Stappenplannen:
Algemeen: Arrestanalyse Zie Studentwiki
1. Relevante feiten
2. Rechtsvraag
3. Rechtsgang (rechtbank, hof (verweren/reactie), middelen van cassatie,
conclusie AG, overweging HR de HR bepaalt in r.o. … “…”. De HR zegt
dus…)
4. Evaluatie (theorie, toepassing, conclusie de stelling is dus …)
Week 1: Is er sprake van een rechtmatige opsporingsmethoden? (Art. 3
Politiewet)
Stap 1: Kijk eerst naar de feiten en omstandigheden
Stap 2:
a. Is er een expliciete grondslag voor het dwangmiddel? (art. 126g,126m,
126n Sv)
b. Is er geen expliciete grondslag? Ga naar artikel 3. Politiewet
Stap 3: Toets de twee criteria toetsing (integriteit en beheersbaarheid)
Stap 4: Gebruik hiervoor de drie hulpcriteria (+ benoem dat deze criteria
voortvloeien uit HR Stille SMS 2.4
1. Duur
2. Intensiteit
3. Frequentie
Stap 5: Geef een conclusie
- Grote inbreuk op grondrecht
- Rechtmatig of onrechtmatig
- Politiewet wel of niet toepassen
Conclusie: Er is een beperkte inbreuk gemaakt op het grondrecht, waarbij er gebruik
is gemaakt van een rechtmatige opsporingsmethoden die niet zeer risicovol is voor
de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing en die gestoeld kan worden op
grondslag van artikel 3 Politiewet
Week 2: Verdachtenbegrip uitwerken (art. 27 lid 1 Sv)
Art. 27 lid 1 Sv: “Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen,
aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk
vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit”
3 hulpcriteria:
- Degene te wiens aanzien individualiseerbaar
- Uit feiten en omstandigheden objectiveerbaarheid
- Redelijk vermoeden van schuld objectiveerbaar
- Aan een strafbaar feit concretiseerbaar
Objectiveerbaar:
Stel jezelf de vraag: kan een derde op basis van dezelfde informatie tot dezelfde
conclusie komen? Hierbij ook meenemen:
Feiten van algemene bekendheid (bv rood stoplicht dus stoppen)
Ambtshalve kennis van opsporingsambtenaren (HR Zeedijk)
, Week 2: Rechtmatige aanhouding
1. Er moet sprake zijn van een verdachte in de zin van artikel 27 lid 1 Sv
2. De verdachte moet worden verdacht van een strafbaar feit waarvoor
voorlopige hechtenis is toegelaten
3. De aanhouding moet zijn verricht door een bevoegd persoon (art. 54 Sv lid 3)
*Bij heterdaad benoem art. 128 Sv
Week 2: Is een bepaald dwangmiddel rechtmatig?
1) Wat zijn de feiten en omstandigheden? welke leiden wel/niet tot verdenking
+ is er wel/niet sprake van heterdaad? (art. 128 Sv)
2) Is er een specifieke grondslag (HR Bloedproef) artikel benoemen
3) Toetsing van de vereisten van het dwangmiddel (5 W’s)
- Incl. uitwerken van verdachtenbegrip van art. 27 lid 1 Sv
- Evt. incl. uitwerking van verdachtenbegrip én aanhouding van art. 27 jo. 53//54
Sv
4) Toetsing aan beginselen van een behoorlijke procesorde (HR Braak bij
binnentreden) proportionaliteit/subsidiariteit
5) Conclusie
De 5 W’s Wat willen we horen?
Wat? Van welk dwangmiddel + grondslag
wordt gebruikt (artikel)
Wie? Wie is de bevoegde autoriteit
Tegen wie? Veelal de verdachte art. 27 lid 1 Sv
Waartoe? Welk doel wordt gediend met dit
dwangmiddel
Wanneer? Mag dit dwangmiddel altijd of bij een
select aantal delicten worden ingezet
Extra vereisten? Denk aan termijnen, besloten plaatsen,
personen van zelfde geslacht,
papierwerk, etc.
Het beslissingsschema
van de arkelen 348 en
350 Sv
De beraadslaging naar
aanleiding van een
strafzaak die ter
Algemeen: Arrestanalyse Zie Studentwiki
1. Relevante feiten
2. Rechtsvraag
3. Rechtsgang (rechtbank, hof (verweren/reactie), middelen van cassatie,
conclusie AG, overweging HR de HR bepaalt in r.o. … “…”. De HR zegt
dus…)
4. Evaluatie (theorie, toepassing, conclusie de stelling is dus …)
Week 1: Is er sprake van een rechtmatige opsporingsmethoden? (Art. 3
Politiewet)
Stap 1: Kijk eerst naar de feiten en omstandigheden
Stap 2:
a. Is er een expliciete grondslag voor het dwangmiddel? (art. 126g,126m,
126n Sv)
b. Is er geen expliciete grondslag? Ga naar artikel 3. Politiewet
Stap 3: Toets de twee criteria toetsing (integriteit en beheersbaarheid)
Stap 4: Gebruik hiervoor de drie hulpcriteria (+ benoem dat deze criteria
voortvloeien uit HR Stille SMS 2.4
1. Duur
2. Intensiteit
3. Frequentie
Stap 5: Geef een conclusie
- Grote inbreuk op grondrecht
- Rechtmatig of onrechtmatig
- Politiewet wel of niet toepassen
Conclusie: Er is een beperkte inbreuk gemaakt op het grondrecht, waarbij er gebruik
is gemaakt van een rechtmatige opsporingsmethoden die niet zeer risicovol is voor
de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing en die gestoeld kan worden op
grondslag van artikel 3 Politiewet
Week 2: Verdachtenbegrip uitwerken (art. 27 lid 1 Sv)
Art. 27 lid 1 Sv: “Als verdachte wordt voordat de vervolging is aangevangen,
aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk
vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit”
3 hulpcriteria:
- Degene te wiens aanzien individualiseerbaar
- Uit feiten en omstandigheden objectiveerbaarheid
- Redelijk vermoeden van schuld objectiveerbaar
- Aan een strafbaar feit concretiseerbaar
Objectiveerbaar:
Stel jezelf de vraag: kan een derde op basis van dezelfde informatie tot dezelfde
conclusie komen? Hierbij ook meenemen:
Feiten van algemene bekendheid (bv rood stoplicht dus stoppen)
Ambtshalve kennis van opsporingsambtenaren (HR Zeedijk)
, Week 2: Rechtmatige aanhouding
1. Er moet sprake zijn van een verdachte in de zin van artikel 27 lid 1 Sv
2. De verdachte moet worden verdacht van een strafbaar feit waarvoor
voorlopige hechtenis is toegelaten
3. De aanhouding moet zijn verricht door een bevoegd persoon (art. 54 Sv lid 3)
*Bij heterdaad benoem art. 128 Sv
Week 2: Is een bepaald dwangmiddel rechtmatig?
1) Wat zijn de feiten en omstandigheden? welke leiden wel/niet tot verdenking
+ is er wel/niet sprake van heterdaad? (art. 128 Sv)
2) Is er een specifieke grondslag (HR Bloedproef) artikel benoemen
3) Toetsing van de vereisten van het dwangmiddel (5 W’s)
- Incl. uitwerken van verdachtenbegrip van art. 27 lid 1 Sv
- Evt. incl. uitwerking van verdachtenbegrip én aanhouding van art. 27 jo. 53//54
Sv
4) Toetsing aan beginselen van een behoorlijke procesorde (HR Braak bij
binnentreden) proportionaliteit/subsidiariteit
5) Conclusie
De 5 W’s Wat willen we horen?
Wat? Van welk dwangmiddel + grondslag
wordt gebruikt (artikel)
Wie? Wie is de bevoegde autoriteit
Tegen wie? Veelal de verdachte art. 27 lid 1 Sv
Waartoe? Welk doel wordt gediend met dit
dwangmiddel
Wanneer? Mag dit dwangmiddel altijd of bij een
select aantal delicten worden ingezet
Extra vereisten? Denk aan termijnen, besloten plaatsen,
personen van zelfde geslacht,
papierwerk, etc.
Het beslissingsschema
van de arkelen 348 en
350 Sv
De beraadslaging naar
aanleiding van een
strafzaak die ter