2.1 I De Griekse democratie
De Atheense democratie (5de eeuw v.C.)
Bestuur door het volk
Bestuursvorm: directe democratie voor volwassen vrije Atheense mannen (burgerrecht) →
volksvergadering.
Polis (mv. poleis): stadstaat, stedelijke kern met omliggend land en eigen bestuur/ leger.
Gelijkheid
- Tot en met 11de eeuw v.C. monarchie (koning).
- 10de-8ste eeuw v.C. aristocratie (adel, de ‘aanzienlijken/besten’ regeren).
- 7de en 6de eeuw: tirannen (tiran: iemand die onwettig de macht grijpt.) heersen
geregeld.
- Kleisthenes voert vanaf 510 v.C. de directe democratie in.
Iedereen had gelijke rechten (geen verschil arm of rijk). Echter: mensen met Atheens
burgerrecht: volwassen, vrije mannen met Atheense ouders.
Denken over de natuur en de wereld
Griekse filosofie
Filosofie (filo: houden van, sophia: wijsheid). Wetenschap die streeft naar wijsheid en kennis:
natuur, ethiek, politiek.
Denken over de natuur
• Zoeken naar verklaringen van natuurverschijnselen. Panta rhei (Alles stroomt,
Heraclitus).
• Griekse filosofie niet het begin van wetenschap (bouwt voort op kennis uit
Mesopotamië en Egypte).
• Bijdrage aan ontwikkeling van de wiskunde: bijv. Thales (meetkunde) en Pythagoras.
Denken over politiek
Discussie over de vraag: Wat is de beste bestuursvorm?
De filosoof Plato (427-347): aristocratie van wijze mannen/ tegen democratie:
- Burgers laten zich gauw misleiden door demagogen.
- Burgers zijn wispelturig.
- Meerderheid heeft niet altijd gelijk.
2.2 I Het hellenisme
Het rijk van Alexander de Grote (356-323 v.C.)
Macedonische koning Philippus (vader van Alexander) profiteert van onderlinge strijd
Griekse poleis → brengt Griekenland onder zijn heerschappij. Zijn zoon verovert vervolgens
het Perzische Rijk en nog veel meer land.
, Verklaringen voor Alexanders succes
1. Persoonlijke eigenschappen en militair inzicht:
- doorzetter, geloof in eigen kunnen;
- militair inzicht;
- onvoorspelbaar → vrees → loyaliteit.
2. Speelde goed in op tradities in de landen waar hij regeerde.
3. Streven naar gemengde elite in veroverd gebied (bijv. massahuwelijk in Susa)
Griekstalige heersers
Alexander † 323 v.C., geen erfopvolging → zijn generaals voeren strijd om de macht →
diadochenrijken (diadoch: opvolger) →
Griekse cultuur verspreidde zich over Azië. Elite neemt Griekse cultuur over: hellenisme.
Hellenistische cultuur in Azië en Egypte
Hellenisme: politieke veranderingen
• Grieks als bestuurstaal;
• Griekse bestuursorganen, maar wel vaak één heerser en een regering met mannen
uit de betere standen: oligarchie.
• Wel poleis/stedelijk zelfbestuur.
Hellenisme: culturele veranderingen
• Griekse stedenbouw: rechthoekig stratenplan, theaters, gymnasia.
• Griekse godsdienst (godenwereld, tempels).
• Griekse beeldende kunst (beeldhouwkunst bijv.).
Ook omgekeerde beïnvloeding in mindere mate.
2.3 I De Romeinse Republiek
Het ontstaan en de uitbreiding van het Romeinse Rijk
Motieven voor de Romeinse veroveringen:
• Behoefte aan veiligheid.
• Roem en macht.
• Inkomsten (belastingen, nieuwe landbouwgrond, krijgsgevangenen: slaven).
Hoe breidden de Romeinen hun rijk uit?
• Diplomatie (bondgenootschappen met lokale heersers).
• Geweld, oorlogvoering: ontwikkeling beroepsleger, verharde wegen (snelle
verplaatsing legioenen), legerkampen (castra).
Patronage en het einde van de republiek
Macht van de Romeinse elite versterkt door patronage.
Machtige patroon (politicus/hoge militair) verleent gunsten aan cliënten in ruil voor
steun/stem → 2de en 1ste eeuw v.C. burgeroorlogen, machtsovernames.
De Atheense democratie (5de eeuw v.C.)
Bestuur door het volk
Bestuursvorm: directe democratie voor volwassen vrije Atheense mannen (burgerrecht) →
volksvergadering.
Polis (mv. poleis): stadstaat, stedelijke kern met omliggend land en eigen bestuur/ leger.
Gelijkheid
- Tot en met 11de eeuw v.C. monarchie (koning).
- 10de-8ste eeuw v.C. aristocratie (adel, de ‘aanzienlijken/besten’ regeren).
- 7de en 6de eeuw: tirannen (tiran: iemand die onwettig de macht grijpt.) heersen
geregeld.
- Kleisthenes voert vanaf 510 v.C. de directe democratie in.
Iedereen had gelijke rechten (geen verschil arm of rijk). Echter: mensen met Atheens
burgerrecht: volwassen, vrije mannen met Atheense ouders.
Denken over de natuur en de wereld
Griekse filosofie
Filosofie (filo: houden van, sophia: wijsheid). Wetenschap die streeft naar wijsheid en kennis:
natuur, ethiek, politiek.
Denken over de natuur
• Zoeken naar verklaringen van natuurverschijnselen. Panta rhei (Alles stroomt,
Heraclitus).
• Griekse filosofie niet het begin van wetenschap (bouwt voort op kennis uit
Mesopotamië en Egypte).
• Bijdrage aan ontwikkeling van de wiskunde: bijv. Thales (meetkunde) en Pythagoras.
Denken over politiek
Discussie over de vraag: Wat is de beste bestuursvorm?
De filosoof Plato (427-347): aristocratie van wijze mannen/ tegen democratie:
- Burgers laten zich gauw misleiden door demagogen.
- Burgers zijn wispelturig.
- Meerderheid heeft niet altijd gelijk.
2.2 I Het hellenisme
Het rijk van Alexander de Grote (356-323 v.C.)
Macedonische koning Philippus (vader van Alexander) profiteert van onderlinge strijd
Griekse poleis → brengt Griekenland onder zijn heerschappij. Zijn zoon verovert vervolgens
het Perzische Rijk en nog veel meer land.
, Verklaringen voor Alexanders succes
1. Persoonlijke eigenschappen en militair inzicht:
- doorzetter, geloof in eigen kunnen;
- militair inzicht;
- onvoorspelbaar → vrees → loyaliteit.
2. Speelde goed in op tradities in de landen waar hij regeerde.
3. Streven naar gemengde elite in veroverd gebied (bijv. massahuwelijk in Susa)
Griekstalige heersers
Alexander † 323 v.C., geen erfopvolging → zijn generaals voeren strijd om de macht →
diadochenrijken (diadoch: opvolger) →
Griekse cultuur verspreidde zich over Azië. Elite neemt Griekse cultuur over: hellenisme.
Hellenistische cultuur in Azië en Egypte
Hellenisme: politieke veranderingen
• Grieks als bestuurstaal;
• Griekse bestuursorganen, maar wel vaak één heerser en een regering met mannen
uit de betere standen: oligarchie.
• Wel poleis/stedelijk zelfbestuur.
Hellenisme: culturele veranderingen
• Griekse stedenbouw: rechthoekig stratenplan, theaters, gymnasia.
• Griekse godsdienst (godenwereld, tempels).
• Griekse beeldende kunst (beeldhouwkunst bijv.).
Ook omgekeerde beïnvloeding in mindere mate.
2.3 I De Romeinse Republiek
Het ontstaan en de uitbreiding van het Romeinse Rijk
Motieven voor de Romeinse veroveringen:
• Behoefte aan veiligheid.
• Roem en macht.
• Inkomsten (belastingen, nieuwe landbouwgrond, krijgsgevangenen: slaven).
Hoe breidden de Romeinen hun rijk uit?
• Diplomatie (bondgenootschappen met lokale heersers).
• Geweld, oorlogvoering: ontwikkeling beroepsleger, verharde wegen (snelle
verplaatsing legioenen), legerkampen (castra).
Patronage en het einde van de republiek
Macht van de Romeinse elite versterkt door patronage.
Machtige patroon (politicus/hoge militair) verleent gunsten aan cliënten in ruil voor
steun/stem → 2de en 1ste eeuw v.C. burgeroorlogen, machtsovernames.