10 Vaardigheden
Examenvoorbereiding | havo
Uitwerkingen basisboek
10.1 EXAMENVRAGEN
1
a De hoorn van de dino is halfgesloten. Bij de grondtoon hoort dus 1/4λ, bij de boventonen 3/4λ, 5/4λ, etc. De
boventoon is 5 x zo hoog als de grondtoon en daarbij hoort een 5 x zo kleine golflengte. Dat is zo bij de
tweede boventoon.
b De hoorn van het vrouwelijk dier is korter, zodat de golflengte van de grondtoon kleiner is. De frequentie van
de grondtoon is dus hoger (omdat geldt 𝑣 = 𝜆 ∙ 𝑓).
c De frequentie van de grondtoon is lager dan de frequentie van de boventonen. De golflengte van de
grondtoon is dus groter dan de golflengte van de boventonen.
Er is gegeven dat het geluid de boom kan passeren als de golflengte van het geluid groter is dan de breedte
van een boom, zodat grote golflengtes en derhalve lage frequenties hiervoor geschikt zijn. Dus zijn
grondtonen beter geschikt om te communiceren dan boventonen.
2
a De temperatuur van een zonnevlek is lager dan de temperatuur van de directe omgeving. Volgens de wet van
Wien: 𝜆max ∙ 𝑇 = 𝑘w is de golflengte 𝜆max van het uitgezonden licht dan groter. De kleur van het licht van de
zonnevlek is daarom roder dan de kleur van het licht uit de directe omgeving.
1996−1900
b Uit de grafiek van figuur 6 is af te lezen dat de periode van zonnevlekken circa 11 jaar ( ) is. Er was
9
een maximum in 1989, als de grafiek naar rechts wordt uitgebreid blijkt dat er in 2011 weer een maximum in
het aantal zonnevlekken zou moeten zijn. In 2011 moeten er dus veel zonnevlekken te zien zijn.
3
a Het smeltpunt van het materiaal moet hoog zijn, want anders zou het hitteschild kunnen smelten als de
temperatuur hoog wordt.
b De dichtheid van het materiaal moet klein zijn, want anders wordt de space shuttle te zwaar (en is er te veel
energie nodig om op te stijgen).
c De warmtegeleidingscoëfficiënt moet klein zijn, want de warmte mag niet makkelijk (of snel) naar de capsule
worden getransporteerd.
4 Volgens de wet van Wien geldt er 𝜆max ∙ 𝑇 = 𝑘w waarin 𝜆max = 3,0 ∙ 10−6 m (uit de figuur afgelezen) en 𝑘W =
2,90 ∙ 10−3 m · K.
𝑘w 2,90∙10−3
Hieruit volgt dat 𝑇 =𝜆 = 3,0∙10−6
= 9,7 ∙ 102 K.
max
5
2𝜋∙𝑟
a Voor de baansnelheid van het ruimtestation geldt: 𝑣 = waarin
𝑇
3
𝑣 = 27,7 ∙ 10 km/h en 𝑟 = 340 + 𝑟aarde = 340 + 6378 = 6718 km.
2𝜋×6718
Dus: 𝑇 = = 1,52 h.
27,7∙103
b De afstand is te berekenen met 𝑠 = 𝑣gem ∙ 𝑡. De gemiddelde snelheid is te bepalen uit de grafiek en is
(7,8+0,9)∙103
ongeveer = 4,35 ∙ 103 m/s. De tijd is 15∙102 s.
2
De afgelegde afstand is dus 𝑠 = 4,35 ∙ 103 × 15 ∙ 102 = 6,5 ∙ 106 m.
© ThiemeMeulenhoff bv CONCEPT Pagina 1 van 22
Examenvoorbereiding | havo
Uitwerkingen basisboek
10.1 EXAMENVRAGEN
1
a De hoorn van de dino is halfgesloten. Bij de grondtoon hoort dus 1/4λ, bij de boventonen 3/4λ, 5/4λ, etc. De
boventoon is 5 x zo hoog als de grondtoon en daarbij hoort een 5 x zo kleine golflengte. Dat is zo bij de
tweede boventoon.
b De hoorn van het vrouwelijk dier is korter, zodat de golflengte van de grondtoon kleiner is. De frequentie van
de grondtoon is dus hoger (omdat geldt 𝑣 = 𝜆 ∙ 𝑓).
c De frequentie van de grondtoon is lager dan de frequentie van de boventonen. De golflengte van de
grondtoon is dus groter dan de golflengte van de boventonen.
Er is gegeven dat het geluid de boom kan passeren als de golflengte van het geluid groter is dan de breedte
van een boom, zodat grote golflengtes en derhalve lage frequenties hiervoor geschikt zijn. Dus zijn
grondtonen beter geschikt om te communiceren dan boventonen.
2
a De temperatuur van een zonnevlek is lager dan de temperatuur van de directe omgeving. Volgens de wet van
Wien: 𝜆max ∙ 𝑇 = 𝑘w is de golflengte 𝜆max van het uitgezonden licht dan groter. De kleur van het licht van de
zonnevlek is daarom roder dan de kleur van het licht uit de directe omgeving.
1996−1900
b Uit de grafiek van figuur 6 is af te lezen dat de periode van zonnevlekken circa 11 jaar ( ) is. Er was
9
een maximum in 1989, als de grafiek naar rechts wordt uitgebreid blijkt dat er in 2011 weer een maximum in
het aantal zonnevlekken zou moeten zijn. In 2011 moeten er dus veel zonnevlekken te zien zijn.
3
a Het smeltpunt van het materiaal moet hoog zijn, want anders zou het hitteschild kunnen smelten als de
temperatuur hoog wordt.
b De dichtheid van het materiaal moet klein zijn, want anders wordt de space shuttle te zwaar (en is er te veel
energie nodig om op te stijgen).
c De warmtegeleidingscoëfficiënt moet klein zijn, want de warmte mag niet makkelijk (of snel) naar de capsule
worden getransporteerd.
4 Volgens de wet van Wien geldt er 𝜆max ∙ 𝑇 = 𝑘w waarin 𝜆max = 3,0 ∙ 10−6 m (uit de figuur afgelezen) en 𝑘W =
2,90 ∙ 10−3 m · K.
𝑘w 2,90∙10−3
Hieruit volgt dat 𝑇 =𝜆 = 3,0∙10−6
= 9,7 ∙ 102 K.
max
5
2𝜋∙𝑟
a Voor de baansnelheid van het ruimtestation geldt: 𝑣 = waarin
𝑇
3
𝑣 = 27,7 ∙ 10 km/h en 𝑟 = 340 + 𝑟aarde = 340 + 6378 = 6718 km.
2𝜋×6718
Dus: 𝑇 = = 1,52 h.
27,7∙103
b De afstand is te berekenen met 𝑠 = 𝑣gem ∙ 𝑡. De gemiddelde snelheid is te bepalen uit de grafiek en is
(7,8+0,9)∙103
ongeveer = 4,35 ∙ 103 m/s. De tijd is 15∙102 s.
2
De afgelegde afstand is dus 𝑠 = 4,35 ∙ 103 × 15 ∙ 102 = 6,5 ∙ 106 m.
© ThiemeMeulenhoff bv CONCEPT Pagina 1 van 22