Hoofdstuk 10: Basisbegrippen & Hoofdstuk 11: Optimale factorcombinatie &
Hoofdstuk 12: Productiekosten
Het productieproces
Begrippen:
Winstmaximalisatie: producenten streven ernaar het verschil tussen hun totale opbrengsten
en hun totale kosten zo groot mogelijk te maken
Productiefactoren: de schaarse middelen die producenten inzetten om tot productie te
komen
Arbeid: de productiefactor omvat de voorraad kapitaalgoederen (machines, gebouwen,..) die
ingezet worden
Natuur: deze productiefactor omvat de natuurlijke rijkdommen, zoals de ondergrond met
daarin grondstoffen, water, lucht, klimaat,…
Economische goederen: producten die de consumenten gebruiken, consumeren,…
Consumptiegoederen: rechtstreeks geconsumeerd
Intermediaire: inzetten om tot het eindproduct te komen, half afgewerkte producten
Kapitaalgoederen = investeringen: bv nieuwe machines om productiviteit te verhogen
, Korte termijn productiefunctie
Op afbeelding is het de korte termijn functie -> enkel arbeid variabel
Voor buigpunt een progressief verloop dat wil zeggen dat als je bijkomende eenheden arbeid
gaat toevoegen zal het leiden tot een hogere output, stijgt meer dan evenredig
Achter het buigpunt is het een degressief verloop, de output zal nog steeds stijgen maar
minder dan evenredig
Helemaal op het einde daalt de productie als je meer mensen aanneemt
Productiviteit
Productiviteit = output / input
Gemiddelde productiviteit
• GPL = Q/L
• GPK = Q/K
Hoogste productie? 500 bij L = 400
Gemiddelde productiviteit
Bij L = 80 GPL= 100/80 = 1,25
Bij L = 125 GPL= 250/125 = 2,00
Bij L = 144 GPL= 300/144 = 2,0833
Bij L = 175 GPL= 350/175 = 2,00
Bij L = 400 GPL= 500/400 = 1,25
Gemiddelde niet zo effecient dus afleiden uit een grafiek
Hoofdstuk 12: Productiekosten
Het productieproces
Begrippen:
Winstmaximalisatie: producenten streven ernaar het verschil tussen hun totale opbrengsten
en hun totale kosten zo groot mogelijk te maken
Productiefactoren: de schaarse middelen die producenten inzetten om tot productie te
komen
Arbeid: de productiefactor omvat de voorraad kapitaalgoederen (machines, gebouwen,..) die
ingezet worden
Natuur: deze productiefactor omvat de natuurlijke rijkdommen, zoals de ondergrond met
daarin grondstoffen, water, lucht, klimaat,…
Economische goederen: producten die de consumenten gebruiken, consumeren,…
Consumptiegoederen: rechtstreeks geconsumeerd
Intermediaire: inzetten om tot het eindproduct te komen, half afgewerkte producten
Kapitaalgoederen = investeringen: bv nieuwe machines om productiviteit te verhogen
, Korte termijn productiefunctie
Op afbeelding is het de korte termijn functie -> enkel arbeid variabel
Voor buigpunt een progressief verloop dat wil zeggen dat als je bijkomende eenheden arbeid
gaat toevoegen zal het leiden tot een hogere output, stijgt meer dan evenredig
Achter het buigpunt is het een degressief verloop, de output zal nog steeds stijgen maar
minder dan evenredig
Helemaal op het einde daalt de productie als je meer mensen aanneemt
Productiviteit
Productiviteit = output / input
Gemiddelde productiviteit
• GPL = Q/L
• GPK = Q/K
Hoogste productie? 500 bij L = 400
Gemiddelde productiviteit
Bij L = 80 GPL= 100/80 = 1,25
Bij L = 125 GPL= 250/125 = 2,00
Bij L = 144 GPL= 300/144 = 2,0833
Bij L = 175 GPL= 350/175 = 2,00
Bij L = 400 GPL= 500/400 = 1,25
Gemiddelde niet zo effecient dus afleiden uit een grafiek