Jurisprudentie
- HR 29 oktober 1969, nr. 16 209, ECLI:NL:HR:1969:AX6849 (Klokkenistenarrest);
Er was een ‘horlogejuwelier’ die ook de torenklok in zijn stad onderhield. Hij werd door de
gemeenteraad benoemd tot ‘klokkenist’ in vaste dienst en kreeg salaris. In de procedure die
hierover gevoerd werd, werd duidelijk dat het salaris onderdeel uitmaakte van zijn winst. Hier
werd duidelijk dat de inkomstenbelasting een eigen beoordelingskader kent waardoor het
mogelijk is de ontvangen vergoeding van de gemeente ingevolge het bepaalde in art. 7 jo. art.
22, eerste lid, aanhef, te herkwalificeren tot winst uit onderneming.
De thans gegeven beslissing komt erop neer dat het winstbegrip zo ruim is dat de inkomsten
uit een dienstbetrekking erin kunnen vallen.
Het betreft een voorrangsregeling in geval van samenloop. Stel iets is IB, WUO en loon voor
de LB, wat is de rangorde? Klokkenistenarrest: eerst WUO, dan pas loon (rangorde in de wet
IB); alsnog verrekening, dus geen nadeel voor de werknemer.
- HR 22 juli 1981, nr. 20 457, ECLI:NL:HR:1981:AW9782;
Inhouden niet afdragen.
Met betrekking tot het achterwege blijven van inhouding van LB door een malafide
inhoudingsplichtige besliste de Hoge Raad dat de goede trouw van de werknemer ten aanzien
van de inhouding van belang was voor de vraag of de inhouding deel uitmaakte van diens
brutoloon.
Slechts de werknemer te goeder trouw wordt geacht zijn LB-schuld te hebben voldaan uit
hoofde waarvan het hem vergund is de ingehouden maar niet afgedragen LB te verrekenen
met zijn aanslag IB.
Is de werknemer echter te kwader trouw dan wordt voor de heffing van IB aangenomen dat
geen LB is ingehouden en zal het nettoloon als een brutobedrag in de IB worden begrepen,
zodat hij daarover alsnog IB verschuldigd is
- HR 24 juni 1992, nr. 28 156, ECLI:NL:HR:1992:ZC5026 (Verduisteringsarrest);
Loon uit dienstbetrekking zijn de voordelen die de werkgever aan de werknemer als zodanig
in welke vorm of onder welke benaming ook verstrekt, zulks ongeacht of de werknemer
daarop recht kon doen gelden. Voordelen die niet door de werkgever zijn verstrekt maar die
de werknemer kon behalen omdat zijn dienstbetrekking hem daartoe in staat stelde behoren
dan ook niet tot het loon, omdat het voordelen betreft waarmee de werkgever niet bekend is.
- HR 6 december 2002, nr. 36 905, ECLI:NL:HR:2002:AE4473 (Coffeeshoparrest);
De nietigheid van een gesloten arbeidsovereenkomst wegens strijd met de goede zeden of de
openbare orde, rechtvaardigt niet de gevolgtrekking dat geen loon is ontvangen in de zin van
de Wet LB. Indien een arbeidsovereenkomst is nageleefd als ware het een rechtsgeldige
overeenkomst, brengen doel en strekking van de wet mee dat deze ook jegens de fiscus de
daaraan normaal verbonden gevolgen heeft. Belanghebbende was dus inhoudingsplichtig
- HR 25 maart 2011, nr. 10/02146, ECLI:NL:HR:2011:BP3887 (Gouden Kooi arrest);
Bij de vraag of iemand recht heeft op een WW-uitkering, moet onder meer worden
onderzocht of iemand ‘in een privaatrechtelijke dienstbetrekking’ heeft gestaan. Hiervoor zijn
de criteria voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst van artikel 7:610 BW van belang:
een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en loon.
Hierbij moet ook gekeken worden naar alle omstandigheden van het geval, dus ook naar de
- HR 29 oktober 1969, nr. 16 209, ECLI:NL:HR:1969:AX6849 (Klokkenistenarrest);
Er was een ‘horlogejuwelier’ die ook de torenklok in zijn stad onderhield. Hij werd door de
gemeenteraad benoemd tot ‘klokkenist’ in vaste dienst en kreeg salaris. In de procedure die
hierover gevoerd werd, werd duidelijk dat het salaris onderdeel uitmaakte van zijn winst. Hier
werd duidelijk dat de inkomstenbelasting een eigen beoordelingskader kent waardoor het
mogelijk is de ontvangen vergoeding van de gemeente ingevolge het bepaalde in art. 7 jo. art.
22, eerste lid, aanhef, te herkwalificeren tot winst uit onderneming.
De thans gegeven beslissing komt erop neer dat het winstbegrip zo ruim is dat de inkomsten
uit een dienstbetrekking erin kunnen vallen.
Het betreft een voorrangsregeling in geval van samenloop. Stel iets is IB, WUO en loon voor
de LB, wat is de rangorde? Klokkenistenarrest: eerst WUO, dan pas loon (rangorde in de wet
IB); alsnog verrekening, dus geen nadeel voor de werknemer.
- HR 22 juli 1981, nr. 20 457, ECLI:NL:HR:1981:AW9782;
Inhouden niet afdragen.
Met betrekking tot het achterwege blijven van inhouding van LB door een malafide
inhoudingsplichtige besliste de Hoge Raad dat de goede trouw van de werknemer ten aanzien
van de inhouding van belang was voor de vraag of de inhouding deel uitmaakte van diens
brutoloon.
Slechts de werknemer te goeder trouw wordt geacht zijn LB-schuld te hebben voldaan uit
hoofde waarvan het hem vergund is de ingehouden maar niet afgedragen LB te verrekenen
met zijn aanslag IB.
Is de werknemer echter te kwader trouw dan wordt voor de heffing van IB aangenomen dat
geen LB is ingehouden en zal het nettoloon als een brutobedrag in de IB worden begrepen,
zodat hij daarover alsnog IB verschuldigd is
- HR 24 juni 1992, nr. 28 156, ECLI:NL:HR:1992:ZC5026 (Verduisteringsarrest);
Loon uit dienstbetrekking zijn de voordelen die de werkgever aan de werknemer als zodanig
in welke vorm of onder welke benaming ook verstrekt, zulks ongeacht of de werknemer
daarop recht kon doen gelden. Voordelen die niet door de werkgever zijn verstrekt maar die
de werknemer kon behalen omdat zijn dienstbetrekking hem daartoe in staat stelde behoren
dan ook niet tot het loon, omdat het voordelen betreft waarmee de werkgever niet bekend is.
- HR 6 december 2002, nr. 36 905, ECLI:NL:HR:2002:AE4473 (Coffeeshoparrest);
De nietigheid van een gesloten arbeidsovereenkomst wegens strijd met de goede zeden of de
openbare orde, rechtvaardigt niet de gevolgtrekking dat geen loon is ontvangen in de zin van
de Wet LB. Indien een arbeidsovereenkomst is nageleefd als ware het een rechtsgeldige
overeenkomst, brengen doel en strekking van de wet mee dat deze ook jegens de fiscus de
daaraan normaal verbonden gevolgen heeft. Belanghebbende was dus inhoudingsplichtig
- HR 25 maart 2011, nr. 10/02146, ECLI:NL:HR:2011:BP3887 (Gouden Kooi arrest);
Bij de vraag of iemand recht heeft op een WW-uitkering, moet onder meer worden
onderzocht of iemand ‘in een privaatrechtelijke dienstbetrekking’ heeft gestaan. Hiervoor zijn
de criteria voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst van artikel 7:610 BW van belang:
een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en loon.
Hierbij moet ook gekeken worden naar alle omstandigheden van het geval, dus ook naar de
