C1: Weet wat je meet
1. Wat wordt aangegeven met cijfers 1 t/m 4:
a. 1. Orale epitheel, 2. Sulcus epitheel, 3. Aanhechtingsepitheel,
4. Vezels
b. 1. Sulcus epitheel, 2. Aanhechtingsepitheel, 3. Orale epitheel,
4. Vezels
c. 1. Orale epitheel, 2. Aanhechtingsepitheel, 3. Sulcus epitheel,
4. Vezels
d. 1. Sulcus epitheel, 2. Orale epitheel, 3. Aanhechtingsepitheel,
4. Vezels
2. Welk antwoord is juist
a. De glazuurcementgrens ligt ter hoogte van de botrand en dit kun je dus ook op de
röntgenfoto zien
b. De glazuurcementgrens ligt onder de botrand en dit kun je dus ook op de röntgenfoto
zien
c. De glazuurcementgrens ligt boven de botrand en dit kun je dus ook op de röntgenfoto
zien
d. Geen antwoord is juist
3. Wat is de functie van enzymen die worden aangemaakt in het ontstekingsinfiltraat?
a. Bindweefselvezels afbreken
b. Bacteriën doden
c. PMN’s aanmaken
d. Citokinen uitscheiden
4. Wat is de oorzaak van botafbraak tijdens parodontitis?
a. Het bot wordt afgebroken door de vele bacteriën die zich in de pocket bevinden
b. Het bot wordt afgebroken door de enzymen in het ontstekingsinfiltraat
c. Het bot wordt afgebroken door de afweercellen die activatie van osteoclasten
veroorzaken
d. Geen van bovenstaande antwoorden is juist
5. Stelling 1: bij zwelling en recessie is er altijd sprake van aanhechtingsverlies
Stelling 2: aanhechtingsverlies is wanneer de eerste vezels worden aangetast
a. Stelling 1 = juist, stelling 2 = juist
b. Stelling 1 = onjuist, stelling 2 = juist
c. Stelling 1 = onjuist, stelling 2 = onjuist
d. Stelling 1 = juist, stelling 2 = onjuist
6. Wanneer weet je zeker dat er aanhechtingsverlies aanwezig is?
a. Als je verschil voelt met de pocketsonde tussen glazuur en cement want dit is het
punt van aanhechting
b. Als er een recessie aanwezig is
c. Als er een pocket aanwezig is
d. Als er zwelling aanwezig is
7. Wat is de markering op de Williams’s probe (wordt op ACTA gebruik)?
a. Alle mm markeringen van 1 tot 10 staan aangegeven
b. Alle mm markeringen van 1 tot 15 staan aangegeven
c. Alle mm markeringen, behalve 6 mm, staan t/m 10 mm aangegeven
d. Alle mm markeringen, behalve 6 mm, staan t/m 15 mm aangegeven
8. Wat is de meest gebruikte tip van een pocketsonde?
a. De ronde, tapstoelopende tip
b. De ronde, rechtlopende tip
c. De vierkante, tapstoelopende tip
d. De vierkante, rechtlopende tip
9. Bij het sonderen van een parodontale laesie richten wij ons op het bepalen van:
a. Pocket diepte en mate van aanhechting
b. Bloeding en mate van aanhechting
c. Pocket diepte en bloeding
d. Pocketdiepte, mate van aanhechting en bloeding
10. Wat zijn retelijsten?
a. Cellen die osteoclasten activeren voor botafbraak