o Gecontrolleerde motivatie: bevat zowel externe regulatie (waarbij het gedrag een functie is van
externe omstandigheden van beloning of straf) en introjected regulation (waarbij de regulatie van
een actie gedeeltelijk is geinternaliseerd en wordt bekrachtigd door factoren als goedkeuring,
vermijden van schaamte, voorwaardelijk gevoel van eigenwaarde en ego-betrokkenheid). Wanneer
mensen worden gecontroleerd, ervaren zij druk om te denken, zich te voelen of te gedragen op een
bepaalde manier.
Beide typen motivatie geven energie en richting aan gedrag.
- Uit onderzoek blijkt dat autonome motivatie en gecontrolleerde motivatie leiden tot zeer verschillende
uitkomsten, waarbij autonome motivatie zou moeten leiden tot betere psychologische gezondheid en
meer effectieve prestatie op heuristic types of activities. Het zou ook leiden tot meer volharding.
Basic Psychological Needs
Uit onderzoek blijkt dat er een set van universele psychologische behoeftes bestaan die moeten worden
bevredigd om zo effectief te functioneren en om psychologische gezondheid te bereiken.
- Zo blijkt dat bevrediging van de behoeften voor competentie, autonomie en verwantschap in alle
culturen een voorspeller is voor psychologisch welzijn.
Door te kijken of een bepaalde contextuele factor (zoals een geldelijke beloning, een kans voor keuze of
een prestatie evaluatie) een basis psychologische behoefte ondersteund of dwarsboomd, kan men de
effecten van die factor voorspellen men kan dus kijken wat het doet met motivatie, gedrag, affect en
welzijn.
- Het postuleren van basisbehoeften helpt te verklaren waarom slechts enkele doeltreffende
gedragingen daadwerkelijk zorgen voor een beter welzijn, terwijl anderen dat niet doen.
Individual differences
De zelfdeterminatietheorie gaat er dus vanuit dat de behoeftes voor competentie, verwantschap en
autonomie de basis zijn en dat ze universeel zijn. Individuele verschillen binnen deze theorie richten
zich dus niet op de verschillen in sterkte van de behoeftes, MAAR op de mate waarin de behoeftes zijn
bevredigd of juist worden gedwarsboomd.
Binnen de zelfdeterminatietheorie bestaan er twee algemene concepten over individuele verschillen:
1. Causality orientations: dit zijn algemene motivatione oriëntaties die kijken naar (a) hoe mensen zich
oriënteren op de omgeving met betrekking tot informatie over het beginnen en reguleren van bepaald
gedrag en (b) de mate waarin zij over het algemeen zijn gezelfdetermineerd over verschillende situaties
en domeinen.Er bestaan drie oriëntaties:
o Autonoom: het ontwikkelen van een autonome oriëntatie kan ontstaan door een blijvende
bevrediging van alle drie de basisbehoeftes.
Is positief gerelateerd aan psychologische gezondheid en effectieve gedragsuitkomsten.
o Gecontroleerd: ontstaat door enige bevrediging van de behoeftes competentie en verwantschap
en dwarsbomen van de bevrediging van de behoefte autonomie.
Is gerelateerd aan regulatie door middel van introjecte en externe contingencies, aan starre
functionereing en verminderd welzijn.
o Onpersoonlijk: ontstaat wanneer de bevrediging van alle drie de behoeftes wordt gedwarsboomd.
Is gerelateerd aan slecht functioneren en symptomen als ziek zijn (zoals zelfafwijking en
gebrek aan vitaliteit).
Volgens de zelfdeterminatietheorie heeft ieder mens een bepaalde hoeveelheid van elk van de drie
oriëntaties.
2. Life goals/ambities: volgens de zelfdeterminatietheorie bestaan er twee algemene categorieën van
lange-termijn doelen:
o Intrinsic aspirations: bevatten levensdoelen als aansluiting, generativiteit en persoonlijke
ontwikkeling.
o Extrinsic aspriations: bevatten levensdoelen als rijkdom, bekendheid en aantrekkelijkheid.
Uit onderzoek blijkt dat wanneer men meer de nadruk legt op intrinsieke doelen dan op extrinsieke
doelen, dat dit geassocieerd is met een grotere gezondheid, welzijn en prestaties.
2
Leerdoelen:
Vignet 1:
- Wat is zelfdeterminatietheorie?
- Wat zijn de onderscheidende constructen van deze theorie?
- Wat zijn antecedenten en consequenten van de theorie?
- Hoe wordt het gemeten?
o SRQ = Self Regulatory Questionnairre hiervan zijn heel veel verschillende soorten, je kan het
aanpassen aan het domein dat je wil onderzoeken (bijv. sport) bij sommige wordt amotivatie
meegenomen, bij anderen niet.
Vignet 2:
- Wat is onbewuste/automatische zelfregulatie en wat is het verschil met bewuste zelfregulatie?
- Wat zijn beïnvloedende factoren op onbewuste zelfregulatie?
Vignet 3:
- Wat is de rol van emoties bij zelfregulatie?
- Wat is het verband tussen emotieregulatie en zelfregulatie?
- Wat is het verschil tussen mannen en vrouwen bij emotieregulatie?
Bronnen:
Vignet 1: Vignet 2: Vignet 3:
- Artikel Deci en Ryan (2008). - Artikel Diefendorff et al. (1998). - Artikel Tice en Bratslavsky (2000).
- Artikel Ryan en Deci (2000). - Artikel Stajkovic et al. (2006). - Artikel Tice et al. (2001).
- Artikel Assor et al. (2009). - Artikel Fritzsimons (2004). - Artikel Gross en John (2003).
- Artikel Friedman et al. (2010). - Artikel Baumeister et al. (2007).
- Artikel Lee et al. (2003).
- Artikel Patall et al. (2014).
Vignet 1
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2008). Self-determination theory: A macrotheory of human motivation,
development, and health. Canadian Psychology/Psychologie canadienne, 49(3), 182–185.
doi:10.1037/a0012801
Inleiding
Zelfdeterminatietheorie (SDT):
- Een macrotheorie van menselijke motivatie waarbij het gaat om basiskwesties als:
persoonlijkheidsontwikkeling, zelfregulatie, universele psychologische behoeften, life goals en ambities,
energie en vitaliteit, onbewuste processen, de relatie van cultuur met motivatie en de impact van de
sociale omgeving op motivatie, affect, gedrag en welzijn.
- De theorie kan op veel domeinen in het leven worden toegepast vooral in sport, educatie en
gezondheidszorg.
Differentiating Motivation
De zelfdeterminatietheorie was een van de eerste theorieën die onderscheid begon te maken tussen
verschillende soorten motivatie. Het idee hierachter was dat het type of de kwaliteit van iemands
motivatie belangrijker zou zijn dan de totale hoeveelheid motivatie in het voorspellen van allerlei
belangrijke uitkomsten.
- Het meest centrale onderscheid dat de zelfdeterminatietheorie maakt, is het onderscheid tussen
autonome motivatie en gecontrolleerde motivatie.
1
, o Autonome motivatie: bevat zowel intrinsieke motivatie als de soorten extrinsieke motivatie die
mensen hebben geïntegreerd in hun gevoel van eigenwaarde. Wanneer mensen autonoom
gemotiveerd zijn, ervaren zij wilskracht of een zelf-goedkeuring van hun acties.
o Gecontrolleerde motivatie: bevat zowel externe regulatie (waarbij het gedrag een functie is van
externe omstandigheden van beloning of straf) en introjected regulation (waarbij de regulatie van
een actie gedeeltelijk is geinternaliseerd en wordt bekrachtigd door factoren als goedkeuring,
vermijden van schaamte, voorwaardelijk gevoel van eigenwaarde en ego-betrokkenheid). Wanneer
mensen worden gecontroleerd, ervaren zij druk om te denken, zich te voelen of te gedragen op een
bepaalde manier.
Beide typen motivatie geven energie en richting aan gedrag.
- Uit onderzoek blijkt dat autonome motivatie en gecontrolleerde motivatie leiden tot zeer verschillende
uitkomsten, waarbij autonome motivatie zou moeten leiden tot betere psychologische gezondheid en
meer effectieve prestatie op heuristic types of activities. Het zou ook leiden tot meer volharding.
Basic Psychological Needs
Uit onderzoek blijkt dat er een set van universele psychologische behoeftes bestaan die moeten worden
bevredigd om zo effectief te functioneren en om psychologische gezondheid te bereiken.
- Zo blijkt dat bevrediging van de behoeften voor competentie, autonomie en verwantschap in alle
culturen een voorspeller is voor psychologisch welzijn.
Door te kijken of een bepaalde contextuele factor (zoals een geldelijke beloning, een kans voor keuze of
een prestatie evaluatie) een basis psychologische behoefte ondersteund of dwarsboomd, kan men de
effecten van die factor voorspellen men kan dus kijken wat het doet met motivatie, gedrag, affect en
welzijn.
- Het postuleren van basisbehoeften helpt te verklaren waarom slechts enkele doeltreffende
gedragingen daadwerkelijk zorgen voor een beter welzijn, terwijl anderen dat niet doen.
Individual differences
De zelfdeterminatietheorie gaat er dus vanuit dat de behoeftes voor competentie, verwantschap en
autonomie de basis zijn en dat ze universeel zijn. Individuele verschillen binnen deze theorie richten
zich dus niet op de verschillen in sterkte van de behoeftes, MAAR op de mate waarin de behoeftes zijn
bevredigd of juist worden gedwarsboomd.
Binnen de zelfdeterminatietheorie bestaan er twee algemene concepten over individuele verschillen:
1. Causality orientations: dit zijn algemene motivatione oriëntaties die kijken naar (a) hoe mensen zich
oriënteren op de omgeving met betrekking tot informatie over het beginnen en reguleren van bepaald
gedrag en (b) de mate waarin zij over het algemeen zijn gezelfdetermineerd over verschillende situaties
en domeinen.Er bestaan drie oriëntaties:
o Autonoom: het ontwikkelen van een autonome oriëntatie kan ontstaan door een blijvende
bevrediging van alle drie de basisbehoeftes.
Is positief gerelateerd aan psychologische gezondheid en effectieve gedragsuitkomsten.
o Gecontroleerd: ontstaat door enige bevrediging van de behoeftes competentie en verwantschap
en dwarsbomen van de bevrediging van de behoefte autonomie.
Is gerelateerd aan regulatie door middel van introjecte en externe contingencies, aan starre
functionereing en verminderd welzijn.
o Onpersoonlijk: ontstaat wanneer de bevrediging van alle drie de behoeftes wordt gedwarsboomd.
Is gerelateerd aan slecht functioneren en symptomen als ziek zijn (zoals zelfafwijking en
gebrek aan vitaliteit).
Volgens de zelfdeterminatietheorie heeft ieder mens een bepaalde hoeveelheid van elk van de drie
oriëntaties.
2. Life goals/ambities: volgens de zelfdeterminatietheorie bestaan er twee algemene categorieën van
lange-termijn doelen:
o Intrinsic aspirations: bevatten levensdoelen als aansluiting, generativiteit en persoonlijke
ontwikkeling.
o Extrinsic aspriations: bevatten levensdoelen als rijkdom, bekendheid en aantrekkelijkheid.
Uit onderzoek blijkt dat wanneer men meer de nadruk legt op intrinsieke doelen dan op extrinsieke
doelen, dat dit geassocieerd is met een grotere gezondheid, welzijn en prestaties.
2
