Klimaat en landschap
Aarde
Om de zon draaien 8 dwergplaneten: Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus,
Uranus en Neptunus
In 1 jaar draait de aarde een baan om de zon (= aardbaan) -> in 1 dag draait de aarde ook om
haar eigen as(= aardrotatie).
Aarde staat scheef -> hierdoor ontstaan seizoenen
Hoe verder een gebied van de evenaar af ligt -> hoe schuiner het zonlicht op het
aardoppervlak valt.
Scheiding tussen noordelijk en zuidelijk halfrond (= evenaar)
Scheiding tussen oostelijk en westelijk halfrond (= nulmeridiaan)
Scheiding tussen noordpool en zuidpool (= aardas)
Lijnen denkbeeldig aan de evenaar (=paralellen)
Positie bepalen:
- Lengtegraad van 0 – 180 oosterlengte of westerlengte (rechts of links van de nulmeridiaan)
- Breedtegraad van 0- 90 noorderbreedte of zuiderbreedte (boven of onder de evenaar)
Klimaat
Klimaat = gemiddelde weer in een bepaald gebied/periode
4 soorten
- Tropische klimaat
- Droog klimaat
- Gematigd klimaat
- Pool klimaat
1. Tropisch klimaat (= gebied rond de evenaar)
Veel zon maar ook heel veel regen waardoor het erg vochtig wordt
- regenwoudklimaat = het hele jaar door regen
- Savanneklimaat= veel bomen met een droog en nat seizoen
2. Droogklimaat (= onder en boven de evenaar)
Weinig regen en erg droog
- Steppeklimaat = weinig planten en soms regen
- Woestijnklimaat = geen regen
3. Gematigd klimaat (= dicht bij de zee)
Kennen 4 duidelijke seizoenen
- Middellandse zeeklimaat = strenge winters en gematigde zomers
- Landklimaat = extreme kou en extreme warmte
4. Poolklimaat (= gebied rond de polen)
Extreme kou en wind weinig neerslag
- Hooggebergteklimaat = geen zomer en geen zon
- Toendraklimaat = veel kou temperatuur niet boven 10 graden
Aarde
Om de zon draaien 8 dwergplaneten: Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus,
Uranus en Neptunus
In 1 jaar draait de aarde een baan om de zon (= aardbaan) -> in 1 dag draait de aarde ook om
haar eigen as(= aardrotatie).
Aarde staat scheef -> hierdoor ontstaan seizoenen
Hoe verder een gebied van de evenaar af ligt -> hoe schuiner het zonlicht op het
aardoppervlak valt.
Scheiding tussen noordelijk en zuidelijk halfrond (= evenaar)
Scheiding tussen oostelijk en westelijk halfrond (= nulmeridiaan)
Scheiding tussen noordpool en zuidpool (= aardas)
Lijnen denkbeeldig aan de evenaar (=paralellen)
Positie bepalen:
- Lengtegraad van 0 – 180 oosterlengte of westerlengte (rechts of links van de nulmeridiaan)
- Breedtegraad van 0- 90 noorderbreedte of zuiderbreedte (boven of onder de evenaar)
Klimaat
Klimaat = gemiddelde weer in een bepaald gebied/periode
4 soorten
- Tropische klimaat
- Droog klimaat
- Gematigd klimaat
- Pool klimaat
1. Tropisch klimaat (= gebied rond de evenaar)
Veel zon maar ook heel veel regen waardoor het erg vochtig wordt
- regenwoudklimaat = het hele jaar door regen
- Savanneklimaat= veel bomen met een droog en nat seizoen
2. Droogklimaat (= onder en boven de evenaar)
Weinig regen en erg droog
- Steppeklimaat = weinig planten en soms regen
- Woestijnklimaat = geen regen
3. Gematigd klimaat (= dicht bij de zee)
Kennen 4 duidelijke seizoenen
- Middellandse zeeklimaat = strenge winters en gematigde zomers
- Landklimaat = extreme kou en extreme warmte
4. Poolklimaat (= gebied rond de polen)
Extreme kou en wind weinig neerslag
- Hooggebergteklimaat = geen zomer en geen zon
- Toendraklimaat = veel kou temperatuur niet boven 10 graden