INSPANNINGFYSIOLGIE
HOOFDSTUK 1 BOUW EN FUNCTIE VAN
SKELETSPIEREN
Glad spierweefsel
- Onbewuste spier
- Wanden van de meeste bloedvaten
- Wanden meeste interne organen
Hartspieren
- Alleen in het hart aangetroffen
- Wordt niet bewust door ons gecontroleerd
Skeletspieren:
- Bewuste spier aan of ontspannen
- Meeste zitten aan het skelet vast
DE SKELETSPIEREN
Ontleding spier:
Pees spier epimysium bundel spiervezels spiervezel myofibril
Epimysium: de buitenste bindweefsellaag om een hele spier, die de spier bij elkaar
houdt.
Fasciculus: het bindweefselomhulsel van een bundel spiervezels
Perimysium: de bindweefselschede rond elke bundel spiervezels
Spiervezels: een individuele spiercel
Endomysium: een bindweefsellaag die elke spiervezel bedekt
De spiervezel
Het plasmalemma
Plasmalemma: ander woord voor plasmamembraan dat om een individuele
spiervezel zit.
Sacrolemma: de celmembraan van een spiercel
- Bestaat uit: plasmalemma e basaalmembraan
Aan het eind van elke spier gaat het plasmalemma over in een pees.
- Pezen vezelige bindweefselkoorden die aan het bot vastzitten
Unieke eigenschappen plasmalemma:
- Er is een lichte inkeping te zien bij rust of het samentrekken van de vezels.
Plooien verdwijnen als de vezel wordt uitgetrokken. inkepingen zorgen
ervoor dat het plasmalemma niet wordt beschadigd
- Ook plooien bij de motorische eindplaat vermakkelijkt de transmissie van
het actiepotentiaal van de motorische zenuw naar de spiervezel
- Handhaven van zuur-base-evenwicht & transport van brandstoffen van het
capillaire bloed naar de spiervezel
HOOFDSTUK 1 BOUW EN FUNCTIE VAN
SKELETSPIEREN
Glad spierweefsel
- Onbewuste spier
- Wanden van de meeste bloedvaten
- Wanden meeste interne organen
Hartspieren
- Alleen in het hart aangetroffen
- Wordt niet bewust door ons gecontroleerd
Skeletspieren:
- Bewuste spier aan of ontspannen
- Meeste zitten aan het skelet vast
DE SKELETSPIEREN
Ontleding spier:
Pees spier epimysium bundel spiervezels spiervezel myofibril
Epimysium: de buitenste bindweefsellaag om een hele spier, die de spier bij elkaar
houdt.
Fasciculus: het bindweefselomhulsel van een bundel spiervezels
Perimysium: de bindweefselschede rond elke bundel spiervezels
Spiervezels: een individuele spiercel
Endomysium: een bindweefsellaag die elke spiervezel bedekt
De spiervezel
Het plasmalemma
Plasmalemma: ander woord voor plasmamembraan dat om een individuele
spiervezel zit.
Sacrolemma: de celmembraan van een spiercel
- Bestaat uit: plasmalemma e basaalmembraan
Aan het eind van elke spier gaat het plasmalemma over in een pees.
- Pezen vezelige bindweefselkoorden die aan het bot vastzitten
Unieke eigenschappen plasmalemma:
- Er is een lichte inkeping te zien bij rust of het samentrekken van de vezels.
Plooien verdwijnen als de vezel wordt uitgetrokken. inkepingen zorgen
ervoor dat het plasmalemma niet wordt beschadigd
- Ook plooien bij de motorische eindplaat vermakkelijkt de transmissie van
het actiepotentiaal van de motorische zenuw naar de spiervezel
- Handhaven van zuur-base-evenwicht & transport van brandstoffen van het
capillaire bloed naar de spiervezel