,Inhoud
Achtergrondinformatie...........................................................................................................................3
Oefenvragen...........................................................................................................................................6
Antwoorden.........................................................................................................................................13
, Achtergrondinformatie
Voor de affiniteitstoets is de het Raamplan Artsopleiding 2020 opgegeven als
studiemateriaal. Het is zeker niet nodig om heel dit raamplan te lezen of uit je hoofd te
leren.
Het is wel handig om figuur 1 en 2 goed te bestuderen. In figuur 1 zijn de
competentiedomeinen van een arts weergegeven. Figuur 2 geeft een overzicht van het
verband tussen gezondheid en ziekte. Daarnaast is het van belang om bijlage 5 en 6 een keer
te bekijken. Bijlage 5 verteld kort over de wet- en regelgeving van artsen. Bijlage 6 bevat
achtergrondinformatie over klinisch redeneren en besluitvorming. Klinisch redeneren is een
belangrijk deel van het werk van een arts. Klinisch redeneren is het proces waarin een arts
zijn medische kennis koppelt aan het vraagstuk van de patiënt, om zo tot een diagnose en
behandeling te komen.
Het raamplan beschrijft de landelijke richtlijnen voor het niveau van een net afgestuurde
arts. Dit bevat het profiel van een arts, competenties en kennis die een arts aan het einde
van de opleiding moet hebben. Elke Nederlandse universiteit mag zijn eigen invulling geven
om deze eindtermen te behalen. Het kan handig zijn om je hier ook een beetje in te
verdiepen.
Het belangrijkste van de affiniteitstoets is namelijk dat je zoveel mogelijk voordoet als een
afgestudeerde arts. Een afgestuurde arts moet zeven verschillende rollen kunnen vervullen.
1. Medisch deskundige
Een arts moet veel medische kennis en vaardigheden bezitten. Hij kan zo op basis van
gegevens van een patiënt een juiste diagnose en beleid stellen.
Een arts zijn handelen berust altijd op medische handelen. Het is van belang geen
medisch onzinnig handelingen te verrichten. Zo doe je als een patiënt in een
terminaal proces zit, geen operatie meer. Het is dus belangrijk om te begrijpen dat
elke situatie anders is. Je keuze moet rechtvaardig zijn voor de patiënt.
2. Communicator
Een arts moet goed kunnen communiceren met patiënten, dierbaren van patiënten
en collega’s. Zonder goede communicatie zal de kwaliteit van de zorg afnemen.
3. Samenwerker
Een arts moet goed kunnen samenwerken in een multidisciplinair team, om zo
gezamenlijk de beste zorg te kunnen leveren. De arts geeft informatie, overlegt en
geeft leiding. Zonder een team kan er niet goed gezorgd worden voor patiënten.
4. Organisator
Een arts moet goed taken kunnen organiseren. Hij moet een goed overzicht hebben
over zijn planning. Daarnaast moet hij efficiënt te werk gaan om geen tijd te
verspillen. Zo is het belangrijk dat hij gebruik maakt van innovatie, bijvoorbeeld
elektronische patiënt dossiers. Een arts moet daarnaast ook hoofd en bijzaken
kunnen scheiden en zo prioriteiten stellen.
5. Gezondheid bevorderaar
Een arts moet ook handelen in maatschappelijk belang. Hij moet helpen met het
voorkomen van ziektes (preventie). Dit doet hij bijvoorbeeld door een patiënt met
corona te melden aan de GGD, nadat hij deze heeft behandeld. Zo kan de GGD
uitzoeken met wie de patiënt in contact is geweest en wie hij mogelijk besmet kan
hebben.
Achtergrondinformatie...........................................................................................................................3
Oefenvragen...........................................................................................................................................6
Antwoorden.........................................................................................................................................13
, Achtergrondinformatie
Voor de affiniteitstoets is de het Raamplan Artsopleiding 2020 opgegeven als
studiemateriaal. Het is zeker niet nodig om heel dit raamplan te lezen of uit je hoofd te
leren.
Het is wel handig om figuur 1 en 2 goed te bestuderen. In figuur 1 zijn de
competentiedomeinen van een arts weergegeven. Figuur 2 geeft een overzicht van het
verband tussen gezondheid en ziekte. Daarnaast is het van belang om bijlage 5 en 6 een keer
te bekijken. Bijlage 5 verteld kort over de wet- en regelgeving van artsen. Bijlage 6 bevat
achtergrondinformatie over klinisch redeneren en besluitvorming. Klinisch redeneren is een
belangrijk deel van het werk van een arts. Klinisch redeneren is het proces waarin een arts
zijn medische kennis koppelt aan het vraagstuk van de patiënt, om zo tot een diagnose en
behandeling te komen.
Het raamplan beschrijft de landelijke richtlijnen voor het niveau van een net afgestuurde
arts. Dit bevat het profiel van een arts, competenties en kennis die een arts aan het einde
van de opleiding moet hebben. Elke Nederlandse universiteit mag zijn eigen invulling geven
om deze eindtermen te behalen. Het kan handig zijn om je hier ook een beetje in te
verdiepen.
Het belangrijkste van de affiniteitstoets is namelijk dat je zoveel mogelijk voordoet als een
afgestudeerde arts. Een afgestuurde arts moet zeven verschillende rollen kunnen vervullen.
1. Medisch deskundige
Een arts moet veel medische kennis en vaardigheden bezitten. Hij kan zo op basis van
gegevens van een patiënt een juiste diagnose en beleid stellen.
Een arts zijn handelen berust altijd op medische handelen. Het is van belang geen
medisch onzinnig handelingen te verrichten. Zo doe je als een patiënt in een
terminaal proces zit, geen operatie meer. Het is dus belangrijk om te begrijpen dat
elke situatie anders is. Je keuze moet rechtvaardig zijn voor de patiënt.
2. Communicator
Een arts moet goed kunnen communiceren met patiënten, dierbaren van patiënten
en collega’s. Zonder goede communicatie zal de kwaliteit van de zorg afnemen.
3. Samenwerker
Een arts moet goed kunnen samenwerken in een multidisciplinair team, om zo
gezamenlijk de beste zorg te kunnen leveren. De arts geeft informatie, overlegt en
geeft leiding. Zonder een team kan er niet goed gezorgd worden voor patiënten.
4. Organisator
Een arts moet goed taken kunnen organiseren. Hij moet een goed overzicht hebben
over zijn planning. Daarnaast moet hij efficiënt te werk gaan om geen tijd te
verspillen. Zo is het belangrijk dat hij gebruik maakt van innovatie, bijvoorbeeld
elektronische patiënt dossiers. Een arts moet daarnaast ook hoofd en bijzaken
kunnen scheiden en zo prioriteiten stellen.
5. Gezondheid bevorderaar
Een arts moet ook handelen in maatschappelijk belang. Hij moet helpen met het
voorkomen van ziektes (preventie). Dit doet hij bijvoorbeeld door een patiënt met
corona te melden aan de GGD, nadat hij deze heeft behandeld. Zo kan de GGD
uitzoeken met wie de patiënt in contact is geweest en wie hij mogelijk besmet kan
hebben.
