1.1 De aarde als systeem
Plaatsen op aarde worden gevormd door verschillende elementen die elkaar beïnvloeden. Vier zogenoemde ‘sferen’
vormen samen de aarde:
1. De atmosfeer: de luchtlaag rondom de aarde, waarin ook het weer plaatsvindt;
2. De lithosfeer: het buitenste deel van de aardkorst, met het reliëf, de bodem en de ondergrond;
3. De hydrosfeer: al het water op aarde, waaronder het grondwater en land- en drijfijs;
4. De biosfeer: als het leven op aarde, waaronder mensen, planten en dieren.
De vier sferen beïnvloeden elkaar; verschillende kringlopen zijn onderdeel van dit systeem.
De waterkringloop en de gesteentekringloop bevinden zich geheel in de hydrosfeer en de lithosfeer.
Koolstof verplaatst zich gedurende de koolstofkringloop tussen verschillende sferen: planten, onderdeel van
de biosfeer, nemen koolstof op uit de atmosfeer en zetten dit om in suikers.
Fossiele planten vormen uiteindelijk steenkool (lithosfeer), en de koolstofdioxide komt na verbranding weer in de
atmosfeer terecht.
Aarde: beslaat onze planeet ne de fysieke kenmerken ervan.
Wereld: het geheel van mensen en samenlevingen.
1.2 Plaatsbepaling op aarde
Om de ligging van een plek op aarde aan te geven, kun je gebruikmaken van de relatieve ligging of absolute ligging.
- Relatieve ligging: de locatie t.o.v. andere gebieden.
- Absolute ligging: de geografische coördinaten worden gebruikt om de ligging t.o.v. de evenaar en de
nulmeridiaan aan te geven.
De evenaar ligt precies tussen de noordpool en de zuidpool en verdeelt de aarde in een noordelijk en een zuidelijk
halfrond.
De horizontale lijnen op een kaart of globe heten breedtegraden of parallellen; op elk halfrond zijn er 90
breedtegraden.
De noordpool ligt op 90° NB en de zuidpool op 90° ZB; lage breedte is dichtbij evenaar en hoge bij np/zp.
Om aan te geven hoe oostelijk of westelijk een plaats ligt (de lengteligging), wordt aangegeven waar deze zicht
bevindt t.o.v. de nulmeridiaan.
Er zijn 190 meridianen die ten oosten van de nulmeridiaan liggen , op het oostelijk halfrond, met als
afkorting OL. Ten westen liggen ook 18- meridianen, met als afkorting WL.
Om de ligging preciezer te kunnen uitdrukken, worden de graden verdeeld in zestig minuten en wordt elke minuut
weer verdeeld in zestig seconden.
De absolute afstand is de hemelsbreedte afstand en dus onveranderlijk; de relatieve afstand kan worden uitgedrukt
in tijd of geld of de daadwerkelijk afgelegde afstand.
1.3 De aarde in het zonnestelsel
De aarde is een planeet: een hemellichaam dat draait rond een ster (zon), een hete gasbol op een afstand van 150
miljoen kilometer.
De zond, de acht planeten die daaromheen draaien en de ruim zeventig manen die ronde de planeten draaien,
vormen samen het zonnestelsel. Verschillende manieren waarop bewegingen zonnestelsel op aarde merkbaar zijn:
- De aarde draait in een etmaal een rondje rond haar eigen as (aardrotatie); verschil dag en nacht.
Vanaf noordpool gezien tegen de klok in, daarom zon op in het oosten en onder in het westen.
Alle tijdzones 15 lengtegraden breed (tweemaal 180° in 24 uur).
- De aarde draait in een jaar een cirkel rond de zon (aardbaan); aardas staat echter een beetje scheef.
De hellingshoek is 23,5°; daardoor vallen de zonnestralen niet altijd loodrecht op de evenaar, maar de
helft van het jaar ten noorden ervan en de overige zes maanden ten zuiden ervan.
De loodrechte stand van de zon beweegt zich tussen de Kreeftkeerkring op 23,5° NB (in juni) en de Steenbokskeerkring op
23,5° ZB (in december). Ook sprake van midzomernacht (21 juni) en poolnacht (21 december) op noordpool, andersom zuid.
Plaatsen op aarde worden gevormd door verschillende elementen die elkaar beïnvloeden. Vier zogenoemde ‘sferen’
vormen samen de aarde:
1. De atmosfeer: de luchtlaag rondom de aarde, waarin ook het weer plaatsvindt;
2. De lithosfeer: het buitenste deel van de aardkorst, met het reliëf, de bodem en de ondergrond;
3. De hydrosfeer: al het water op aarde, waaronder het grondwater en land- en drijfijs;
4. De biosfeer: als het leven op aarde, waaronder mensen, planten en dieren.
De vier sferen beïnvloeden elkaar; verschillende kringlopen zijn onderdeel van dit systeem.
De waterkringloop en de gesteentekringloop bevinden zich geheel in de hydrosfeer en de lithosfeer.
Koolstof verplaatst zich gedurende de koolstofkringloop tussen verschillende sferen: planten, onderdeel van
de biosfeer, nemen koolstof op uit de atmosfeer en zetten dit om in suikers.
Fossiele planten vormen uiteindelijk steenkool (lithosfeer), en de koolstofdioxide komt na verbranding weer in de
atmosfeer terecht.
Aarde: beslaat onze planeet ne de fysieke kenmerken ervan.
Wereld: het geheel van mensen en samenlevingen.
1.2 Plaatsbepaling op aarde
Om de ligging van een plek op aarde aan te geven, kun je gebruikmaken van de relatieve ligging of absolute ligging.
- Relatieve ligging: de locatie t.o.v. andere gebieden.
- Absolute ligging: de geografische coördinaten worden gebruikt om de ligging t.o.v. de evenaar en de
nulmeridiaan aan te geven.
De evenaar ligt precies tussen de noordpool en de zuidpool en verdeelt de aarde in een noordelijk en een zuidelijk
halfrond.
De horizontale lijnen op een kaart of globe heten breedtegraden of parallellen; op elk halfrond zijn er 90
breedtegraden.
De noordpool ligt op 90° NB en de zuidpool op 90° ZB; lage breedte is dichtbij evenaar en hoge bij np/zp.
Om aan te geven hoe oostelijk of westelijk een plaats ligt (de lengteligging), wordt aangegeven waar deze zicht
bevindt t.o.v. de nulmeridiaan.
Er zijn 190 meridianen die ten oosten van de nulmeridiaan liggen , op het oostelijk halfrond, met als
afkorting OL. Ten westen liggen ook 18- meridianen, met als afkorting WL.
Om de ligging preciezer te kunnen uitdrukken, worden de graden verdeeld in zestig minuten en wordt elke minuut
weer verdeeld in zestig seconden.
De absolute afstand is de hemelsbreedte afstand en dus onveranderlijk; de relatieve afstand kan worden uitgedrukt
in tijd of geld of de daadwerkelijk afgelegde afstand.
1.3 De aarde in het zonnestelsel
De aarde is een planeet: een hemellichaam dat draait rond een ster (zon), een hete gasbol op een afstand van 150
miljoen kilometer.
De zond, de acht planeten die daaromheen draaien en de ruim zeventig manen die ronde de planeten draaien,
vormen samen het zonnestelsel. Verschillende manieren waarop bewegingen zonnestelsel op aarde merkbaar zijn:
- De aarde draait in een etmaal een rondje rond haar eigen as (aardrotatie); verschil dag en nacht.
Vanaf noordpool gezien tegen de klok in, daarom zon op in het oosten en onder in het westen.
Alle tijdzones 15 lengtegraden breed (tweemaal 180° in 24 uur).
- De aarde draait in een jaar een cirkel rond de zon (aardbaan); aardas staat echter een beetje scheef.
De hellingshoek is 23,5°; daardoor vallen de zonnestralen niet altijd loodrecht op de evenaar, maar de
helft van het jaar ten noorden ervan en de overige zes maanden ten zuiden ervan.
De loodrechte stand van de zon beweegt zich tussen de Kreeftkeerkring op 23,5° NB (in juni) en de Steenbokskeerkring op
23,5° ZB (in december). Ook sprake van midzomernacht (21 juni) en poolnacht (21 december) op noordpool, andersom zuid.