Hofcultuur in de 16e en 17e eeuw (+neo-classicisme in de 18e eeuw)
Renaissance = 1340-1600
Barok = 1600-1700
beeldende kunst renaissance:
renaissance - mythologische verhalen als bron (van vermaak) en allegorieën (symbolen
voor bepaalde begrippen, bijv. liefde of deugd)
- (lijn)perspectief van belang
- proportie-leer: realistische mensfiguren
- compositieschema’s: zoveel mogelijk evenwicht en harmonie d.m.v.
symmetrie
- schetserig, harmoneuze/niet-felle kleuren, kleren uit oudheid
- fresco’s, olieverfschilderingen, beeldhouwtechnieken etc.
barok - in laat-renaissance steeds minder idealistische weergave van figuren,
vooral emoties weergeven → maniërisme: kunstenaar krijgt meer eigen
stijl en stappen af van perfecte verhoudingen = spel van bewegingen en
contrasten…
…barok:
- pracht en praal, laat rijkdom en macht (van de kerk) zien ← ook in NL, gouden
eeuw
- dynamiek
- asymmetrie
- dramatische gebaren en houdingen
- veel kleuren en vormen
- lichtinval → clair obscur
neo-cassicisme neoclassicisme: weer implementeren van klassieke vormen (Versailles), zowel
strenge klassieke stijl als flamboyante vormen en decoraties → op academies
regels vastgelegd vanuit klassieke schilderkunst (zie foto):
- strenge, eenvoudige compositie
- contour/omtreklijn is belangrijk
- reliëf-achtige dieptewerking (uit barok)
- koel, helder kleurgebruik
- klassieke elementen/vormentaal
dans renaissance → barok:
- intermediëen/intermezzi tussen eetpartijen op het hof
- Italië: baletti (figuurdansen), basse danse,
- Italiaanse dansmeesters introduceren hofdans aan het franse hof*
*groepsdans
*(statische) paardansen
*eenvoudige passen en sprongetjes
*nauwelijks lichamelijk contact
*in patronen gedanst = figuurdans
- verhalend
- kunnen dansen was onderdeel van de sprezzatura en hof-etiquetten
(hoveling moest virtuoos en homo universalis zijn)
- dansacademies in frankrijk (voetposities, open houding voor pirouetten
etc.)
- verhalend hofballet (mythologie)
- dans werd autonome kunst
theater renaissance:
- spektakel: intermezzi (theatraal) / intermedi (muzikaal) tussen stukken
, - opera + hofballet = poging klassieke totaaltheater/gesamtkunstwerk te
reconstrueren → integratie van muziek en theater
- italiaanse opera: historische verhalen, ontstond uit behoefte toneel
te verfijnen met tekst
- franse opera: mythologische verhalen
- commedia dell’arte
- drama, tragedie en komedie (klassiek) bloeiden op → niet gecombineerd,
want theatervorm moest puur blijven volgens de klassieke regels
barok:
- welsprekendheid belangrijk aan het hof → gezongen monologen en
dialogen in opera
+ renaissance-kenmerken
muziek renaissance: ~1600
- (kerkelijke cultuur:)
eenstemmige zang wordt polyfonie
- missen (kerk), motetten (geestelijk lied) en madrigalen (wereldlijk/volks
lied)
- cantus firmus = 1 melodie als basis
- tenorstem houdt vast en andere stemmen vlechten eromheen
→ harmonie
- boekdrukkunst zorgt ervoor dat muziek zich niet langer beperkt tot het
hof maar overal wordt gespeeld
- luther/calvijn willen soberheid → sterker accent op het woord in
muziek
barok: 1600~
- prima pratica (regels, tekst<muziek) & seconda pratica (muziek gebruikt
om betekenis van tekst te versterken, tekst>muziek)
- sec. prat. →recitatief = gedeelte in opera waar zingend
gesproken een verhaal wordt vertelt
- dynamische, dramatische expressie: muziek is theatraal en groots van
opzet
- in eerste plaats gebruikt om hartstochten (affecten) zo treffend mogelijk te
weergeven
- affectenleer, expressie in de muziek → emoties worden door de muziek
versterkt
architectuur renaissance:
1 - bewust afstand van gotische kunst
- vondst “de architectura” van Vitruvius (uit oudheid): ware harmonie en
schoonheid lag in menselijke maat →”vitruviaanse man” van Da Vinci
- mens was door God gemaakt en dus een ideaal- beeld
- Renaissance-architect Alberti vond ware harmonie in de natuur en
wiskunde basis-vormen (bol=aarde)
- centraalbouw
- harmonieuze verhoudingen
2 - klassieke bouwelementen (zie foto 1)
- weinig kleur
+ villa’s (als lustoorden), Palladio betrok omgeving van gebouw bij zijn
ontwerp
+ vermaak-functie van tuinen
barok:
- katholicisme
- streven naar evenwicht en harmonie verdwijnt → asymmetrie, beweging,
“onrustig”
- dynamiek, ook in structuren adhv bijv. diepte (zie foto 2)
- veel versieringen = ornamenten
- plastisch (beweeglijk, 3d, reliëf) ipv plat
- klassieke elementen overdreven toegepast