Leerpakket 5 AFP
Werkgroep 1 Aantekeningen
(Colon)carcinoom
Een carcinoom ontstaat wanneer in bepaald weefselcellen gaan woekeren doordat de
normale celdeling verstoord wordt: de cellen vormen zo uiteindelijk een gezwel
(neoplasma=nieuwvorming).
- Ribosoom = eiwitsynthese
- Kern = regelt alles, bevat DNA
- Endoplasmatisch reticulum = transport
- Mitochondrium = energie
- Golgi-apparaat = opslag en omzetting
- Lymosoom = vertering, ruimt op
Functie kern
Kern (nucleus, celkern) is het grootste organel van de cel en stuurt alle
stofwisselingsactiviteiten (o. a. eiwitsynthese) in de cel aan. De celkern bevat bovendien de
erfelijke eigenschappen van het individu.
, Celdeling wordt voorafgegaan door kerndeling
- Celdeling begint met kerndeling, dus 46 chromosomen vermenigvuldigen zich
uiteindelijk naar 2 cellen met 26 chromosomen.
- Duurt 1 tot 2 uur
- Bij jonge mensen is de productie van nieuwe cellen groter dan de afbraak. Bij
volwassen zijn de productie en afbraak van cellen vrijwel gelijk.
DNA
Desoxyribonucleïnezuur, afgekort als DNA (Engels: Deoxyribonucleic acid, in het Engels
zonder s), is een biochemisch macromolecuul dat fungeert als belangrijke drager van
erfelijke informatie in alle bekende organismen, maar ook in virussen (met uitzondering van
RNA-virussen).
RNA
Ribonucleïnezuur, vaak afgekort als RNA, is een biologisch macromolecuul dat essentieel is
voor de regeling van cellulaire processen in alle bekende levensvormen. RNA lijkt qua
chemische structuur sterk op DNA en net als DNA is RNA opgebouwd uit een lange keten van
nucleotiden.
RNA is een afkorting welke staat voor ‘ribonucleic acid’. Het lijkt erg DNA, maar er zijn wel
verschillen. Ten eerste bevatten de nucleotiden in RNA een ribose-suikergroep, in
tegenstelling tot de deoxyribose-suikergroep in DNA. Daarnaast bevat RNA wel de
nucleotiden A, C en G, maar geen thymine (T). In plaats daarvan vind je in RNA de nucleotide
uracil (U). Verder is RNA meestal enkelstrengs, terwijl DNA dubbelstreng is.
GENEN
Een gen is in de biologie een discrete eenheid van erfelijke materiaal, waarmee organismen
erfelijk eigenschappen doorgeven aan hun nageslacht. Een stukje DNA dat de code van een
eiwit bevat, heet een gen. Genen zijn onderdeel van chromosomen en bestaan uit stukken
DNA. Alle genen samen bepalen het functioneren van de cellen waaruit het organisme is
opgebouwd.
Mitose
- Celdeling
- Geeft dus groei
- In DNA in de kern ligt bepaald hoe
- Start met kerndeling
- Ook het afsterven van cellen ligt in DNA bepaald
(levensduur)
Werkgroep 1 Aantekeningen
(Colon)carcinoom
Een carcinoom ontstaat wanneer in bepaald weefselcellen gaan woekeren doordat de
normale celdeling verstoord wordt: de cellen vormen zo uiteindelijk een gezwel
(neoplasma=nieuwvorming).
- Ribosoom = eiwitsynthese
- Kern = regelt alles, bevat DNA
- Endoplasmatisch reticulum = transport
- Mitochondrium = energie
- Golgi-apparaat = opslag en omzetting
- Lymosoom = vertering, ruimt op
Functie kern
Kern (nucleus, celkern) is het grootste organel van de cel en stuurt alle
stofwisselingsactiviteiten (o. a. eiwitsynthese) in de cel aan. De celkern bevat bovendien de
erfelijke eigenschappen van het individu.
, Celdeling wordt voorafgegaan door kerndeling
- Celdeling begint met kerndeling, dus 46 chromosomen vermenigvuldigen zich
uiteindelijk naar 2 cellen met 26 chromosomen.
- Duurt 1 tot 2 uur
- Bij jonge mensen is de productie van nieuwe cellen groter dan de afbraak. Bij
volwassen zijn de productie en afbraak van cellen vrijwel gelijk.
DNA
Desoxyribonucleïnezuur, afgekort als DNA (Engels: Deoxyribonucleic acid, in het Engels
zonder s), is een biochemisch macromolecuul dat fungeert als belangrijke drager van
erfelijke informatie in alle bekende organismen, maar ook in virussen (met uitzondering van
RNA-virussen).
RNA
Ribonucleïnezuur, vaak afgekort als RNA, is een biologisch macromolecuul dat essentieel is
voor de regeling van cellulaire processen in alle bekende levensvormen. RNA lijkt qua
chemische structuur sterk op DNA en net als DNA is RNA opgebouwd uit een lange keten van
nucleotiden.
RNA is een afkorting welke staat voor ‘ribonucleic acid’. Het lijkt erg DNA, maar er zijn wel
verschillen. Ten eerste bevatten de nucleotiden in RNA een ribose-suikergroep, in
tegenstelling tot de deoxyribose-suikergroep in DNA. Daarnaast bevat RNA wel de
nucleotiden A, C en G, maar geen thymine (T). In plaats daarvan vind je in RNA de nucleotide
uracil (U). Verder is RNA meestal enkelstrengs, terwijl DNA dubbelstreng is.
GENEN
Een gen is in de biologie een discrete eenheid van erfelijke materiaal, waarmee organismen
erfelijk eigenschappen doorgeven aan hun nageslacht. Een stukje DNA dat de code van een
eiwit bevat, heet een gen. Genen zijn onderdeel van chromosomen en bestaan uit stukken
DNA. Alle genen samen bepalen het functioneren van de cellen waaruit het organisme is
opgebouwd.
Mitose
- Celdeling
- Geeft dus groei
- In DNA in de kern ligt bepaald hoe
- Start met kerndeling
- Ook het afsterven van cellen ligt in DNA bepaald
(levensduur)