Vragen bij werkgroep extensief 4
Vragen bij Thomas Pettigrew e.a. (2011) Een review artikel over recente
ontwikkelingen in de contacthypothese
1. De auteurs bespreken in dit artikel de inmiddels klassieke theorie van Allport
(1954) over de effecten van contact tussen groepen op vooroordelen
a. Vat de contacthypothese beknopt samen en leg uit waarom
vriendschappen tussen leden van verschillende groepen in deze theorie
zo belangrijk worden gevonden.
Contact tussen mensen van verschillende groepen reduceert
vooroordelen. De mening over een persoon verandert (meestal
positieve verandering van gevoelens) en dit zorgt ervoor dat het beeld
over de groep bijgesteld wordt. Dit gaat op de volgende manieren:
kennis over elkaar wordt verhoogd, angst voor de ontmoeting wordt
gereduceerd, gevoel van bedreiging door de andere groep wordt
gereduceerd, empathie wordt verhoogd en de positieve normen in de
andere groep worden herkent. Om dit te bewerkstelligen, zijn
vriendschappen tussen leden van verschillende groepen van groot
belang; vriendschappen gaan samen met coörperatie en
gemeenschappelijke doelen, gelijke status en zelfonthulling. Ook heeft
onderzoek aangetoond dat ‘intergroup friendships’ voor een positieve
houding jegens de andere groep zorgt, maar ook voor
vergevingsgezindheid en vertrouwen.
b. In de generalisering van positieve effecten van contact naar andere
groepen wordt het proces van 'de-provincialisering' genoemd. Wat
wordt hiermee bedoeld?
De-provincialisering is het punt bereiken waarin je de andere groep leuk
vindt en vertrouwt, wat er voor zorgt dat je je minder provinciaal opstelt
over je eigen groep. Het nieuwe beeld van de groep waarmee jij je
identificeert zorgt ervoor dat je ook eerder andere ‘outgroups’
accepteert, zelfs als je nog nooit contact met ze hebt gehad. Dit type
van brede generalisatie vereis een zekere vorm van gelijkenis tussen
de twee groepen.
Vragen bij Hidde Bekhuis e.a. Xenofobie onder jongeren: de invloed van interetnisch
contact.
2. Bekhuis e.a. stellen zich de volgende vraag: in welke mate hebben middelbare
scholieren op verschillende opleidingsniveaus en met verschillende etnische
achtergronden en xenofobe attitude? En in hoeverre bestaat er een
samenhang tussen deze attitude en positief en negatief interetnisch contact in
de klas, op school, bij vrijetijdsverenigingen en in de buurt?
Om deze vraag op systematische wijze te kunnen beantwoorden, stellen
Bekhuis e.a., 9 hypothesen op.
a. Welke hypothesen worden bevestigd? Welke hypothesen worden
weerlegd?
Vragen bij Thomas Pettigrew e.a. (2011) Een review artikel over recente
ontwikkelingen in de contacthypothese
1. De auteurs bespreken in dit artikel de inmiddels klassieke theorie van Allport
(1954) over de effecten van contact tussen groepen op vooroordelen
a. Vat de contacthypothese beknopt samen en leg uit waarom
vriendschappen tussen leden van verschillende groepen in deze theorie
zo belangrijk worden gevonden.
Contact tussen mensen van verschillende groepen reduceert
vooroordelen. De mening over een persoon verandert (meestal
positieve verandering van gevoelens) en dit zorgt ervoor dat het beeld
over de groep bijgesteld wordt. Dit gaat op de volgende manieren:
kennis over elkaar wordt verhoogd, angst voor de ontmoeting wordt
gereduceerd, gevoel van bedreiging door de andere groep wordt
gereduceerd, empathie wordt verhoogd en de positieve normen in de
andere groep worden herkent. Om dit te bewerkstelligen, zijn
vriendschappen tussen leden van verschillende groepen van groot
belang; vriendschappen gaan samen met coörperatie en
gemeenschappelijke doelen, gelijke status en zelfonthulling. Ook heeft
onderzoek aangetoond dat ‘intergroup friendships’ voor een positieve
houding jegens de andere groep zorgt, maar ook voor
vergevingsgezindheid en vertrouwen.
b. In de generalisering van positieve effecten van contact naar andere
groepen wordt het proces van 'de-provincialisering' genoemd. Wat
wordt hiermee bedoeld?
De-provincialisering is het punt bereiken waarin je de andere groep leuk
vindt en vertrouwt, wat er voor zorgt dat je je minder provinciaal opstelt
over je eigen groep. Het nieuwe beeld van de groep waarmee jij je
identificeert zorgt ervoor dat je ook eerder andere ‘outgroups’
accepteert, zelfs als je nog nooit contact met ze hebt gehad. Dit type
van brede generalisatie vereis een zekere vorm van gelijkenis tussen
de twee groepen.
Vragen bij Hidde Bekhuis e.a. Xenofobie onder jongeren: de invloed van interetnisch
contact.
2. Bekhuis e.a. stellen zich de volgende vraag: in welke mate hebben middelbare
scholieren op verschillende opleidingsniveaus en met verschillende etnische
achtergronden en xenofobe attitude? En in hoeverre bestaat er een
samenhang tussen deze attitude en positief en negatief interetnisch contact in
de klas, op school, bij vrijetijdsverenigingen en in de buurt?
Om deze vraag op systematische wijze te kunnen beantwoorden, stellen
Bekhuis e.a., 9 hypothesen op.
a. Welke hypothesen worden bevestigd? Welke hypothesen worden
weerlegd?