Arbeidsmarkttheorie
Babyboom:
Vlak na de 2e wereldoorlog zijn veel baby’s geboren. Daarna is de pil uitgevonden en zijn er minder
baby’s geboren. Daarom zijn er nu meer ouderen die met pensioen gaan en weinig jongeren die
moeten werken.
Regionaal voorbeeld: jongeren uit de verste hoeken van nederland (zuid zeeland, zuid limburg, oost
groningen) gaan studeren in grote steden en blijven daar ook vaak wonen en werken. Ouderen blijven
over in de dorpen. Bevolking wordt kleiner en daarom de voorzieningen ook (scholen, ziekenhuizen).
maatschappij
Arbeids-
markt
Individu organisatie
Transitioneel arbeidsmarktmodel (5 toetsvragen)
Huishouding
Zorg
Opleiding
Betaald Uittreding
Scholing
werk Pensioen
Werkloosheid
Arbeids-
ongeschiktheid
Gesegmenteerde arbeidsmarkt
PI (primair intern) PE (primair extern)
SI (secundair intern) SE (secundair extern
, Les 2: van scholing naar werk
ITEM LIJST
• Lineaire voorspellingen
• Versterken van verdienvermogen (beter dan lineaire voorspellingen)
• Responsiviteit
• Productiviteitsopgave
• Kenniscirculatie
• 21ste eeuw vaardigheden
• Brede governancestructuur
Lineaire voorspellingen: op basis van het heden voorspellen wat in de toekomst interessante markten
zijn en daar beleid op ontwikkelen
Versterken van verdienvermogen: infrastructuur (wegen en internet bijvoorbeeld), instituties
(organisaties als de belastingdienst of scholen) en menselijk kapitaal zodanig toe te rusten dat ze
adequaat kunnen inspelen.
Responsiviteit: de vaardigheid om snel en adequaat in te spelen op nieuwe omstandigheden. Daarom is
het van belang bij der strategie; versterken van het verdienvermogen.
Responsiviteit kent 3 elementen: veerkracht, adaptatie (aanpassingsvermogen), proactieve houding
3 opgaven zijn van groot belang in Nederland:
1. Productiviteitsopgave: met minder mensen meer doen (door veel vergrijzing en ontgroening)
2. Toenemende internationale verwevenheid: slim en efficiënt zodat het sneller gaat
3. Inspelen op hedendaagse innovatieprocessen: oude en nieuwe kennis gebruiken
Kenniscirculatie: vergroten van kennis door het uit te wisselen
Vraag en antwoord
Kenniscirculatie gaat verder dan kenniseconomie:
- Economie: focus op vergaren van nieuwe kennis
- Circulatie: focus op beter gebruiken van bestaande kennis
Welke aanpassingen moeten er komen bij onderwijs?:
1. Meer differentiatie van onderoeksinstellingen meer invalshoeken voor onderzoek, meer opties
2. Ontwikkelen van onderwijsinstellingen. Scholen en onderzoeksinstellingen moeten samenwerken
(tweerichtingsverkeer)
3. Herbezien van de inhoud van het onderwijs. Welke vakken zijn belangrijk?
4. Forse kwaliteitsslag in het onderwijs is nodig. Beter onderwijs, hoger geschoolde docenten
(anders kunnen we andere landen niet aan)
5. Bij arbeidsorganisaties moet werken en leren meer door elkaar gaan lopen om kenniscirculatie te
bevorderen. Blijven leren dus.
Babyboom:
Vlak na de 2e wereldoorlog zijn veel baby’s geboren. Daarna is de pil uitgevonden en zijn er minder
baby’s geboren. Daarom zijn er nu meer ouderen die met pensioen gaan en weinig jongeren die
moeten werken.
Regionaal voorbeeld: jongeren uit de verste hoeken van nederland (zuid zeeland, zuid limburg, oost
groningen) gaan studeren in grote steden en blijven daar ook vaak wonen en werken. Ouderen blijven
over in de dorpen. Bevolking wordt kleiner en daarom de voorzieningen ook (scholen, ziekenhuizen).
maatschappij
Arbeids-
markt
Individu organisatie
Transitioneel arbeidsmarktmodel (5 toetsvragen)
Huishouding
Zorg
Opleiding
Betaald Uittreding
Scholing
werk Pensioen
Werkloosheid
Arbeids-
ongeschiktheid
Gesegmenteerde arbeidsmarkt
PI (primair intern) PE (primair extern)
SI (secundair intern) SE (secundair extern
, Les 2: van scholing naar werk
ITEM LIJST
• Lineaire voorspellingen
• Versterken van verdienvermogen (beter dan lineaire voorspellingen)
• Responsiviteit
• Productiviteitsopgave
• Kenniscirculatie
• 21ste eeuw vaardigheden
• Brede governancestructuur
Lineaire voorspellingen: op basis van het heden voorspellen wat in de toekomst interessante markten
zijn en daar beleid op ontwikkelen
Versterken van verdienvermogen: infrastructuur (wegen en internet bijvoorbeeld), instituties
(organisaties als de belastingdienst of scholen) en menselijk kapitaal zodanig toe te rusten dat ze
adequaat kunnen inspelen.
Responsiviteit: de vaardigheid om snel en adequaat in te spelen op nieuwe omstandigheden. Daarom is
het van belang bij der strategie; versterken van het verdienvermogen.
Responsiviteit kent 3 elementen: veerkracht, adaptatie (aanpassingsvermogen), proactieve houding
3 opgaven zijn van groot belang in Nederland:
1. Productiviteitsopgave: met minder mensen meer doen (door veel vergrijzing en ontgroening)
2. Toenemende internationale verwevenheid: slim en efficiënt zodat het sneller gaat
3. Inspelen op hedendaagse innovatieprocessen: oude en nieuwe kennis gebruiken
Kenniscirculatie: vergroten van kennis door het uit te wisselen
Vraag en antwoord
Kenniscirculatie gaat verder dan kenniseconomie:
- Economie: focus op vergaren van nieuwe kennis
- Circulatie: focus op beter gebruiken van bestaande kennis
Welke aanpassingen moeten er komen bij onderwijs?:
1. Meer differentiatie van onderoeksinstellingen meer invalshoeken voor onderzoek, meer opties
2. Ontwikkelen van onderwijsinstellingen. Scholen en onderzoeksinstellingen moeten samenwerken
(tweerichtingsverkeer)
3. Herbezien van de inhoud van het onderwijs. Welke vakken zijn belangrijk?
4. Forse kwaliteitsslag in het onderwijs is nodig. Beter onderwijs, hoger geschoolde docenten
(anders kunnen we andere landen niet aan)
5. Bij arbeidsorganisaties moet werken en leren meer door elkaar gaan lopen om kenniscirculatie te
bevorderen. Blijven leren dus.
